Krachtens art. 3, § 1, derde en vierde lid Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden mag de werkgever, bij ontstentenis van een beslissing van het paritair orgaan binnen de vastgestelde termijn over het bestaan van de economische of technische redenen waarvoor hij tot ontslag wil overgaan en alvorens de arbeidsgerechten het bestaan van de economische of technische redenen erkend hebben, een beschermde werknemer enkel ontslaan in geval van sluiting van de onderneming of van een afdeling van de onderneming.
Een afdeling van een onderneming in de zin van deze bepalingen is een onderdeel van de onderneming dat een zekere samenhang vertoont en zich onderscheidt van de rest van de onderneming door een eigen technische autonomie, een onderscheiden en duurzame activiteit en eigen personeel.
Toepassing werknemers waren tewerkgesteld in de technische dienst die instond voor het onderhoud en de kleine herstellingen van de werkgever, in een hotel. Die dienst had een eigen directeur, organisatie en personeel, aparte lokalen, specifiek en onderscheiden materieel en werktuigen. Het Arbeidshof te Brussel besliste bij arrest van 23 mei 2011 dat “de werknemers die men besliste te ontslaan [...] tot dezelfde beroepscategorie behoorden, een specifiek werk uitvoerden [...] binnen een ploeg die een onderscheiden entiteit vormde van de rest van de onderneming en technisch onafhankelijk was”. Het voegde eraan toe dat “het niet uitmaakt dat de activiteiten van de technische dienst verbonden waren met de activiteiten van de onderneming”.
Het hof van Cassatie oordeelde in haar arrest van 3 december 2012, RW 2013-201, 1056 dat op grond van die redenen heeft het arrest wettig beslist heeft dat de dienst waartoe de eisers behoorden, een afdeling van de onderneming uitmaakt in de zin van voormeld art.3, § 1, derde en vierde lid.
Het arrest voegde eraan toe:
"Overeenkomstig art. 1, § 2, 6o Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden wordt voor de toepassing van die wet de sluiting van een afdeling van de onderneming gedefinieerd als de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van die afdeling.
Het arrest stelt vast dat de technische dienst waartoe de eisers behoorden niet meer bestaat, dat de in die dienst tewerkgestelde werknemers ontslagen werden, dat de onderhouds- en herstellingsprestaties die nodig zijn voor de exploitatie van de onderneming van de verweerster niet aan één onderaannemer zijn toevertrouwd, maar aan een reeks gespecialiseerde aannemers al naargelang hun aard en specificiteit, en besluit dat “de activiteit [...] uitgeoefend door de afdeling waartoe de eisers behoorden heeft opgehouden te bestaan”.
Het arrest heeft kunnen beslissen dat die omstandigheden een sluiting van de afdeling van de onderneming vormden in de zin van voormelde art. 1, § 2, 6o en art. 3, § 1, derde en vierde lid."