De rechter kan op grond van artikel 5.201 (nieuw BW (1244 oud BW) onder strikte voorwaarden betalingsuitstel verlenen met inachtneming van de toestand der partijen met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.201. Respijttermijn
De rechter kan, niettegenstaande ieder andersluidend beding, met inachtneming van de toestand van de partijen, gebruik makend van deze bevoegdheid met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten, gematigd uitstel verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen, ook wanneer de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis.”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek).
Art. 5.201 (nieuw) BW herneemt de bewoording van artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek, met betrekking tot de respijttermijn. Die kan slechts worden toegekend indien de schuldenaar ongelukkig en te goeder trouw is.
Aangezien deze bepaling voorkomt in het algemeen regime van de verbintenis, lijdt het voortaan geen twijfel meer dat de respijttermijn ook ten goede kan komen aan schuldenaars van niet-contractuele verbintenissen. Dat was reeds de opvatting die, ondanks een arrest van het Hof van Cassatie (Cass. 13 september 1977, Pas. 1978, I, p. 41, noot F.D.), overheerste in de rechtsleer.
Het artikel 5 201 doet geen afbreuk aan bepaalde bijzondere regimes waarvoor de wetgever het toekennen van respijttermijnen verbiedt (schulden uit hoofde van onderhoudsuitkeringen, wisselbrieven, fiscale schulden...).