Krachtens art. 35, § 1, eerste lid, 1o, RSZ-wet worden de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die zich niet schikken naar de bepalingen voorgeschreven door de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, gestraft met gevangenisstraf en met een geldboete, of met een van die straffen alleen.
Met de termen «aangestelden of lasthebbers» worden in deze strafbepaling aangestelden of lasthebbers bedoeld die bekleed zijn met het gezag of de nodige bevoegdheid om effectief over de naleving van de wet te waken, zelfs al is die bevoegdheid in de tijd of naar de plaats beperkt.
Overeenkomstig de wil van de wetgever kan het in art. 35, § 1, 1o, RSZ-wet bedoelde misdrijf in beginsel niet worden toegerekend aan de aangestelden of lasthebbers die louter handelen op bevel van de werkgever of van de zo-even bedoelde personen.
Krachtens art. 38 RSZ-wet zijn alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en van art. 85, van toepassing op de misdrijven in deze wet omschreven.
De bepalingen van art. 66 Sw. betreffende de strafbare deelneming zijn bijgevolg van toepassing op het misdrijf bedoeld in art. 35, § 1, 1o, RSZ-wet.
Uit de samenhang van de voormelde bepalingen volgt dat de aangestelden of lasthebbers die louter handelen op bevel van de werkgever of van diens aangestelde of lasthebber die bekleed is met het gezag of de nodige bevoegdheid om effectief over de naleving van de wet te waken, niet gestraft kunnen worden als mededader van of medeplichtige aan het misdrijf bedoeld in art. 35, § 1, 1o, RSZ-wet. Alleen de in art. 35, § 1, 1o, RSZ-wet vermelde personen en derden aan de onderneming, kunnen worden veroordeeld als mededader van of medeplichtige aan het in dit artikel bedoelde misdrijf.