De vermogensrechtelijke verhouding tussen partijen wordt bij de vereffening-verdeling geregeld met terugwerkende kracht tot de datum van de instelling van de vordering echtscheiding.
Wanneer er meerdere vorderingen tot echtscheiding werden gesteld werkt zij terug tot op de datum van de instelling van de eerste vordering, ongeacht of zij werd toegewezen of niet (art. 1278, tweede lid, Ger. W). Doch hierbij wordt geen rekening gehouden met vorderingen waarvan uitdrukkelijk, zuiver en onvoorwaardelijk afstand werd gedaan.
Aan deze voorwaarde is (of blijft) voldaan, zolang geen afstand van geding van de eerste vordering is vastgesteld, geen verzoening bij gerechtelijke beslissing werd vastgesteld of de eerste procedure niet formeel tot een einde is gekomen (bijvoorbeeld door de afwijzing van de echtscheidingseis). Het gegeven dat een volledig nieuwe echtscheidingsprocedure werd opgestart, met een afzonderlijk nieuw AR-nummer, staat de toepassing van artikel 1278, tweede lid, Ger. W niet in de weg, evenmin als het feit dat geen van de echtgenoten niet de samenvoeging van de beide procedures heeft gevraagd of geen conversie heeft gevorderd van de eerste procedure naar een procedure op andere gronden.
In geval van gerechtelijke verdeling beslist de rechtbank over alle geschillen die bij haar aanhangig worden gemaakt, met dien verstande evenwel dat zij de oplossing kan uitstellen tot het vonnis van homologatie is gewezen. De rechtbank kan zich anderzijds ook in de eindfase, ter gelegenheid van de homologatieprocedure, over de betwistingen uitspreken
Het Hof van Cassatie heeft beslist dat de notaris- vereffenaar alle essentiële geschillen die rijzen in de loop van de procedure en die de verdeling beletten, op eigen initiatief, zonder dat de partijen hem hierom verzoeken, aanhangig kan maken bij de rechtbank
Hij doet dit rechtsgeldig in de vorm van de neerlegging ter griffie van een tussentijds proces-verbaal van beweringen en zwarigheden waaromtrent hij zijn oordeel heeft gegeven
Overeenkomstig art. 1278, tweede lid, Ger. W. werkt het vonnis of arrest waarbij de echtscheiding werd uitgesproken ten aanzien van de echtgenoten, wat hun goederen betreft, terug tot op de dag waarop de vordering is ingesteld, en wanneer er meer dan één vordering is, tot op de dag waarop de eerste is ingesteld, ongeacht of zij werd toegewezen of niet.
Ratio legis van de regeling voor het geval er verschillende echtscheidingsvorderingen zijn ingesteld, is dat vanaf de datum van de inleiding van de eerste echtscheidingseis tussen de echtgenoten een klimaat heerst van vermogensrechtelijke «verdenking», en dat vanaf dat ogenblik de echtelijke verstandhouding (animus societatis) in verband met de goederen ontbreek.