Stilzwijgende verlenging van de handelshuur
Meer dan eens gebeurt het dat een huurder na afloop van een handelshuurcontract, de huurceel blijft betrekken. Deze situatie dient zich niet alleen voor bij het beëindigen van de handelshuur maar ook in de gevallen waarin de handelshuurder vergeten is om op regelmatige wijze de handelshuurhernieuwing aan te vragen.
Wanneer de verhuurder in een dergelijk geval zonder enige tegenspraak gedurende een langere periode de huurder in het pand laat en zonder enig voorbehoud ook huurgelden aanvaardt, kan geargumenteerd worden dat er een nieuwe stilzwijgende handelshuur is ontstaan.
Wanneer echter de verhuurder kan aantonen dat een en ander een loutere gedoogzaamheid betreft waarbij hij de huurder uit welwillendheid nog enkele maanden in het pand heeft gelaten (bijvoorbeeld voor een periode van 6 maanden) waarbij de huurder aldus een laatste termijn werd verleend om het goed te verlaten, dan wel andere daden heeft gesteld waaruit ontegensprekelijk de wil van de verhuurder vast staat om de huur te beëindigen (zoals een oproeping in minnelijke schikking) kan er geen sprake zijn van een nieuw stilzwijgend mondeling handelshuurcontract.
Het louter blijven ontvangen van huurgelden zonder voorbehoud volstaat ter zake niet omdat deze betalingen ook kunnen aanzien worden als een loutere bezettingsvergoeding in plaats van een huurvergoeding.
De stilzwijgende huurverlenging, wordt geregeld in artikel 14, derde lid Handelshuurwet. Deze bepaling stelt:
"Indien de van het recht op hernieuwing vervallen huurder, na het eindigen van de huur in het bezit van het verhuurde goed gelaten wordt, komt een nieuwe huur van onbepaalde duur tot stand, die de verhuurder zal kunnen beëindigen mits hij ze ten minste achttien maanden vooraf opzegt, onverminderd het recht van de huurder om hernieuwing te vragen.
Vanaf de aanvang der achttiende maand vóór het eindigen van de lopende huur, moet de huurder, overeenkomstig de gebruiken, de mogelijke gegadigden toelaten tot het bezichtigen van het goed."
Anders dan voor de verhuurder voorziet artikel 14 van de handelshuurwet geen bijzondere opzeggingsmogelijkheid voor de huurder.
Het hof van Cassatie oordeelde in een arrest van 28 april 2011 dat de overeenkomst opzegbaar is overeenkomstig de bepalingen van het gemeen huurrecht waarbij de huurder ten allen tijde kan opzeggen met een opzeggingstermijn van één maand (artikel 1736 BW).