Het retentierecht is een verbintenisrechtelijke rechtsfiguur die in de rechtsleer wordt omschreven als het recht van de schuldeiser om de afgifte van een bepaalde zaak die hij regelmatig onder zich houdt, op te schorten totdat de schuldenaar een opeisbare vordering in verband met die zaak heeft voldaan. (V.Van Essel, RW 2017-2018, 1162).
Het retentierecht is het recht van een schuldeiser om een zaak die hij onder zich heeft van een schuldenaar niet terug te geven, zolang de schuldenaar zijn schuld niet heeft voldaan.
Tussen de ingehouden zaak en de schuldvordering dient er samenhang te zijn. Er dient dus een verband te bestaan tussen de reden waarom de schuldeiser de zaak onder zich heeft en de schuldvordering. vb. Het toevertrouwen van een wagen ter herstelling aan een garagist en de herstellingsfactuur.
Het retentierecht kan middels een overeenkomst worden uitgebreid tot alle zaken die en schuldeiser onder zich houdt van de schuldenaar, zonder dat er samenhang dient te bestaan.
In bepaalde gevallen is er geen sprake van retentierecht. Zo heeft een boekhouder of een advocaat geen retentierecht op het dossier van zijn cliënt.
Het retentierecht is tegenstelbaar aan derden en sinds de nieuwe faillissementswet is dit zelfs zo in geval van faillissement.
Art. 1612 B.W. stelt dat de verkoper niet verplicht de zaak te leveren, wanneer de koper de prijs niet betaalt, voorzover de verkoper hem geen termijn voor betaling heeft. Dit is het retentierecht van de niet-betaalde verkoper.
Maar wanneer de verkoper een betalingstermijn heeft toegestaan, wordt hij geacht afstand gedaan te hebben van het retentierecht.
Wanneer de koper evenwel failliet gaat voor de levering, is de verkoper niet tot levering gehouden. Het voordeel van de termijn vervalt immers in geval van faillissemnt en het retentierecht is tegenstelbaar aan de curator.
Het retentierecht is tegenstelbaar aan de derde eigenaar:
Het retentierecht verleent aan de schuldeiser het recht om een zaak die hem door zijn schuldenaar werd overhandigd, te behouden zolang zijn schuldvordering niet is voldaan. Dit retentierecht is, met betrekking tot roerende lichamelijke zaken, ook tegenwerpelijk aan de eigenaar van de teruggehouden goederen die niet de schuldenaar is, op voorwaarde van de goede trouw van de schuldeiser.
De schuldeiser is te goeder trouw wanneer hij bij de inontvangstname van de goederen mocht aannemen dat zijn schuldenaar de eigenaar van de goederen was of althans bevoegd was om ter zake van die goederen overeenkomsten te sluiten die aanleiding kunnen geven tot de uitoefening van het retentierecht op deze goederen.
De tegenwerpelijkheid van het retentierecht aan een derde heeft niet tot gevolg dat deze derde schuldenaar wordt van de schuldvorderingen die voortvloeien uit de overeenkomst gesloten tussen de retentor en diens schuldenaar.
De rechtmatige uitoefening van het retentierecht op goederen die niet toebehoren aan de schuldenaar van de retentor levert geen schending op van art. 544 B.W., noch van art. 1 van het Eerste Aanvullend Protocol van 20 maart 1952 bij het E.V.R.M. zie Hof van Cassatie 1e Kamer 27 april 2006, R.W. 2007-2008, 1541.
De Pandwet geeft een duidelijke wettelijke verankering van het retentierecht, en werkt een algemene regeling uit van de zakenrechtelijke gevolgen ervan zoals deze oorspronkelijk ontbrak in het burgerlijk wetboek.