Strafbare poging bestaat, wanneer het voornemen om een misdaad of een wanbedrijf te plegen zich geopenbaard heeft door uitwendige daden die een begin van uitvoering van die misdaad of dat wanbedrijf uitmaken.
Indien deze daden alleen ten gevolge van omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de dader, zijn gestaakt of hun uitwerking hebben gemist, blijft er sprake van strafbare poging.
Er is strafbare poging wanneer de dader niet spontaan en uit eigen beweging een einde maakt aan de uitwendige daden die een begin van uitvoering van de misdaad of wanbedrijf uitmaken, maar ten gevolge van een externe gebeurtenis, zoals de reactie van het slachtoffer of een psychologische beïnvloeding; de rechter stelt onaantastbaar vast of het begin van uitvoering wordt gestaakt door omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de dader en het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgtrekkingen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen (Zie A. De Nauw, Inleiding tot het Algemeen Strafrecht, 3e editie, nrs 133 ev.).
De strafbare poging vereist derhalve een begin van uitvoering van het misdrijf, maar niet dat het wezenlijk bestanddeel van de misdaad of van het wanbedrijf zelf reeds een aanvang heeft genomen.
Er is begin van uitvoering van een misdaad of een wanbedrijf zodra de dader de middelen aanwendt die hij zich heeft verschaft en die hij heeft klaargelegd en in gereedheid gezet om zijn misdadig voornemen ten uitvoer te brengen. Het begin van uitvoering staat in een noodzakelijk verband met het misdadig opzet van de dader en kan slechts worden verklaard uit diens wil om een welbepaald misdrijf te plegen dat rechtstreeks en onmiddellijk wordt beoogd door de gestelde daden. Een daad die geen enkele twijfel laat bestaan over de bedoeling van de dader kan dus het begin van uitvoering uitmaken dat de strafbare poging kenmerkt.
De rechter oordeelt onaantastbaar of er een begin van uitvoering is geweest. Het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen.
De in art. 51 Sw. bedoelde strafbare poging vereist een begin van uitvoering van het misdrijf, maar niet dat het wezenlijk bestanddeel van de misdaad of van het wanbedrijf zelf reeds een aanvang heeft genomen. Er is een begin van uitvoering van een misdaad of wanbedrijf zodra de dader de middelen aanwendt die hij zich heeft verschaft en die hij heeft klaargelegd en in gereedheid gezet om zijn misdadig voornemen ten uitvoer te brengen. Het begin van uitvoering staat in een noodzakelijk verband met het misdadig opzet van de dader en kan slechts worden verklaard uit diens wil om een welbepaald misdrijf te plegen dat rechtstreeks en onmiddellijk wordt beoogd door de gestelde daden. Een daad die geen enkel twijfel laat bestaan over de bedoeling van de dader kan aldus het begin van uitvoering uitmaken dat de strafbare poging kenmerkt.