Een synecdoche (Grieks συν-εκδοχฮฎ, iets wat samen met iets anders wordt verstaan) is een stijlfiguur waarbij een klein deel en een groter geheel met elkaar in een (beperkend of uitbreiden) verband worden gebracht.
De twee tegengestelde vormen van de synecdoche:
1. Het deel dat een een groter geheel aanduidt (Pars pro toto).
"Pars pro toto" is de Latijnse uitdrukking die betekent "deel voor het geheel".
"deel (pars) van het geheel (toto, ablatief van totum = geheel)".
De term wordt gebruikt ter vereenvoudigde aanduiding van een een soort synecdoche, zijnde een stijlfiguur waarbij een gedeelte van een object wordt vermeld als aanduiding van het geheel.
voorbeelden:
• meer blauw op straat
• Engeland terwijl het Verenigd Koningkrijk bedoeld wordt
• een bemanning van 100 koppen (hier staat het hoofd, de kop voor het geheel van de mens).
• Hoe zal Brussel reageren? (Hier staat Brussel voor Europa). Vaak worden hoofdsteden gebruikt ter aanduiding van een land.
• "De koning" staat vaak als aanduiding van de uitvoerende macht.
• "Het hof" betekent letterlijk (slechts het) ommuurd koertje als aanduiding van een paleis of hogere rechtbank
• "de balie" betekent de bank waarop advocaten pleiten als aanduiding van de organisatie van advocaten.
Een pars pro toto dient als een hyponiem begrepen te worden.
Een hyponiem is een woord waarvan de betekenis volledig wordt gedekt door een ander woord met een doorgaans ruimere betekenis.
De term komt van het Oudgrieks แฝ‘πฯ, hupo, "onder" en แฝνυμα, onuma, "naam", dat "onder(liggende) naam" betekent.
Het tegenovergestelde van een hyponiem is een hyperoniem: deze term wordt gebruikt als een woord juist een ruimere betekenis heeft dan een ander woord.
voorbeeld:
Echtgenoot is een hyponiem van man.
Rood, wit en blauw zijn hyponiemen van kleur.
De wet is een hyponiem van recht
2. Het groter geheel dat een deel aan aanduidt. (totum pro parte)
vb. in mei 1940 vielen de Duitsers binnen in Belgie en Nederland (niet alle Duitsers vielen binnen)
vb. "de wet stelt", "de rechtspraak stelt", de rechtsleer stelt", "het recht stelt" staat noot voor alle wetgeving, alle rechtspraak, alle rechtsleer, alle recht.
De synecdoche is dan weer een vorm van Metonymie of naamsverwisseling (< Grieks μετωνυμฮฏα, metonumía < μετฮฌ, "samen met", en แฝνแฟ μα, "naam"). Dit is een vorm van beeldspraak waarbij datgene wat feitelijk bedoeld wordt (de referent) indirect wordt aangeduid met een (dankzij een onderlinge contiguïteitsrelatie) nauw verbonden begrip. Anders dan bij een metafoor, gebeurt het samen laten vallen van beeld en bijbehorende referent niet op grond van een cognitief ervaren overeenkomst, maar op grond van een werkelijk bestaande, fysieke relatie.
Het gebruik van metonymieën en metaforen heeft over het algemeen polysemie tot gevolg. Een oude term wordt immers in een nieuwe betekenis gebruikt. In termen van de betekenisleer komt het erop neer dat het semantisch veld wordt verbreed, doordat er nieuwe sememen (betekenisnuances) aan het semantisch veld worden toegevoegd.
De meest gebruikte metonymieën in het Nederlands zijn:
• Synecdoche
a. de pars pro toto
b. het totum pro parte
• het abstractum pro concreto
vb. het kantoor gaat een dagje uit
• het concretum pro abstracto
vb. een goede boterham verdienen
• de relatie merknaam-product of bedrijfsnaam-product
vb. aspirine
vb. pamper
• de relatie maker-gemaakte:
vb. wij hebben een Picasso
vb. Dit staat zoi geschreven in de Van Dale
• de relatie plaats-product (geoniem of toponiem in plaats van product)
vb. een glaasje bordeaux
vb. een Oudenaardse (bruine)
Metonymie kent verschillende specifieke toepassingen, bijvoorbeeld in de cognitieve taalkunde. Hier kan metonymie bijvoorbeeld de vorm hebben van het identificeren van iets gecompliceerds aan de hand van één enkel kenmerk. Dit is tevens een van de basiskenmerken van cognitie; iets wat snel in het oog springt of gemakkelijk te identificeren is, wordt gebruikt als basis om het grotere geheel waar het bijhoort of deel van uitmaakt te identificeren. Metonymie hangt daarnaast samen met andere rudimentaire cognitieve processen, verschijnselen en objecten die aan taalgebruik ten grondslag liggen, zoals de associatie van "zweet" en "zweten" met "zwaar werk".