Naar aanleiding van huwelijksperikelen wordt vaak vergeten dat schenkingen tussen echtgenoten kunnen herroepen worden. Hiertoe dient bewezen te worden dat een bepaalde transactie heeft plaatsgehad (verschuiving van een vermogensbestanddeel, zoals geld, gronden, onroerende goederen, betaling van schulden
) en dat het is gebeurd met de wil te schenken.
Schenkingen worden vooral herroepen na ernstige conflicten en vaak in een aanloop naar een echtscheiding.
Anderzijds is de schenking tussen echtgenoten een bijzonder handig instrument in het kader van vermogensplanning en successieplanning, waarbij aldus op maat oplossingen kunnen uitgewerkt ter bevoordeling van een langstlevende middels de minst fiscaal belaste weg en zonder enig risico dat deze schenking zou blijven bestaan indien het huwelijk "mislukt" of "spaak loopt", in welk geval deze schenkingen zeer eenvoudig kunnen ongedaan gemaakt worden.
Onderscheid dient hierbij gemaakt tussen schenkingen in een huwelijkscontract die niet herroepbaar zijn en schenkingen buiten het huwelijkscontract die wel herroepbaar zijn.
De schenking tussen echtgenoten kan evenwel slechts het eigen vermogen betreffen en dus niet een onverdeeld deel in het gemeenschappelijk vermogen. Indien dit een beletsel zou vormen in het kader van een vermogensplanning of successieplanning kan dit opgelost door een wijziging van het huwelijkscontract waarbij het geheel of een deel van de gemeenschap wordt gesplitst en waarna er (wederzijdse) schenkingen kunnen plaatsvinden van de opgesplitste gedeelten. In aanwezigheid van kinderen dient bij schenking tussen echtgenoten rekening gehouden te worden met de reserve van de kinderen.
Slechts schenkingen in de echte zin van het woord zijn herroepbaar. Cadeautjes die "geschonken" worden tussen echtgenoten ter gelegenheid van (huwelijks)verjaardag, geboorte van een kind, kerstmis, vaderdag en moederdag, zijn niet herroepbaar. Evenmin zijn schenkingen gedaan bij huwelijkscontract herroepbaar (zie hoger), behoudens wegens ondankbaarheid (bv. overspel: Brussel 26 juni 1899, Pas. 1900, II, 53; Brussel 10 juli 1865, Pas. 1865, II, 397 en Luik 10 juli 1931, Pas. 1932, II, 38.).
Er zijn geen vormvoorwaarden om tot herroeping van de schenking tussen echtgenoten over te gaan, die kan geschieden zolang de schenker leeft. Dit betekent dat de herroeping van de schenking kan plaatsvinden zelfs na het ontbinden van het huwelijk en zelfs na het overlijden van de begunstigde. De herroeping zou zelfs impliciet kunnen geschieden. De herroeping van een schenking dient niet gemotiveerd. Vaak wordt een schenking herroepen in een akte voorafgaan een echtscheiding (onderlinge toestemming). Zelfs wanneer de echtscheiding dan geen doorgang zou vinden blijft de herroeping gelden ten ware de echtgenoten zich zouden verzoend hebben (Rb. Hasselt 16 oktober 1962, J.L. 1962-63, 166).
Eerder werd anders geoordeeld dat erfgenamen van de vooroverleden echtgenoot, die zijn persoon verderzetten, zijn krachtens art. 957, lid 2 B.W., gerechtigd, op grond van de grove beledigingen waaraan de langstlevende zich tegen de vooroverleden echtgenoot tijdens diens leven heeft schuldig gemaakt, een vordering kunnen instellen tot herroeping van een bij huwelijkscontract gedane contractuele erfstelling, indien de overleden echtgenoot op grond van bedoelde beledigingen een vordering tot echtscheiding tegen de andere echtgenoot heeft ingesteld. De vordering tot echtscheiding werd in deze rechtspraak wel geacht impliciet een vordering tot herroeping der schenking te omvatten (Antwerpen 26 maart 1949, Rec.gén.enr.not. 1950, 284, noot -; , RW 1949-50, 718).
Wanneer de herroeping van schenkingen en huwelijksvoordelen deel uitmaakt van de bij art. 1287 Ger. W. opgelegde regeling tussen echtgenoten, dan valt de notariële regelingsakte waarin die herroepingsclausule is opgenomen niet onder de toepassing van art. 9 Wet Notarisambt, dat bepaalt dat de akte wordt opgemaakt in het bijzijn van twee getuigen (Antwerpen 20 mei 1986, RW 1986-87, 2378; , Rev.trim.dr.fam. 1989, 463).
Aangezien het recht op herroeping een strikt persoonlijk recht is, is dit recht niet vatbaar voor overdracht of beslag en kan een schuldeiser, een curator, een collectieve schuldbemiddelaar de schenker nooit verplichten om dit recht uit te oefenen en kan deze herroeping ook niet worden gerealiseerd door een zijdelingse vordering van een schuldeiser. (Rb. Brussel 4 maart 1965, J.T. 1965, 603. De vordering tot herroeping van een schenking tussen echtgenoten behoort tot het persoonlijk statuut van de schuldenaar en kan dan ook niet uitgeoefend worden door de schuldeisers).
De schenking tussen echtgenoten belet evenwel de pauliaanse vordering niet, wanneer aan de voorwaarden van deze vorderring is voldaan en de schenking de bedoeling had om rechten van schuldeisers te benadelen, voor zover deze rechten reeds bestonden op het ogenblik van de schenking. Een schenking tussen echtgenoten is dus wel mogelijk als techniek om zich vellig te stellen ten aanzien van toekomstige aanspraken van schuldeisers (bv. bij de uitoefening van risicovolle handelsactiviteiten).De vordering tot herroeping van de schenking in een huwelijkscontract gedaan met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeisers is onontvankelijk tegenover de echtgenoot die ter goeder trouw is. Bijgevolg kan deze laatste slechts door de pauliaanse vordering getroffen worden, wanneer zijn kwade trouw bewezen is (Cass. 9 januari 1890, Pas. 1890, I, 59).