uittreksel uit het burgerlijk wetboek
HOOFDSTUK VIII. - SCHENKINGEN BIJ HUWELIJKSCONTRACT AAN DE ECHTGENOTEN EN AAN DE KINDEREN DIE UIT HET HUWELIJK ZULLEN WORDEN GEBOREN.
Art. 1081. Iedere schenking onder de levenden van tegenwoordige goederen, hoewel bij huwelijkscontract gedaan aan de echtgenoten of aan een van hen, is onderworpen aan de algemene regels die met betrekking tot zodanige schenkingen zijn voorgeschreven.
Zij kan niet gedaan worden ten voordele van de kinderen die zullen worden geboren, behalve in de gevallen vermeld in hoofdstuk VI van deze titel.
Art. 1082. De vader en de moeder van de echtgenoten, hun verdere bloedverwanten in de opgaande lijn, hun bloedverwanten in de zijlijn en zelfs vreemden mogen bij huwelijkscontract beschikken over het geheel of een gedeelte van de goederen die zij op de dag van hun overleden zullen nalaten, zowel ten voordele van de echtgenoten, als ten voordele van de kinderen die uit hun huwelijk zullen worden geboren, voor het geval dat de schenker de begiftigde echtgenoot overleeft.
Zodanige schenking, hoewel alleen ten voordele van de echtgenoten of van een van beiden gedaan, wordt steeds in het hierboven genoemde geval van overleving van de schenker, vermoed gedaan te zijn ten voordele van de kinderen en afstammelingen die uit het huwelijk zullen worden geboren.
Art. 1083. De schenking die gedaan wordt in de bij het vorige artikel bepaalde vorm, is onherroepelijk, doch slechts in die zin dat de schenker niet meer om niet mag beschikken over de in de schenking begrepen goederen, behalve over geringe bedragen, tot beloning of anderszins.
Art. 1084. De schenking bij huwelijkscontract mag de tegenwoordige en toekomstige goederen samen, geheel of ten dele, omvatten, mits aan de akte een staat gehecht wordt van de schulden en lasten van de schenker, zoals die op de dag van de schenking bestaan; in dit geval staat het de begiftigde vrij, bij het overlijden van de schenker, zich tot de tegenwoordige goederen te bepalen, en van de overige goederen van de schenker af te zien.
Art. 1085. _ Indien de in het vorige artikel bedoelde staat niet gehecht is aan de akte die de schenking van de tegenwoordige en toekomstige goederen bevat, is de begiftigde verplicht deze schenking in haar geheel aan te nemen of te verwerpen. In geval van aanneming kan hij slechts de goederen opeisen die op de dag van het overeen van de schenker nog aanwezig zijn en is hij gehouden alle schulden en lasten van de nalatenschap te voldoen.
Art. 1086. De schenking bij huwelijkscontract ten voordele van de echtgenoten en van de kinderen die uit hun huwelijk zullen worden geboren, onverschillig door wie de schenking gedaan wordt, kan ook geschieden onder voorwaarde om alle schulden en lasten van de nalatenschap van de schenker, zonder onderscheid, te voldoen, of nog onder andere voorwaarden waarvan de uitvoering afhangt van de wil van de schenker; de begiftigde is gehouden die voorwaarden te vervullen, tenzij hij verkiest van de schenking af te zien; en ingeval de schenker zich bij huwelijkscontract de vrijheid heeft voorbehouden te beschikken over een zaak die in de schenking van zijn tegenwoordige goederen begrepen is, of over een uit die goederen te nemen bepaalde geldsom, dan wordt die zaak of die geldsom, indien hij overlijdt zonder daarover beschikt te hebben, geacht in de schenking te zijn begrepen en behoort zij toe aan de begiftigde of aan diens erfgenamen.
Art. 1087. Schenkingen bij huwelijkscontract kunnen niet betwist of nietig verklaard worden, onder voorgeven dat aanneming ontbreekt.
Art. 1088. Iedere schenking ten voordele van het huwelijk gedaan, vervalt indien het huwelijk daarop niet volgt.
Art. 1089. Schenkingen, aan een van de echtgenoten gedaan overeenkomstig de bepalingen van de voorafgaande artikelen 1082, 1084 en 1086, vervallen, indien de schenker de begiftigde echtgenoot en diens nakomelingen overleeft.
Art. 1090. Alle schenkingen, aan de echtgenoten bij hun huwelijkscontract gedaan, kunnen, bij het openvallen van de erfenis van de schenker, worden ingekort tot het gedeelte waarover hij volgens de wet mocht beschikken.
HOOFDSTUK IX. - BESCHIKKINGEN TUSSEN ECHTGENOTEN, HETZIJ BIJ HUWELIJKSCONTRACT, HETZIJ TIJDENS HET HUWELIJK.
Art. 1091. Echtgenoten mogen bij huwelijkscontract aan elkaar, of een van beiden aan de andere, zodanige schenking doen als zij goedvinden, met inachtneming van de hieronder gestelde beperkingen.
Art. 1092. De schenking onder de levenden van tegenwoordige goederen, tussen echtgenoten bij huwelijkscontract gedaan, wordt niet geacht te zijn gedaan onder voorwaarde dat de begiftigde overleeft, indien deze voorwaarde niet uitdrukkelijk bedongen is; en zij is onderworpen aan alle regels en vormen die hierboven met betrekking tot zodanige schenkingen zijn voorgeschreven.
Art. 1093.De schenking van toekomstige goederen of van tegenwoordige en toekomstige goederen, tussen echtgenoten bij huwelijkscontract gedaan, hetzij door een van beiden, hetzij wederkerig, is onderworpen aan de regels in het vorige hoofdstuk bepaald met betrekking tot zodanige schenkingen die hun door derden gedaan worden; behalve dat deze schenking niet overgaat op de kinderen uit het huwelijk geboren, ingeval de begiftigde echtgenoot overlijdt voor de echtgenoot die de schenking gedaan heeft.
[1 Een dergelijke schenking kan wegens ondankbaarheid worden herroepen, zoals bepaald in artikel 955, en, wat de schenking van toekomstige goederen betreft, ook zoals bepaald in artikel 1047.]1
----------
(1)<W 2012-12-10/14, art. 37, 017; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 1094. <W 14-05-1981, art. 28> Indien de langstlevende echtgenoot samen met afstammelingen opkomt en bij schenking of bij testament de volle eigendom van het beschikbaar gedeelte heeft verkregen, heeft deze gift niet tot gevolg dat hij het recht van vruchtgebruik op het overige deel van de nalatenschap verliest, tenzij de schenker of erflater anders heeft bepaald.
Ingeval de langstlevende echtgenoot samen met andere erfgerechtigden of met legatarissen opkomt en giften in volle eigendom heeft ontvangen, behoudt hij op hetgeen van de nalatenschap en van het gedeelte van de vooroverledene in het gemeenschappelijk vermogen overblijft, de rechten die hem zijn toegekend door artikel 745bis, tenzij de schenker of erflater anders heeft bepaald.
Indien de schenker of erflater uitdrukkelijk de wil te kennen heeft gegeven om de rechten van de langstlevende echtgenoot te beperken tot de geschonken of de gelegateerde goederen, kan de langstlevende in alle gevallen opeisen hetgeen noodzakelijk is om zijn voorbehouden erfdeel aan te vullen, in voorkomend geval volgens de waarde van dit erfdeel in kapitaal.
Art. 1095. <W 19-01-1990, art. 34> Een minderjarige mag bij huwelijkscontract aan de andere echtgenoot, hetzij bij eenzijdige, hetzij bij wederkerige schenking niet geven dan met de bijstand van zijn ouders, van een van hen of, bij ontstentenis daarvan, met de toestemming van de jeugdrechtbank. Met die bijstand of die toestemming mag hij alles schenken wat de wet de meerderjarige echtgenoot toestaat aan de andere echtgenoot te schenken.
Art. 1096. (Alle schenkingen, tussen echtgenoten tijdens het huwelijk anders dan bij huwelijkscontract gedaan, zijn steeds herroepelijk, hoewel zij schenkingen onder de levenden worden genoemd.) <W 14-05-1981, art. 29>
(Lid 2 opgeheven) <W 30-04-1958, art. 7>
Deze schenkingen worden niet herroepen door de geboorte van kinderen.
Art. 1097. Echtgenoten mogen elkaar tijdens het huwelijk, noch bij akte onder de levenden (anders dan bij huwelijkscontract), noch bij testament, enige onderlinge en wederkerige schenking doen bij een en dezelfde akte. <W 14-05-1981, art. 30>
Art. 1098. (Opgeheven) <W 14-05-1981, art. 31>
Art. 1099. Echtgenoten mogen elkaar onrechtstreeks niet meer schenken dan hun door de vorige bepalingen is toegestaan.
Elke vermomde of aan tussenpersonen gedane schenking is nietig.
Art. 1100. Als schenkingen aan tussenpersonen worden beschouwd de schenkingen door een van de echtgenoten gedaan aan de kinderen of aan een van de kinderen van de andere echtgenoot die uit een ander huwelijk zijn geboren, alsook de schenkingen door de schenker gedaan aan bloedverwanten van wie de andere echtgenoot op de dag van de schenking vermoedelijk erfgenaam was, ook al heeft de laatstgenoemde zijn begiftigde bloedverwant niet overleefd.