Een uitdrukkelijk ontbindend beding maakt de ontbinding van de overeenkomst afhankelijk van een toerekenbare niet-nakoming door een van de contractpartijen en geeft de beslissing daarover volledig in handen van de wederpartij, die de overeenkomst ontbonden kan verklaren zonder vooraf een beroep te doen op de rechter. Een verkoopcommissie-affiliatie kan een uitdrukkelijk ontbindend beding bevatten, in welk geval de gemeenrechtelijke regels van toepassing zijn.
Wanneer de voorwaarden van een uitdrukkelijk ontbindend beding niet vervuld zijn, wordt de overeenkomst niet ontbonden, zodat zij in de regel effect blijft sorteren met de zekerheden die de uitvoering ervan waarborgen. In dat geval is de beslissing van de contractpartij om de overeenkomst te ontbinden foutief en kan zij aansprakelijk worden gesteld voor de daarvoor veroorzaakte schade.
Een uitdrukkelijk ontbindend beding, zelfs al voldoet het aan alle geldigheidsvoorwaarden sluit een gerechtelijke controle a posteriori niet uit. De rechter kan dus na de eenzijdige ontbinding van de overeenkomst op basis van een uitdrukkelijk ontbindend beding gevat worden mbt de wijze van uitoefening van de eenzijdige ontbindingsbeslissing, die niet mag gebeuren in strijd met de vereisten van goede trouw, dan wel geen kennelijk onredelijk karakter heeft.
De redelijkheid van de ontbindingsbeslissing kan derhalve worden getoetst aan de omstandigheden waarin zij werd uitgeoefend, waarbij de tijdens de duur van de overeenkomst aangenomen houding een rol kan spelen.
Een uitdrukkelijk ontbindend beding dient zeer strikt worden geïnterpreteerd.
Art. 5.92 NBW . “Ontbinding door de inwerkingstelling van een ontbindend beding
Het ontbindend beding verleent de schuldeiser het recht om het contract te ontbinden zonder voorafgaande tussenkomst van de rechter wanneer de schuldenaar een van zijn verbintenissen niet nakomt.
De schuldeiser stelt het beding in werking door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar. Die vermeldt de tekortkomingen die hem worden verweten.”
Art. 5.94 NBW . “Onregelmatige of abusieve buitengerechtelijke ontbinding
De kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ontbindt, is onwerkzaam indien niet voldaan is aan de vereisten van de ontbinding of indien de ontbinding abusief is”.
Bij betwisting van de buitengerechtelijke ontbinding heeft de schuldenaar steeds de mogelijkheid om zich te wenden tot de rechter, die dan een dubbele controle a posteriori zal kunnen uitoefenen. De rechter kan immers controleren of de inwerkingstelling van het ontbindend beding regelmatig is en of de ontbinding rechtmatig is, of zij met andere woorden conform de vereisten van de goede trouw is en dus geen inbreuk vormt op het verbod op rechtsmisbruik. Hij beschikt daarentegen niet meer over de bevoegdheid om een laatste uitvoeringstermijn toe te kennen aan de schuldenaar.
De controle van de formele regelmatigheid van de ontbinding heeft betrekking op de geldigheid van het beding en de naleving van de toepassingsvoorwaarden ervan (zoals de vereiste van een schriftelijke kennisgeving en de motivering ervan, de aanwezigheid van een aan de schuldenaar toerekenbare tekortkoming, de vereiste van een aanmaning wanneer de schuldeiser daarvan niet is vrijgesteld). De schuldeiser die beslist het contract te ontbinden terwijl het ontbindend beding wettelijk verboden is of wanneer hij de toepassingsvoorwaarden ervan niet in acht neemt, begaat een fout omdat hij zonder beslissingsbevoegdheid heeft gehandeld
De controle van de rechtmatigheid van de ontbinding geeft de rechter de gelegenheid om na te gaan of de toepassing van het ontbindend beding in de gegeven omstandigheden niet voortkwam uit een rechtsmisbruik. Een ontbinding kan als abusief worden beschouwd wanneer de ten laste gelegde tekortkoming miniem is en het beding in zeer algemene zin geformuleerd is, doelend op “de gevallen van tekortkoming”, zonder verdere preciseringen of wanneer vaststaat dat de schuldenaar een redelijk aanbod heeft gedaan om daaraan te verhelpen maar de schuldeiser dat voorstel verworpen heeft zonder gegronde reden.
Op die manier kan de ernst van de contractuele tekortkomingen naderhand onderworpen worden aan een marginale toetsing die rekening houdt met de concrete omstandigheden van de zaak. Het Hof van Cassatie heeft die mogelijkheid voor de feitenrechter om a posteriori na te gaan of de inwerkingstelling van het ontbindend beding geen rechtsmisbruik inhoudt, bekrachtigd (Cass. 9 maart 2009, Pas., 2009, 689, concl. op tegenspraak: Genicot, Arr. Cass., 2009, blz. 762, R.G.D.C., 2010, blz. 130, noot J.-F. Germain en J.T., 2009, 392; Cass. 8 februari 2010, Pas., 2010, 402 en T.B.O., 2011, 163; Cass. 5 december 2014, AR C.14 0061.N. (impl.) en . Antwerpen, 29 juni 2007, R.W., 2009-10, 105, noot J. De Coninck; Rb. Gent, 13 januari 2009, R.W., 2009-10, 114).
Hiernavolgend artikel 5.94 NBW bepaalt dat, in het geval van een onregelmatige of van een abusieve buitengerechtelijke ontbinding, de verklaring van de schuldeiser onwerkzaam is.KPC
Een vergelijkbare sanctie kan worden overwogen voor het geval waarin de inwerkingstelling van het ontbindend beding rechtsmisbruik uitmaakt, vermits het Hof van Cassatie van oordeel is dat het herstel ervan erin kan bestaan de schuldeiser het recht te ontzeggen om zich op het beding te beroepen (Cass. 8 februari 2001, Pas., 2001, 244, Arr. Cass., 2001, 245, R.W., 2001-02, 778, noot A. Van Oevelen; Cass., 1 oktober 2010, Pas., 2010, 2470, R.W., 2011-12, 142, noot S. Jansen en S. Stijns, R.G.D.C./T.B.B.R.,2012, 387, noot P. Bazier. Bv. Antwerpen 29 juni 2007, R.W., 2009-10, 105, noot J. De Coninck).
De rechtsleer schaart zich achter deze wijze van sanctionering van het rechtsmisbruik, in het bijzonder in het geval van misbruik bij de toepassing van een uitdrukkelijk ontbindend beding.
Aldus sanctioneert de rechter het precieze gebruik dat gemaakt wordt van het ontbindend beding in de gegeven omstandigheden, maar zonder nietigverklaring of verbeuring van het beding, dat niet uit het contract verdwijnt. Ingeval van een tekortkoming naderhand van de schuldenaar, zal de schuldeiser (onder voorbehoud van rechtsmisbruik) opnieuw een beroep kunnen doen op het ontbindend beding.