Samenvatting
Art. 7, 1°, van de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst geeft als opdracht aan de Veiligheid van de Staat: het inwinnen, analyseren en verwerken van inlichtingen die betrekking hebben op elke activiteit die de inwendige veiligheid van de Staat en het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, de uitwendige veiligheid van de Staat en de internationale betrekkingen, het wetenschappelijk of economisch potentieel, of elk ander fundamenteel belang van het land bedreigt of zou kunnen bedreigen.
Schaduwen en observaties op de openbare weg of in openbare plaatsen zijn een gebruikelijke opsporingsmethode die inlichtingen- en veiligheidsdiensten zo nodig mogen aanwenden, op grond van art. 13 van de voormelde organieke wet. Deze bepaling, die in haar bewoordingen niet is aangetast door de onduidelijkheid die de eiser eraan toeschrijft, staat de voormelde diensten immers toe om inlichtingen en persoonsgegevens op te sporen, te verzamelen, te ontvangen en te verwerken die nuttig zijn om hun opdrachten te vervullen en de passende documentatie daartoe bij te houden.
Art. 3, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, preciseert bovendien dat de artikelen 6 tot 10, 12, 14, 15, 17, 17bis, eerste lid, 18, 20 en 31, §§ 1 tot 3, van de voormelde wet niet van toepassing zijn op de verwerkingen van persoonsgegevens door de Veiligheid van de Staat.
Het schaduwen en de observaties, eventueel gepaard gaande met opnamen, die door de Veiligheid van de Staat overeenkomstig de voormelde bepalingen zijn verricht, met name om de aanwezigheid op te sporen van terroristische groeperingen op het grondgebied en om zo nodig de dreiging van dergelijke aanslagen te voorkomen, zijn een inmenging van de overheid in de uitoefening van het recht op eerbiediging van het privéleven.
Deze inmenging is evenwel niet verboden bij art. 8 van het E.V.R.M., omdat zij bij wet volgens de daarin hierboven aangehaalde bewoordingen is bepaald en een maatregel is die in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafrechtelijke misdrijven, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.