Cass. 24/03/2016, juridat
Samenvatting
Aangezien de rechtsbijstandverzekering de vergoeding van schade beoogt, staat zulks eraan in de weg dat de verzekerde van wie de proceskosten worden vergoed door de verzekeraar, tevens aanspraak maakt op de rechtsplegingsvergoeding; deze vergoeding komt toe aan de verzekeraar.
Tekst arrest
Nr. C.15.0136.N
ARAG SE, vennootschap naar Duits recht, met uitbatingszetel te 1050 Elsene, Marsveldplein 5,
eiseres,
tegen
ADVOCATENKANTOOR GUY VAN DYCK bvba, met zetel te 2390 Malle, Brechtsesteenweg 22,
verweerster.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, van 2 oktober 2014.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste onderdeel
1. Overeenkomstig artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek is de rechtsplegingsver-goeding een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. De in dat artikel bedoelde bedragen strekken tot de forfaitaire vergoeding van de kosten die een procespartij heeft moeten be-steden voor de bijstand van een advocaat.
2. Krachtens artikel 154 Wet Verzekeringen 2014 verbindt de verzekeraar in geval van rechtsbijstandverzekering zich ertoe diensten te verlenen en kosten op zich te nemen die de verzekerde in staat stellen zijn rechten te doen gelden, als ei-ser of als verweerder, hetzij in een gerechtelijke, administratieve of andere proce-dure, hetzij los van enige procedure.
Een rechtsbijstandverzekering is een schadeverzekering en heeft aldus een ver-goedend karakter. Zij strekt ertoe de kosten te vergoeden die de verzekerde dient te besteden in het kader van een geschil.
3. Aangezien de rechtsbijstandverzekering de vergoeding van schade beoogt, staat zulks eraan in de weg dat de verzekerde van wie de proceskosten worden vergoed door de verzekeraar, tevens aanspraak maakt op de rechtsplegingsver-goeding. Deze vergoeding komt toe aan de verzekeraar.
4. De appelrechters die oordelen dat de rechtsplegingvergoeding uitsluitend toekomt aan de procespartij en dat bijgevolg de eiseres als rechtsbijstandverzeke-raar niet gerechtigd is om, bij de betaling van de ereloonnota van de advocaat van de verzekerde, over te gaan tot verrekening met de rechtsplegingsvergoeding, ver-antwoorden hun beslissing niet naar recht.
Het onderdeel is gegrond.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden vonnis.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie-tigde vonnis.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter.
Verwijst de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg Leuven, rechtszitting hou-dend in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer
VOORZIENING IN CASSATIE
VOOR: ARAG SE, vennootschap naar Duits recht met maatschappelijke ze-tel te 40472 Dusseldorf (Duitsland), Arag Platz 1, met uitbatingsze-tel voor België te 1050 Elsene, Marsveldplein 5, met onderne-mingsnummer 0846.419.822,
eiseres tot cassatie,
TEGEN: ADVOCATENKANTOOR GUY VAN DYCK BVBA, met maatschappelijke zetel te 2390 Malle, Brechtsesteenweg 22, met ondernemingsnummer 059.594.994,
verweerster in cassatie,
Aan de Heren Eerste Voorzitter en Voorzitter van het Hof van Cassatie,
Aan de Dames en Heren Raadsheren in het Hof van Cassatie,
Hooggeachte Dames en Heren,
Eiseres heeft de eer een vonnis aan Uw beoordeling voor te leggen dat op 2 oktober 2014 op tegenspraak tussen de partijen werd uitgesproken door de AB 8 kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (12/6723/A).
FEITEN EN PROCEDUREVOORGAANDEN
Verweerster is als advocaat tussengekomen in een gerechtelijke procedure voor rekening van een procespartij waarvan eiseres de rechtsbijstandsverzekeraar is. Op 30 juni 2006 mondde deze gerechtelijke procedure uit in een vonnis van de arbeidsrechtbank te Gent. Op 10 september 2008 heeft het arbeidshof te Gent dit vonnis bevestigd.
Op 7 oktober 2008 heeft verweerster haar eindafrekening ten bedrage van 5.853,30 euro overgemaakt aan eiseres. Het saldo bestond uit een factuur ten be-drage van 6.364,00 euro en een aftrek van de rechtsplegingsvergoeding ten bedra-ge van 505,70 euro.
Op 17 december 2008, 12 januari 2009 en 3 februari 2009 heeft verweer-ster eiseres tot betaling aangemaand. Op 9 februari 2009 heeft eiseres de eindafre-kening betwist, i.h.b. de omvang van de toegekende rechtsplegingsvergoeding. Ei-seres is overgegaan tot betaling van 4.149,82 euro.
Op 6 november 2012 heeft verweerster eiseres gedagvaard voor de recht-bank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen, teneinde eiseres te ho-ren veroordelen tot betaling van de resterende som van 1.708,48 euro.
Bij tussenvonnis van 24 april 2014 heeft de rechtbank de debatten her-opend teneinde eiseres toe te laten de polis rechtsbijstand neer te leggen.
In het onderzochte vonnis wordt de vordering van verweerster ontvankelijk en gegrond verklaard en wordt eiseres veroordeeld tot betaling van de som van 1.708,48 euro meer verwijlinteresten en tot de gerechtskosten.
Tegen dit vonnis wenst eiseres op te komen met het volgende middel tot cassatie.
ENIGE MIDDEL TOT CASSATIE
Geschonden wetsbepalingen
๏€ญ Artikel 149 van de Grondwet;
๏€ญ Artikel 1022, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewij-zigd bij artikel 7 van de wet van 21 april 2007 betreffende de ver-haalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bij-stand van een advocaat;
๏€ญ De artikelen 1235, 1376 en 1377 van het Burgerlijk Wetboek;
๏€ญ Het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak.
Aangevochten beslissing
De rechtbank verklaart de vordering van verweerster gegrond, op grond van volgende motieven:
"Op de zitting van 4 september 2014 werden de bijzondere voorwaarden en de algemene voorwaarden van de polis rechtsbijstand "ondernemingen" neergelegd.
Uit deze polissen blijkt niet dat [eiseres] gerechtigd is om over te gaan tot verrekening van de toegekende rechtsplegingsvergoeding met de staat van onkosten en ereloon.
Ook uit het artikel 1022 Ger.W. dat bepaalt dat "de rechtsplegingsvergoe-ding een forfaitaire tegemoetkoming is in de kosten en erelonen van de ad-vocaat van de in het gelijk gestelde partij" put [eiseres] als rechtsbij-standsverzekeraar geen recht tot verrekening.
De rechtbank is van oordeel dat de rechtsplegingsvergoeding enkel toekomt aan de procespartij en niet aan diens rechtsbijstandsverzekeraar (zie ook: Antwerpen 15 december 2003, R.W. 2006-2007, 1317). Het feit dat er ondertussen een wetswijziging werd doorgevoerd doet hieraan geen afbreuk.
Nu [eiseres] geen recht heeft om de toegekende rechtsplegingsvergoeding te verrekenen, is het irrelevant te beoordelen of [verweerster] - al dan niet - een te lage rechtsplegingsvergoeding vorderde in de procedure voor het Hof van Beroep te Gent.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het gegeven dat [verweerster] zelf bij gematigdheid de ereloonnota herleidde mits aftrek van de toegekende rechtsplegingsvergoedingen niet inhoudt dat [eiseres] daarop gerechtigd was.
Het verweer van [eiseres] dat, indien de rechtsplegingsvergoeding in han-den van de verzekerde moet worden afgerekend de ereloonnota ook ten laste van de verzekerde is, is ter zake niet dienend. Immers heeft [eiseres] nooit betwist tot rechtstreekse betaling van de ereloonnota te willen overgaan.
Uit hetgeen voorafgaat, volgt dat [eiseres] gehouden is tot betaling van het saldo van de ereloonstaat zijnde 1.708,48 euro." (blz. 2-3 van het bestreden vonnis)
Aangevoerde grief
Eerste onderdeel
Overeenkomstig artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek is de rechtsplegingsvergoeding een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en ere-lonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij.
Uit deze bepaling volgt dat de rechtsplegingsvergoeding toekomt aan die-gene die de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij voor zijn rekening heeft genomen.
Door in weerwil hiervan te oordelen dat de rechtsplegingsvergoeding enkel toekomt aan de procespartij en niet aan diens rechtsbijstandsverzekeraar, zodat eiseres als rechtsbijstandsverzekeraar gehouden is tot betaling van de kosten en erelonen van verweerster zonder daarbij gerechtigd te zijn de toegekende rechts-plegingsvergoeding te verrekenen, schendt de rechtbank artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Tweede onderdeel
Overeenkomstig het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak, bevestigd in de artikelen 1235, 1376 en 1377 van het Burgerlijk Wet-boek, is hij die zich verrijkt zonder oorzaak gehouden hem wiens patrimonium daardoor verarmd is, te vergoeden of dit patrimonium te herstellen.
Door enerzijds te oordelen dat de rechtsplegingsvergoeding enkel toekomt aan de procespartij en dus niet aan eiseres in haar hoedanigheid van rechtsbij-standsverzekeraar, en anderzijds te oordelen dat eiseres gehouden is tot recht-streekse betaling van de volledige ereloonnota aan verweerster zonder dat zij daarbij gerechtigd is de rechtsplegingsvergoeding te verrekenen, miskent de rechtbank het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak en schendt zij de artikelen 1235, 1376 en 1377 van het Burgerlijk Wetboek.
In zoverre de rechtbank niet antwoordt op het middel van eiseres waarin de miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak wordt aangevoerd, is het vonnis niet regelmatig met redenen omkleed en schendt de rechtbank artikel 149 van de Grondwet.
TOELICHTING
Bij het eerste onderdeel
Uit de aard zelf van de rechtsplegingsvergoeding als forfaitaire tegemoet-koming in de kosten en erelonen van de advocaat, blijkt dat deze vergoeding toe-komt aan de rechtsbijstandsverzekeraar wanneer die deze kosten en erelonen voor zijn rekening heeft genomen:
"De verzekeraar rechtsbijstand ontvangt de rechtsplegingsvergoeding indien de verzekerde het geding wint. Indien de verzekerde het geding verliest, betaalt de rechtsbijstandverzekeraar zowel het ereloon van de advocaat van de verzekerde als de verschuldigde rechtsplegingsvergoeding binnen de omvang van de verzekeringsdekking." (H. ULRICHTS, Schaderegeling in België, Mechelen, Kluwer, 2013, 333, nr. 612).
"Nous savons que, en règle, si cet assureur a pris en charge les frais de justice, il bénéficie du remboursement des frais avancés, ainsi que des indemnités de procédure en cas de succès de son assuré." (vrije vertaling: "We weten dat, in beginsel, wanneer de verzekeraar de gerechtskosten voor zijn rekening neemt, hij geniet van de terugbetaling van de voorgeschoten kosten en van de rechtsple-gingsvergoedingen in geval van succes van zijn verzekerde.") (J.F. JEUNE-HOMME, "Le législateur fiscal, prétexte à quelques propos sur l'assurance de protection juridique", in En quête de fiscalité, et autres propos ..., Brussel, Larcier, 2011, 861).
Dat de rechtsplegingsvergoeding toekomst aan de rechtsbijstandsverzeke-raar en niet aan de procespartij is overigens de enige grondwetsconforme lezing van artikel 1022, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek. Elke andere lezing zou een ongerechtvaardigd verschil in behandeling in het leven roepen tussen de situatie van de procespartij wiens advocaat vergoed wordt door een rechtsbijstandsverze-keraar enerzijds, en de situatie van de procespartij wiens advocaat vergoed wordt door de Belgische Staat in het kader van juridische tweedelijnsbijstand anderzijds. In het kader van de juridische tweedelijnsbijstand komt de rechtsplegingsvergoe-ding overeenkomstig artikel 508/19, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek niet toe aan de procespartij maar aan de Belgische Staat, en maakt de tussenkomende ad-vocaat overeenkomstig artikel 508/19, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek in zijn verslag melding van de geïnde rechtsplegingsvergoeding opdat de Belgische Staat dit bedrag in mindering kan brengen van de aan hem uit te keren vergoeding (GwH nr. 73/2009 van 5 mei 2009, i.h.b. overweging B.2.3.).
Mutatis mutandis komt het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding toe aan de rechtsbijstandsverzekeraar en kan deze het bedrag van de rechtsplegingsver-goeding in mindering brengen van de aan de advocaat te betalen staat van kosten en erelonen.
Bij het tweede onderdeel
Het is een algemeen rechtsbeginsel dat niemand zich ten koste van een an-der zonder oorzaak mag verrijken (Cass. 19 januari 2009, Arr.Cass. 2009, afl. 1, 176; Cass. 18 april 1991, Arr.Cass. 1990-91, 839).
Eiseres heeft in haar syntheseconclusie aangevoerd dat, indien de rechts-plegingsvergoeding toekomt aan de verzekerde en niet aan eiseres, eiseres er slechts toe gehouden is om aan de verzekerde het verschil te betalen tussen de staat van kosten en erelonen en de rechtsplegingsvergoeding. Zo niet zou in hoof-de van de verzekerde een verrijking zonder oorzaak ontstaan.
Door anders te beslissen miskent de rechtbank het algemeen rechtsbeginsel van verrijking zonder oorzaak.
Op deze gronden en overwegingen, besluit de ondergetekende advocaat voor eiseres dat het U, Hooggeachte Dames en Heren, moge behagen het bestre-den vonnis te vernietigen, de zaak en de partijen te verwijzen naar een andere Rechtbank van Eerste Aanleg en uitspraak te doen over de kosten als naar recht.
Antwerpen, 10 maart 2015
Noot: Maes, B., « Rechtsplegingsvergoeding en rechtsbijstandverzekering », R.A.B.G., 2016/10, p. 736-738Maes, B., « Rechtsplegingsvergoeding en rechtsbijstandverzekering », R.A.B.G., 2016/10, p. 736-738
Rechtskundig Weekblad [RW] MOSSELMANS, Sven; Noot 'Rechtsplegingsvergoeding en rechtbijstandsverzekering' 2016-17, nr. 9, p. 335-338.
De Juristenkrant BREWAEYS, Eric; Noot 'Rechtsplegingsvergoeding komt verzekeraar toe' 2016, nr. 328, p. 6.
Rechtspraak
• Antwerpen 15 december 2003, RW 2006-07, 1317.
• Cass. 20 oktober 2014, Arr.Cass. 2014, 2295