Wat is een tussenvonnis
Soms velt de rechtbank niet onmiddellijk een eindvonnis (een eindbeslissing) maar een tussenvonnis alvorens recht te doen. Dit betekent dat de rechtbank oordeelt dat er nog niet onmiddellijk een uitspraak kan gedaan worden. In dit geval zal de rechtbank aanduiden wat haar verwachtingen zijn van de partijen.
Zo kan de rechtbank verder verduidelijking vragen, verdere bewijsstukken vragen of eventueel een bepaalde partij toelaten tot een bepaald bewijsmiddel zoals het getuigenbewijs. In afwachting van het eindvonnis kan de rechtbank dan wel een aantal voorlopige beslissingen nemen, onder meer middels een provisioneel vonnis.
Uw advocaat zal aan de hand van deze vragen de zaak verder in staat stellen. Dit wil zeggen ervoor zorgen dat ze verder door de rechtbank kan behandeld worden.
Wat is een provisioneel vonnis:
Een provisioneel vonnis is een voorlopige uitspraak van de rechtbank waarin de toestand van de partijen voorlopig wordt geregeld in afwachting van de definitieve uitspraak (het eindvonnis).
Wat is een vonnis alvorens recht te doen
Alvorens recht te doen, kan de rechter, in elke stand van de rechtspleging, een voorafgaande maatregel bevelen om de vordering te onderzoeken of een tussengeschil te regelen dat betrekking heeft op een dergelijke maatregel, dan wel de toestand van de partijen voorlopig te regelen. De meest gerede partij kan hiertoe de zaak in elke stand van het geding voor de rechter brengen bij eenvoudig schriftelijk verzoek neergelegd ter of toegezonden aan de griffie; de griffier roept de partijen en, in voorkomend geval, hun advocaat op bij gewone brief of, ingeval de partij verstek heeft laten gaan op de inleidingszitting en geen advocaat heeft, bij gerechtsbrief.
Toepassing in de praktijk
Een tussenvonnis is aldus een eindvonnis in de zin van artikel 1050, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek wanneer de eerste rechter in dat tussenvonnis een eindbeslissing neemt over de toelaatbaarheid en de gegrondheid van de eis
Wanneer de rechter in hoger beroep, na het hoger beroep gegrond te hebben verklaard, het beroepen vonnis tenietdoet, wijzigt of hervormt en zelf uitspraak doet over het geschil, mag hij de zaak niet naar de eerste rechter verwijzen wanneer hij vervolgens zelf een onderzoeksmaatregel beveelt, ook al is die dezelfde als deze die bevolen werd door het beroepen vonnis
Dit verbod om terug te verwijzen, geldt ook wanneer de appelrechter een geschilpunt dat niet de grondslag vormt van de bevestigde onderzoeksmaatregel, anders beoordeelt dan de eerste rechter. Het hof mag deze zaak dus niet terug naar de eerste rechter verwijzen en het geschil zal verder door dit hof beslecht moeten worden.
Een reeds voor de eerste rechter bevolen onderzoeksmaatregel, waaraan partijen werden. uitgenodigd deel te nemen, doet geen afbreuk aan de rechten van verdediging van die partijen, wanneer zij later in tussenkomst worden gedagvaard, aangezien alle expertiseverrichtingen die reeds uitgevoerd zouden zijn, tegensprekelijk kunnen worden overgedaan in aanwezigheid in hun aanwezigheid zodat de expertise volledig tegensprekelijk gevoerd kan worden ten aanzien van alle betrokken partijen.
De tekst van artikel 19 van het gerechtelijk wetboek:
Art. 19.Het vonnis is een eindvonnis in zover daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt uitgeput is, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald.
[1 De rechter die zijn rechtsmacht over een geschilpunt heeft uitgeput, kan ter zake niet meer worden geadieerd, behoudens de bij dit Wetboek bepaalde uitzonderingen.]1
(Alvorens recht te doen, kan de rechter, in elke stand van de rechtspleging, een voorafgaande maatregel bevelen om de vordering te onderzoeken of een tussengeschil te regelen dat betrekking heeft op een dergelijke maatregel, dan wel de toestand van de partijen voorlopig te regelen. De meest gerede partij kan hiertoe de zaak in elke stand van het geding voor de rechter brengen bij eenvoudig schriftelijk verzoek neergelegd ter of toegezonden aan de griffie [2 in zoveel exemplaren als er partijen in het geding zijn, vermeerderd met één]2; de griffier roept de partijen en, in voorkomend geval, hun advocaat op bij gewone brief of, ingeval de partij verstek heeft laten gaan op de inleidingszitting en geen advocaat heeft, bij gerechtsbrief.) [2 Bij deze oproeping wordt een exemplaar van het verzoek gevoegd.]2 <W 2007-04-26/71, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
----------
(1)<W 2014-02-28/25, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 03-02-2014>
(2)<W 2017-07-06/24, art. 128, 020; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Artikel 19 Gerechtelijk Wetboek kan aangewend worden voor:
Dringende maatregelen te bekomen tijdens de procedure
Voorlopige (daarom niet dringende) maatregelen te bekomen tijdens de procedure
Bewarende maatregelen te horen opleggen tijdens de procedure
Onderzoeksmaatregelen of onderzoeksdaden te horen bevelen
Tussengeschillen met betrekking tot onderzoeksmaatregelen te horen beslechten
Zonder reeds ten gronde te statueren kan de rechter reeds een maatregel bevelen. Hierbij onderzoekt de rechter of het in de stand waarin de rechtspleging zich bevindt, om proceseconomische redenen raadzaam is om de gevraagde maatregel te bevelen vooraleer het debat ten gronde wordt gevoerd. Excepties van ontoelaatbaarheid dienen door de rechtbank echter wel steeds te worden beoordeeld alvorens de onderzoeksmaatregel te bevelen, behalve als de maatregel betrekking heeft op het vervuld zijn van de aangevoerde ontvankelijkheidsvoorwaarde.
Onderscheid tussen beslissingen alvorens recht te doen en eindbeslissingen.
Art. 19 Gerechtelijk wetboek maakt het duidelijke onderscheid onderscheid tussen een «eindbeslissing» en een «beslissing alvorens recht te doen».
Hierbij primeert de aard van de beslissing boven het feit of er over de genomen beslissing een betwisting bestond.
Eindbeslissingen veronderstellen dat de rechter een tussen de partijen omstreden aspect - hetzij van procedurele, hetzij van materieelrechtelijke aard - van de voor hem aanhangig gemaakte vordering ten gronde definitief beslecht.
In tegenstelling tot eindbeslissingen zijn beslissingen alvorens recht te doen voorbereidende of voorlopige beslissingen. Dit zijn de beslissingen die in artikel 19, derde lid Ger.W. gedefinieerd zijn, ongeacht of tussen de partijen, voorafgaand aan en omtrent die beslissing al dan niet een betwisting. De beslissingen alvorens recht te doen krachtens artikel 1050, tweede lid Ger.W., zijn niet vatbaar voor onmiddellijk hoger beroep (tenzij de rechter anders bepaalt) en evenmin zijn ze vatbaar voor onmiddellijk cassatieberoep.
Geen hoger beroep mogelijk tegen een beslissing om de toestand van de partijen voorlopig te regelen, zonder daarbij een beslissing te nemen over de ontvankelijkheid of de grond van de vordering (na het sleutelarrest van 11 juni 2021 van het Hof van Cassatie
De rechter die een voorafgaande maatregel beveelt om de toestand van de partijen voorlopig te regelen, zonder daarbij een beslissing te nemen over de ontvankelijkheid of de grond van de vordering, neemt een beslissing alvorens recht te doen waartegen geen onmiddellijk hoger beroep openstaat, ook al bestond over die maatregel tussen de partijen betwisting en hebben zij hierover het debat gevoerd.
zie Hof van Cassatie-verenigde kamers, AR nr. C.17.0412.N- 11 juni 2021, RW 2021-2022, 505, met noot M. Potter de ten Broeck en C. Van Severen Eerherstel voor de beslissing alvorens recht te doen (met bespreking van de voorafgaande en tegenstrijdige arresten van het Hof van Cassatie.