De oude term "verschoning" werd in het nieuwe insolventierecht vervangen door de term "bevrijding" en enerzijds en "kwijtschelding van restschulden" anderzijds
De bevrijding van de de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde wordt thans geregeld door art. XX. 174 WER
Toelichting
Kwijtschelding persoonlijke schulden en ondernemingsschulden na faillisement
Sinds 1 mei 2018 is het regime van de verschoning van schulden na faillissement vervangen door het nieuwe wettelijke principe van de kwijtschelding van restschulden. (Een en ander ingevolge de inwerkingtreding van boek XX van het wetboek van economisch recht met betrekking tot de insolventieprocedures)
De vroegere verschoning na faillissement stond enkel open voor de natuurlijke personen en niet voor de rechtspersoon. Dit blijft ook zo voor het nieuwe wettelijke regime van de kwijtschelding van de restschulden. Immers na faillissement houdt een vennootschap op te bestaan en is de kwijtschelding dan ook zinloos.
De kwijtschelding van restschulden speelt derhalve enkel voor de natuurlijke personen die failliet worden verklaard.
De kwijtschelding geldt niet alleen voor commerciële schulden, lees schulden verbonden aan de onderneming, maar ook voor persoonlijke schulden.
De kwijtschelding geldt niet voor:
- zakelijke zekerheden (maar wel voor persoonlijke zekerheden)
- onderhoudsschulden
- schulden die voortvloeien uit een vordering tot schadevergoeding die worden toegekend ingevolge overlijden of aantasting van de lichamelijke integriteit waaraan de gefailleerde de schuld heeft (maar dus wel voor materiële schadevergoeding).
Ondernemers die ten persoonlijke titel failliet worden verklaard dienen derhalve geen collectieve schuldenregeling op te starten ter regeling van de restschulden na faillissement en dit noch voor de ondernemings-schulden, noch voor de persoonlijke schulden.
Dit brengt een ongelijkheid teweeg tussen gewone burgers en ondernemers. Gewone burgers kunnen principieel geen kwijtschelding van persoonlijke schulden bekomen, in tegenstelling tot ondernemers die hun persoonlijke schulden kunnen kwijtgescholden zien samen met hun faillissement. Hierbij lijkt het gelijkheidsbeginsel geschonden hetgeen wellicht aanleiding zal geven tot een uitspraak van het grondwettelijk Hof.
Bij de persoonlijke schulden wordt geen onderscheid gemaakt tussen de schulden voorafgaand aan de opstart van de onderneming en deze sinds de opstart van de onderneming.
Procedure:
De kwijtschelding van de restschulden wordt niet automatisch verleend maar dient gevraagd te worden door de gefailleerde die hiertoe een verzoek dient in te dienen bij de ondernemingsrechtbank. De gefailleerde kan de aanvraag tot de ondernemingsrechtbank indienen bij de faillietverklaring of uiterlijk drie maanden daarna.
Het verzoek tot kwijtschelding dient te voldoen aan een hele resem formele voorwaarden.
Het vonnis dat de kwijtschelding van de restschulden toekent heeft slechts uitwerking drie maand na publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. In afwachting hiervan kan elke belanghebbende (derden)verzet aantekenen tegen het kwijtscheldingsvonnis.
Gevolgen voor de (ex-)echtgenoot en voor de (ex-)wettelijke samenwonenden:
De door de rechtbank verleende kwijtschelding geldt eveneens voor schulden van de (ex-) echtgenoot en voor de (ex-) wettelijke samenwonende van de gefailleerde, weze het beperkt voor die schulden die verband houden met de beroepsactiviteit van de gefailleerde en (cumulatief) tot de schulden die aangegaan werden tijdens het huwelijk of tijdens de wettelijke samenwoning.
Deze kwijtschelding geldt dus niet voor de feitelijk samenwonenden.
De door de rechtbank verleende kwijtschelding aan de gefailleerde strekt niet tot voordeel van de (ex-) echtgenoot en voor de (ex-) wettelijk samenwonende voor die schulden die geen verband houden met de beroepsactiviteit.
Een schuld met een louter privé karakter, waartoe beide (ex--) gehuwde of (ex--) wettelijke samenwonende van de gefailleerde gehouden zijn zal dus in de hoofde van de gefailleerde aanleiding kunnen geven tot kwijtschelding, maar niet in hoofde van zijn (ex-) echtgenoot en (ex-) wettelijk samenwonende.
Bijkomende voorwaarde voor de (ex-) wettelijke samenwonende is dat de samenwoning langer dan zes maand heeft geduurd voorafgaand aan het faillissement.
De kwijtschelding is beperkt tot de gefailleerde zelf en de (ex--) gehuwde of (ex--) wettelijke samenwonende van de gefailleerde en strekt geen derde schuldenaars tot voordeel.
Uitbreiding:
de kwijtschelding voor de gefailleerde en zijn (ex-) wettelijk samenwonende of (ex-) huwelijkspartner geldt op dezelfde wijze geldt evenzeer voor de ondernemers-natuurlijke personen, wier onderneming onder gerechtelijk gezag werd overgedragen in het raam van een gerechtelijke reorganisatie.
Zwarte lijst
Na kwijtschelding van restschulden dienen de kredietgevers over te gaan tot schrapping van de schulden van de gefailleerde en de (ex-)echtgenoot en voor de (ex-) wettelijke samenwonenden in de zogenaamde zwarte lijsten. (CKP en ENR) en dit (drie maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van het vonnis van kwijtschelding), dan wel of binnen de acht werkdagen na publicatie van het definitieve vonnis van de rechtbank over het derdenverzet indien de kwijtschelding van de betrokken schuld bevestigd wordt.
Geen beslag meer mogelijk op nieuwe inkomsten van de gefailleerde:
De curator kon vroeger beslag leggen op de inkomsten van een gefailleerde voor zijn activiteiten na het faillissement en dit ten belope van het voor beslag vatbaar gedeelte van diens inkomen. Nu krijgt een gefailleerde onmiddellijk na het faillissement een recht op nieuwe start. De curator kan dus geen beslag meer leggen op inkomsten voor activiteiten die de gefailleerde uitoefent na het faillissement.
Art. XX.174. [
1 De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke samenwoning was aangegaan, wordt ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.
De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot voordeel strekken.
De kwijtschelding heeft geen gevolgen op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 4. [
1 - Gevolgen van het faillissement van de ene echtgenoot ten opzichte van de andere]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Gevolgen faillissement voor de echtgenote gefailleerde Art. XX.189. [
1 De curatoren kunnen de roerende en onroerende goederen uit het eigen vermogen van een gefailleerde echtgenoot zowel als uit hun gemeenschappelijk vermogen verkopen zonder de voorafgaande toestemming van de andere echtgenoot of de rechterlijke machtiging, voorgeschreven bij de artikelen 215, § 1, 1418 en 1420 van het Burgerlijk Wetboek.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.190. [
1 Indien het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten wordt ontbonden na de faillietverklaring en voor de sluiting van het faillissement, kunnen noch de echtgenoot van de gefailleerde, noch de curatoren aanspraak maken op de voordelen die in het huwelijkscontract zijn bepaald.
De betaling van gemeenschappelijke schulden, die de gefailleerde bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteit heeft gemaakt en die niet voldaan zijn door de vereffening van het faillissement, kunnen niet verhaald worden op het eigen vermogen van de echtgenoot van de gefailleerde.]
1De gerechtelijke reorganisate en de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de schuldenaar Art. XX.54. [
1 § 1. De opschorting komt ten goede aan de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de schuldenaar, die persoonlijk medeverbonden zijn voor de contractuele schulden van de schuldenaar die verbonden zijn met diens beroepsactiviteit. De opschorting komt hen niet ten goede voor persoonlijke of gemeenschappelijke schulden volgend uit overeenkomsten door hen gesloten, ongeacht of die overeenkomsten alleen of samen met de schuldenaar werden gesloten, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de schuldenaar.
Deze bescherming kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd in de zes maanden vóór het indienen van het in artikel XX.41, § 1, bedoelde verzoekschrift tot het instellen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, niet tot voordeel strekken.
§ 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek, strekt de opschorting niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.
§ 3. Vanaf het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie open verklaart, kan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar, vragen dat de rechtbank voor recht zou verklaren dat het bedrag van de persoonlijke zekerheid kennelijk niet evenredig is met de mogelijkheid, op het ogenblik waarop de opschorting wordt toegekend, die hij heeft de schuld terug te betalen, waarbij die mogelijkheid moet worden beoordeeld zowel ten aanzien van zijn roerende en onroerende goederen als ten aanzien van zijn inkomsten.
Daartoe vermeldt de verzoeker in zijn verzoekschrift:
1° zijn identiteit, beroep en woonplaats;
2° de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
3° de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
4° de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
5° het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
6° de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
7° elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.
Het verzoekschrift wordt neergelegd in het dossier van de gerechtelijke reorganisatie.
De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het register kunnen worden geraadpleegd.
De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.
§ 4. Indien de rechtbank de vraag inwilligt, kan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar, het voordeel van de opschorting genieten en in voorkomend geval, de gevolgen van het minnelijk akkoord, het collectief akkoord en de schuldkwijtschelding bedoeld in artikel XX.96.
§ 5. Het vonnis dat de vordering toekent wordt door toedoen van de griffier in het register neergelegd en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.55. [
1 Schuldvergelijking tussen schuldvorderingen in de opschorting en schulden ontstaan tijdens de opschorting is enkel toegestaan indien deze verknocht zijn.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>