Een onderzoeksmaatregel die niet voldoet een substantiële vormvereiste kan uit het dossier worden geweerd.
Wanneer een rechtbank een dergelijke onderzoeksmaatregel uit het dossier weert, is de rechter verplicht artikel 32 van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering toe te passen en aldus na te zien of het onregelmatig verkregen bewijselement vormvoorwaarden heeft geschonden die op straffe van nietigheid werden voorgeschreven of indien de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast of indien het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces.
Zo stelt artikel 88 bis van het wetboek van strafvordering dat de onderzoeksrechter, wanneer dat noodzakelijk is om de waarheid aan de dag te brengen, tot het doen opsporen van de oproepgegevens van telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar wordt of werd opgeroepen of tot het lokaliseren van de oorsprong op de bestemming van de telecommunicatie kan overgaan.
Artikel 88 bis § 1, 3de lid van het wetboek van strafvordering stelt dat de rechter die beslist over te gaan tot het doen opsporen of lokaliseren van telecommunicatie, een met reden omkleed bevelschrift dient te geven met vermelding van de feitelijke omstandigheden van de zaak die de maatregelen wettigen.
De onderzoeksrechter dient de periode te bepalen waarbinnen de telefoontap kan gebeuren.
Nu is het mogelijk dat er een telefoontap heeft plaatsgevonden voor of na deze tijdstippen waardoor de rechtbank zou kunnen oordelen dat deze onderzoeksmaatregel uit het dossier dient geweerd te worden.
Dit is evenwel slechts mogelijk na toepassing van de Antigoontoets zoals voorzien in artikel 32 van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering (zie Cass. 28.05.2014, RABG 2015/1,pagina 36 met noot van V. Vereecke, artikel 32 voorafgaande titel wetboek strafvordering regelt de procedurele nietigheid, RABG 2015/1, pagina 38).