Tontines worden vaak afgesloten tussen samenwonende partners. Dit kunnen ook twee broers zijn of een vader en dochter, een moeder en zoon, …
Het gebeurt meer dan eens dat deze samenwonende partners die een tontine hebben afgesloten in ruzie vallen. Dit niet in het minst wanneer één van hen een relatie aangaat met een andere persoon en die dan in de woning brengt.
De vraag die zich dan onmiddellijk stelt is wat zijn de rechten van de partijen in dit geval. In de rechtsleer werd reeds gesteld dat de rechter in een dergelijk geval het exclusief genot van het goed aan één van de deelgenoten kan toekennen in geval de rechter een fout van één van hen kan vaststellen. In dit geval wordt dan het goed ter beschikking gesteld van de andere deelgenoot met een compenserende genotvergoeding.
Dezelfde rechtsleer stelt dat wanneer een deelgenoot op eigen initiatief het onroerend goed zou verlaten, zonder hiertoe gedwongen te worden, er geen vergoeding zou verschuldigd zijn.
In een arrest van het Hof van Cassatie van 19.09.2011, RABG, 2012/5, 315 wordt het recht op een genotsvergoeding evenwel erkend ook voor diegene die het onroerend goed heeft verlaten zonder dat er sprake is van schuld bij de andere deelgenoten.
Er kan zich een vraag stellen naar het belang van de discussie nu het toch meer dan redelijk zou zijn dat een tontine gewoonweg kan ontbonden worden net zoals elke onverdeeldheid.
Het probleem is echter dat een belangrijke strekking in de rechtsleer en in de rechtspraak stelt dat deelgenoten van een tontine de uitonverdeeldheidtreding niet kunnen vorderen, behoudens indien partijen anders zijn overeengekomen.
Toch is er een andere strekking die stelt dat een tontine wel degelijk kan ontbonden worden wanneer de onderliggende beweegreden van de tontine, met name de wil tot samenwonen heeft opgehouden te bestaan.
Maar deze redenering botst met de rechtsregel die stelt dat de oorzaak dient beoordeeld te worden op het ogenblik van de totstandkoming van de overeenkomst en waarbij de latere verdwijning van de oorzaak geen enkel gevolg heeft op de geldigheid van de rechtshandeling (cassatie 12.12.2008).
Samengevat kan men stellen dat men zeer voorzichtig dient om te springen met de rechtsfiguur van de tontine en deze zeer zorgvuldig dient op te stellen waarbij modaliteiten dienen voorzien te worden wanneer er onmin ontstaat tussen partijen.
Bovendien dient men zich de vraag te stellen of een beding van aanwas in heel wat gevallen geen betere keuze is nu volgens sommige auteurs de tontine een volledig verouderd instrument geworden is.