Beroepstermijn 1 maand te rekenen vanaf de betekening van het vonnis op straffe van verval. Een in maanden bepaalde termijn wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste. De termijn wordt gerekend van middernacht tot middernacht. Hij wordt gerekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis welke hem doet ingaan en omvat alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen.
De termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden zijn krachtens artikel 860, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven op straffe van verval. De vervaldag is in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Behoudens enkele uitzonderingen bedraagt de termijn om hoger beroep in te stellen 1 maand te rekenen vanaf de betekening van het vonnis op straffe van verval. Een in maanden bepaalde termijn wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste. De termijn wordt gerekend van middernacht tot middernacht. Hij wordt gerekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis welke hem doet ingaan en omvat alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen.
De termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden zijn krachtens artikel 860, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven op straffe van verval. De vervaldag is in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Er kan zonder probleem reeds beroep worden aangetekend voorafgaand aan de betekening. Hij die beroep wenst aan te tekenen dient niet te wachten op de betekening.
Het hoger beroep is ingesteld op de datum van de indiening van het verzoekschrift.
Opgelet in strafzaken en in een aantal uitzonderlijke andere gevallen loopt de beroepstermijn vanaf de uitspraak.
Bij vorderingen opgesomd in artikel 1253 quater gerechtelijk wetboek (zijnde de vorderingen gegrond zijn op de artikelen 214, 215, 216, 221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en 1469 van het Burgerlijk Wetboek) begint de termijn van hoger beroep te lopen een maand na de kennisgeving. Doordat de beroepstermijn loopt vanaf de betekening behoudens de bij wet bepaalde uitzonderingen, dienen deze uitzonderingen die de termijn doet lopen vanaf de kennisgeving strikt geïnterpreteerd, daar zij een afwijking uitmaken van de algemene regels van het gerechtelijk wetboek en een beperking van rechten inhouden.
Aldus kan onder meer gesteld worden dat deze uitzondering niet geldt voor de procedures gevoerd conform art. 203 BW, daar deze bepaling niet opgenomen is in de opsomming van art. 1253 quater. Over art 1253 quater is er ook een arrest van het Arbitragehof 13/2001 van 14 februari 2001 (B.S. 28 maart 2001), stellende dat art. 1253 quater d) van het gerechtelijk wetboek artikel 10 en 11 van de grondwet schendt omdat het de verlenging van de termijn tijdens de gerechtelijke vakantie niet toestaat. Zie ook Grondwettelijk Hof 76/2008 van 8 mei 2008, B.S. 19 juni 2008.
Beroepstermijn in jeugdzaken
hoger beroep en verzet in jeugdzaken
Beroepstermijn in faillissementszaken: 15 dagen
De termijn van vijftien dagen voor het instellen van hoger beroep tegen ieder vonnis dat ter zake van faillissement wordt gewezen, is van toepassing op ieder vonnis dat uitspraak doet over vorderingen en geschillen rechtstreeks ontstaan uit faillissementen en waarvan de gegevens voor de oplossing zich bevinden in het bijzonder recht dat het stelsel van het faillissement beheerst, maar niet op vonnissen die, al was het gedeeltelijk, uitspraak doen over betwistingen die hoofdzakelijk gegrond zijn op een andere oorzaak dan het faillissement, zodat zij geen enkel juridisch gevolg heeft op de oplossing van het geschil (art. 465, lid 1 Faillissementswet).
De termijn om hoger beroep in te stellen tegen een vonnis waarin uitspraak wordt gedaan over een betwisting m.b.t. de opname van een schuldvordering in het passief van een faillissement, die hoofdzakelijk gegrond is op een oorzaak buiten de staat van faillissement en accessoir steunt op de staat van faillissement, is de gewone termijn van 1 maand en niet de buitengewone termijn van 15 dagen (art. 1051, 1e lid Ger. W.; art. 485 Faill. W.). (Cass. 25 mei 1978, Arr. Cass. 1978, 1130).
Indien de termijn van hoger beroep of verzet voorzien [ in de artikelen 1048 en 1051 en 1253quater, c) en d) ] binnen de gerechtelijke vakantie begint te lopen en ook verstrijkt wordt hij verlengd tot de vijftiende dag van het nieuw gerechtelijk jaar (art. 50 Ger. W.)
Hoger beroep tegen een beschikking van in familie zaken onder grond van artikel 214, 215, 216, 221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en 1468 van het Burgerlijk Wetboek :
1 maand vanaf de kennisgeving en dus niet vanaf de betekening
Art. 1253quater.Gerechtelijk Wetboek <W 14-7-1976, art. 29> [2 Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 1253ter/4 en 1253ter/7, wanneer de vorderingen gegrond zijn op de artikelen 214, 215, 216, 221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en [4 1468]4 van het Burgerlijk Wetboek :]2
a) [2 de rechtbank doet de partijen oproepen en verwijst de partijen, in voorkomend geval, naar de kamers voor minnelijke schikking overeenkomstig artikel [3 1253ter/1, § 3, tweede lid]3;]2
b) [2 de griffier geeft aan de beide echtgenoten kennis van de beschikking;]2
c) kan, indien de beschikking bij verstek is gewezen, de partij die niet verschenen is, [1 binnen een maand na de kennisgeving bij gerechtsbrief ]1 verzet doen bij verzoekschrift ingediend ter griffie van de rechtbank;
d) is de beschikking vatbaar voor hoger beroep ongeacht het bedrag van de eis : hoger beroep wordt ingesteld [1 binnen een maand na de kennisgeving bij gerechtsbrief]1;
e) kan elk der echtgenoten te allen tijde in dezelfde vorm wijziging of intrekking vorderen van de beschikking of het arrest.
Hoger beroep tegen een vonnis inzake collectieve schuldenregeling:
de termijn om hoger beroep in te stellen tegen een vonnis inzake een procedure collectieve schuldenregeling bedraagt 1 maand na de kennisgeving aan de partijen en dus niet van de betekening.
Hoger beroep tegen het vonnis inzake de gerechtelijke reorganisatie: artikel 29 WCO en tegen de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder in dezelfde procedure.
binnen de acht dagen na kennisgeving van het vonnis
Beroepstermijn in bepaalde arbeids- en sociale zaken:
De artikelen 24, § 3, van de Wet Organisatie Bedrijfsleven en 79, § 3, van de Welzijnswet Werknemers bepalen dat de Koning kan bepalen binnen welke termijn hoger beroep kan worden aangetekend met betrekking tot de geschillen over de toepassing van de wetgeving betreffende de ondernemingsraden en de veiligheidscomités.
Die termijn bedraagt vijftien dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van het vonnis.
Deze verkorte termijn is uitsluitend toepasselijk op het hoger beroep dat uitdrukkelijk door de Koning wordt toegelaten, met name het hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbanken betreffende een verzoek tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de verkiezingen of van een beslissing tot stopzetting van de procedure, of een verzoek tot verbetering van de verkiezingsuitslagen of tegen de aanduiding van de werkgeversafvaardiging.
De artikelen 24, § 2, tweede lid, van de Wet Organisatie Bedrijfsleven en 79, § 2, tweede lid, van de Welzijnswet Werknemers bepalen uitdrukkelijk dat de termijnen van deze procedure ressorteren onder de artikelen 52 en 53 van het Gerechtelijk Wetboek. De dag waarop het verzoekschrift per aangetekende brief wordt verzonden of waarop het verzoekschrift ter griffie wordt neergelegd, moet uiterlijk samenvallen met de laatste dag van deze termijn.
Tegen het eindvonnis van de arbeidsrechtbank in een procedure tot ontslag van een (kandidaat-)personeelsafgevaardigde kan hoger beroep worden aangetekend binnen tien werkdagen vanaf de betekening. Dezelfde berekeningsregels voor de termijn als die van toepassing zijn voor de dagvaardingstermijn zijn hier van kracht, zodat de term werkdagen moet worden begrepen in de gebruikelijke arbeidsrechtelijke betekenis van die term.
Werkdagen zijn dan alle dagen van de week, zon- en feestdagen uitgezonderd, ongeacht de arbeidsregeling van de onderneming of van de werknemer. Tenzij deze een feestdag is, dient de zaterdag dus als werkdag te worden beschouwd.
Het Hof van Cassatie heeft beslist dat de bepalingen van artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek toepasselijk zijn op de termijn van tien werkdagen, en dit op grond van artikel 48 van het Gerechtelijk Wetboek dat het verrichten van proceshandelingen doet ressorteren onder de gemeenrechtelijke regels inzake termijnen en van artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek dat de regels van het Gerechtelijk Wetboek toepasselijk maakt op alle rechtsplegingen. Geen enkele wet noch enig rechtsbeginsel verhindert immers de toepassing van artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek op voormelde termijn van tien werkdagen.
Artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de vervaldag in de termijn begrepen is, maar dat deze verplaatst wordt naar de eerstvolgende werkdag, als die dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag is, moet de vervaldag dus verplaatst worden naar de eerstvolgende werkdag.
Ook artikel 52 van het Gerechtelijk Wetboek is niet onverenigbaar met de termijn van tien werkdagen, en dit op grond van artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek, tenzij in zoverre artikel 52, voor de berekening van de termijn, rekening houdt met de zondagen en de wettelijke feestdagen.
De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen die hun oorzaak vinden in Titel V betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden en de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep van de Wet van 4 augustus 1978 tot Economische Heroriëntering en in haar uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de toegang tot het onderwijs in de beroepsopleiding verstrekt door het openbaar of privaat onderwijs.
Artikel 134 van die wet organiseert voor de betwistingen inzake de toegang tot een beroepsopleiding een verkorte en vereenvoudigde gerechtelijke procedure voor de arbeidsgerechten. Op grond van die wetsbepaling kan de benadeelde opkomen tegen de beslissingen van een inrichtende macht, een directeur van een gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of van eender wie zich, op welk niveau ook, bezighoudt met de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding, het leerlingenwezen, de voortgezette opleiding, de bij- en omscholing, de sociale promotie, alsook tegen al wie op deze gebieden informatie of publiciteit verspreidt. Tegen deze vonnissen kan hoger beroep worden ingesteld binnen acht werkdagen na de kennisgeving van het vonnis aan de partijen bij gerechtsbrief.
Vanaf wanneer begint de beroepstermijn te lopen
Tegen een vonnis kan hoger beroep worden ingesteld zodra het is uitgesproken, zelfs al betreft het een beslissing alvorens recht te doen of een verstekvonnis.
Men dient dus niet te wachten tot de beroepstermijn aanvangt (bv. door de betekening af te wachten) om hoger beroep in te stellen.
Behoudens indien de wet het anders bepaalt, begint de termijn voor hoger beroep te lopen bij de betekening van de beslissing aan de persoon of aan de woonplaats, of, in voorkomend geval, vanaf de afgifte of het achterlaten van het afschrift.
Voor hen die in België noch woonplaats, noch verblijfplaats, noch gekozen woonplaats hebben en ingeval de kennisgeving niet aan de persoon is gedaan, begint de termijn te lopen bij de afgifte van een afschrift van het exploot aan de post of, in voorkomend geval, aan de procureur des Konings.
Op de regel dat de termijn om hoger beroep in te stellen begint vanaf de betekening van het vonnis en dit zowel ten aanzien van de partij aan wie het vonnis wordt betekend als ten aanzien van de partij die het vonnis heeft doen betekenen, bestaan evenwel een aantal uitzonderingen.
Hierbij kan vooreerst verwezen worden naar de regels mbt het hoger beroep en verzet in jeugdzaken en naar het hoger beroep tegen een beschikking van de vrederechter op grond van artikel 223 BW waarbij de termijn loopt vanaf de kennisgeving (zie hoger)
Voor de arbeidszaken die op limitatieve wijze worden opgesomd bij artikel 704, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek begint de beroepstermijn te lopen vanaf de kennisgeving van het vonnis door de griffier aan de partijen. De bedoeling van de wetgever was in deze hoofdzakelijk socialezekerheidszaken het formalisme van de proceshandelingen te beperken, met doel het afdwingen van socialezekerheidsrechten voor de sociaal verzekerden te vereenvoudigen.
Incidenteel beroep
Ingevolge Potpourri VI leest art. 1054 Gerechtelijk wetboek als volgt:
De gedaagde in hoger beroep kan te allen tijde incidenteel beroep instellen tegen alle partijen die in het geding zijn voor de rechter in hoger beroep, zelfs indien hij het vonnis zonder voorbehoud heeft betekend of er vó6r de betekening in berust heeft.
Het incidenteel beroep wordt alleen toegelaten indien het wordt ingesteld in de eerste conclusie van de gedaagde in hoger beroep na het hoofdberoep of incidenteel beroep dat tegen hem is ingesteld.
Het incidenteel beroep kan echter niet worden toegelaten wanneer het hoofdberoep nietig of laattijdig wordt verklaard.
De mogelijkheid die vroeger bestond om te allen tijde incidenteel beroep aan te tekenen vervalt door Potpourri VI
Een rechtsmiddelentermijn verjaart niet met toepassing van artikel 2262bis, § 1, oud BW.
Overeenkomstig artikel 2219 oud Burgerlijk Wetboek is verjaring een middel om, door verloop van een zekere tijd en onder de voorwaarden die de wet bepaalt, iets te verkrijgen of van een verbintenis bevrijd te worden. Het instellen van een rechtsmiddel beantwoordt niet aan dit begrip. Artikel 2262bis, § 1 oud Burgerlijk Wetboek heeft betrekking op de verjaring en is niet van toepassing op de termijnen om een rechtsmiddel in te stellen.
Artikel 1054, 1ste lid Gerechtelijk Wetboek, zoals van toepassing voor de wijziging bij wet van 25 mei 2018, bepaalt dat de gedaagde in hoger beroep te allen tijde incidenteel beroep kan instellen tegen alle partijen die in het geding zijn voor de rechter in hoger beroep, zelfs indien hij het vonnis zonder voorbehoud heeft betekend of er voor de betekening in heeft berust.
Uit die bepaling alsook uit de afwezigheid van een wettelijke bepaling die voorziet in een maximale termijn om incidenteel beroep aan te tekenen, volgt dat incidenteel beroep mogelijk is onbeperkt in de tijd en tot aan het sluiten van de debatten.