Schuldvernieuwing is een contract waarbij een verbintenis wordt tenietgedaan en vervangen door een nieuwe verbintenis.
Ze kan plaatsvinden door vervanging van een verbintenis tussen dezelfde partijen, door verandering van schuldenaar of door verandering van schuldeiser.
De bedoeling om de verbintenis te vernieuwen wordt niet vermoed.
De
schuldvernieuwing of novatie betekent dat dat een verbintenis uitdooft omdat zij door een nieuwe verbintenis wordt vervangen. Alle rechten en verplichtingen verbonden aan de oude verbintenis verdwijnen hierdoor, zo ook alle aanhorige verbintenissen en worden door de schuldvernieuwing of novatie vervangen door een nieuwe verbintenis
De novatie is aldus een in-de-plaatsstelling van een nieuwe verbintenis voor een oude, die daardoor vernietigd wordt, van een nieuwe schuldenaar voor een oude, die daardoor ontslagen wordt, of van een nieuwe schuldeiser, waardoor de schuldenaar tegenover de oude ontslagen wordt.
Schuldhernieuwing veronderstelt:
- een eerste geldige, een lopende verbintenis
- een nieuwe geldige verbintenis
- een nieuw bestanddeel (verandering schuldeiser, schuldenaar, voorwerp of oorzaak of toevoeging of weglating van modaliteiten)
- de bedoeling te noveren, dit is de wil om de eerste verbintenis af te schaffen en door een nieuwe te vervangen. Zonder die wil zou de nieuwe verbintenis zich bij de eerste voegen en zouden dus twee verbintenissen bestaan in plaats van één.
Overeenkomstig artikel oud 1273 B.W.(5.245 en volgende (nieuw) BW) wordt schuldvernieuwing niet vermoed. De wil om ze tot stand te brengen, de zgn. animus novandi, moet duidelijk blijken uit de handeling.
Het bewijs van de animus novandi vereist geen uitdrukkelijke wilsuiting nu een schuldvernieuwing ook stilzwijgend kan tot stand komen op voorwaarde dat vaststaat dat partijen schuldvernieuwing beoogden.
Dit houdt in dat de rechter de bedoeling van partijen niet uit vage veronderstellingen mag afleiden, maar dat de partij die de schuldvernieuwing inroept, het bestaan van de animus novandi moet kunnen bewijzen, minstens met ernstige, gewichtige vermoedens.
De schuldvernieuwing of novatie vereist een
nieuw element (aliquid novi). De nieuwe overeenkomst dient een nieuw element bevatten dat kan bestaan uit een nieuw voorwerp van de verbintenis (objectieve novatie) of uit nieuwe partijen, zowel in de persoon van de schuldeisers of schuldenaars (subjectieve novatie).
De schuldvernieuwing of novatie is een overeenkomst waarmee partijen een bestaande verbintenis vervangen door een nieuwe verbintenis, zodat de bestaande verbintenis uitdooft. Kenmerkend voor de schuldvernieuwing is dus dat de bestaande, oorspronkelijke verbintenis volledig verdwijnt, inclusief alle daaraan verbonden zekerheden, en vervolgens wordt vervangen door een nieuwe verbintenis.
De animus novandi wordt niet vermoed, maar moet blijken uit een handeling (art. 1273 oud BW - 5.245-5.249 (nieuw) BW ). Deze wil kan stilzwijgend geuit zijn als vaststaat dat de schuldvernieuwing de bedoeling van de partijen was. De intentie tot novatie is essentieel. De partij die de schuldvernieuwing inroept, moet het bestaan van een animus novandi kunnen bewijzen, minstens met ernstige, gewichtige vermoedens. Twijfel geldt ten nadele van de persoon die de bewijslast draagt. De vraag of de intentie te noveren aanwezig is, is een feitenkwestie waarover de rechter ten gronde soeverein oordeelt.
Diegene die de wil om te noveren inroept, moet dan aantonen dat de intentie bestond om een verbintenis door een andere te vervangen en om de oude schuld teniet te laten
gaan door ze te vervangen door een nieuwe.
Dit bewijs kan worden geleverd aan de hand van vermoedens op voorwaarde dat die vermoedens ernstig en zwaarwichtig genoeg zijn om tot de overtuiging te leiden dat de wil om te noveren vaststaat. In geval van twijfel wordt novatie niet vermoed.
Als vuistregel bij de beoordeling kan worden aangenomen dat de impliciete wil tot novatie wordt geacht aanwezig te zijn als de nieuwe verbintenis onbestaanbaar is naast de oude
Wijzigingen die door een tweede overeenkomst worden aangebracht aan de eerste overeenkomst betekenen niet noodzakelijk dat er schuldvernieuwing plaats vindt. Een loutere wijziging van de omvang van het voorwerp is onvoldoende om van schuldvernieuwing te spreken. Er is slechts sprake van een schuldvernieuwing indien de uitvoering van de nieuwe verbintenis volledig onbestaanbaar is naast de oude..