De nietigheid van een overeenkomst heeft een retroactief karakter waarbij de partijen in hun oorspronkelijke toestand moeten worden teruggeplaatst.
De rechtspraak en zowel de rechtsleer biedt hierover in België weinig zekerheid.
De wetgeving blijft al helemaal in gebreke.
Eigenlijk kan gesteld worden dat de wederzijdse teruggavenplicht, met name de restitutie voortvloeit uit de nietigheid zelf.
De Duitse rechtspraak en rechtsleer baseert de restitutieplicht op de onrechtmatige verrijking.
Nu de werkelijke oorzaak van de verrijking verdwijnt, met name de overeenkomst, is er dan ook aanleiding tot volledige restitutie.
De Nederlandse rechtsleer en rechtspraak heeft het eerder over de onverschuldigde betaling.
Nu de oorzaak en het voorwerp van de overeenkomst verdwijnt door de nietigheid is er geen geldige oorzaak en voorwerp meer.
Evenzeer kan de restitutie verdedigd worden op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid, meer bepaald op basis van artikel 1382 ev. B.W. waarbij dan ook de voorwaarden van dit artikel dienen vervuld te zijn.
Toch kunnen deze theorieën in vraag gesteld worden aangezien de teruggave niet gebaseerd is op basis van fout en dus zeker niet op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid, onverminderd de mogelijkheid om op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid aanvullende schadevergoeding te vorderen.
De fout is geen criterium en ook de schade is geen criterium maar wel de verrichte onrechtmatige prestatie is de maat van de restitutieverbintenis.
Een nietige overeenkomst heeft rechtsgevolgen op zichzelf, namelijk de restitutio. Er anders over oordelen zou stellen dat een nietige overeenkomst geen rechtsgevolgen zou hebben.
Meer zelfs, de nietigheid is een sanctie waardoor principieel geen enkel juridisch en feitelijk gevolg uit het contract nog mag worden verleend.
Kortom: de restitutie volgt rechtstreeks uit de nietigheid, weze het dat de restitutie moet worden gevorderd en niet van rechtswege kan worden toegekend.
In bepaalde gevallen en onder zekere voorwaarden kan de teruggave echter worden afgeremd door de werking van het adagium "in pari causa turpitudinis cessat repetitio".
Evenwel is de rechter geenszins verplicht dit te doen, want deze rechtsregel is geen verplichte norm, maar slechts een facultatieve regel.
Het adagium beoogt een doelmatige hantering van de nietigheidssanctie door de normale gevolgen van deze sanctie, m.n. de restitutio in integrum, te verhinderen telkens als dit zou leiden tot een ernstige verstoring van de maatschappelijke orde. Met wat deze maatschappelijke orde nu in concreto het meest gebaat wordt, wordt aan de soevereine appreciatie van de feitenrechter overgelaten. Door het facultatief karakter van het adagium beschikt de rechter over een soepel instrument waarmee hij een maatschappelijk aanvaardbare oplossing poogt na te streven.
zie Hof van beroep Gent 08/11/2006
In het voorliggend geval oordeelde een rechter dat een vastgoedmakelaar die een vordering instelde op basis van en nietige overeenkomst, deze overeenkomst wel nietig zag verklaren maar toch aanspraak kon maken op een vergoeding voor zijn prestaties. Nochtans wou de wetgever de praktijk van de vastgoedmakelaars regulariseren en was het wellicht de bedoeling een recht op vergoeding te ontzeggen aan zij die de dwingende bepalingen niet respecteerden en op die wijze de rechten van consumenten krenkten en ter zelfder tijd de vrije markt alwaar andere makelaars opereren die wel de wet respecteren.
Maar wie onrechtmatig in strijd met de wet of de reglemeneringen, zelfs in strijd met een correcte interpretatie van de overeenkomst gelden heeft ontvangen dient gehouden tot terugbetaling, ook al werden hiervoor prestaties uitgevoerd. Zo zal een verhuurder van onbewoonbare woningen gehouden zijn tot terugbetaling van de ontvangen huurgelden en zal de valse arts zonder diploma zijn patiënten dienen terug te betalen. Omgekeerd kan er geen vordering gesteld worden tot het bekomen van afgesproken vergoedingen die in het zwart zouden dienen betaald te worden. (Prijsbewimpeling bij verkoop onroerend goed, NJW 162, 368).
Rechtsleer:
• Hoe nietig is nietig, Beschouwingen omtrent het nietigheidsbegrip in het contractenrecht. J. Hijma, 1998 (Nederlands recht).
• Overeenkomst aangetast door een nietigheidsgrond gerechtelijke wegen. T. Tanghe, Tijdschrift voor Privaat Recht pagina 705
Hoewel de nietigheidssanctie traditioneel vanuit het onderscheid tussen absolute en relatieve nietigheid wordt bestudeerd, kiest de auteur in deze bijdrage voor een nieuwe benadering.
De aantasting van een overeenkomst door een nietigheidsgrond wordt er bestudeerd vanuit de drie “wegen” waarlangs deze in een procedure aan bod kan komen:
1) een procespartij stelt een (tegen)vordering tot nietigverklaring in,
2) een procespartij werpt de exceptie van nietigheid op of
3) de rechter werpt de nietigheidsgrond ambtshalve op.
Zowel op het vlak van het toepassingsgebied, de gevolgen als de verjaring bleek een afzonderlijke behandeling van de drie wegen van belang. Deze nieuwe benadering laat tevens toe duidelijk de verschillen te zien met een automatisch werkende (absolute) nietigheid die in vele Europese rechtsstelsels gangbaar is.
rechtspraak: Cass. 8 december 1966, Pas., 1967, I,434