Er dient geen schuld vastgesteld te worden in hoofde van de onderhoudsplichtige om een recht op onderhoudsgeld te bekomen voor de onderhoudsgerechtigde.
Zelfs wanneer geen enkele fout wordt vastgesteld kan een recht op persoonlijk onderhoudsgeld worden toegekend.
Zelfs een "schuldige" echtgenoot of echtgenote kan dus aanspraak maken op een persoonlijk onderhoudsgeld, al dient te hieraan toegevoegd dat de rechtbank zich niet uitspreekt over de "normale" schuld.
Maar wanneer de rechtbank oordeelt dat een huwelijkspartner een grove fout heeft begaan, dan kan de rechtbank (dus facultatief) en het recht op onderhoudsgeld aan deze huwelijkspartner ontzeggen. Wanneer een huwelijkspartner zich schuldig heeft gemaakt aan partnergeweld dan verliest deze steeds elk recht op een persoonlijk onderhoudsgeld
Zelfs wanneer de echtscheiding op eenzijdig verzoek en dus uitgaande van een huwelijkspartner wordt uitgesproken, is er recht op uitkering tot levensonderhoud in hoofde van beide echtgenoten. Het feit eenzijdig een echtscheiding aan te vragen doet dus het recht op persoonlijk onderhoudsgeld niet te verliezen.
Bij de bepaling van het persoonlijk onderhoudsgeld wordt rekening gehouden met de economische middelen van de partijen en in het bijzonder met de gebeurlijke "aanzienlijke terugval van de economische situatie door de echtscheiding van de uitkeringsgerechtigde".
Het onderhoudsgeld dient de minimum een bedrag de bedragen noodzakelijk om de staat te dekken van de behoeften van de uitkeringsgerechtigde, zonder dat het onderhoudsgeld meer kan bedragen dan een derde van de netto inkomsten van de uitkeringsplichtige (art. 301 § 3 B.W.).
De uitkeringsgerechtigde dient ook een inspanning te leveren, deze dient zich namelijk beschikbaar te houden voor de arbeidsmarkt, dan wel de nodige schikkingen nemen zodat diens rechten op sociale voorzieningen gevrijwaard blijven (art. 301 § 5 B.W.).
De rechter bepaalt zowel het bedrag als de duur de duur van het onderhoudsgeld. de rechter kan het onderhoudsgeld ook degressief bepalen, , dit wil zeggen een bepaalde bedrag in een bepaalde periode en een lager of hoger bedrag in een erop volgende periode.
De rechter houdt hierbij rekening met de economische keuzes die de partijen maakten tijdens het samenleven.
- Ging de vrouw uitwerken?
- Stond een relevante huwelijkspartners (allen) in voor de opvang van de kinderen en was deze daardoor niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt?
- heeft één der echtgenoten zich ingezet voor de zelfstandige activiteit op de vennootschap van de andere echtgenoot en verliest deze door de echtscheiding hierdoor een inkomen of een voordeel uit de gemeenschap, al dan niet met de huidige beperking op de arbeidsmarkt ingevolge leeftijd...
De rechter betaalt de maximum duur van het recht op persoonlijk onderhoudsgeld, met als maximum de duur van het huwelijk(art. 301 § 4 B.W.).
Het recht op persoonlijk onderhoudsgeld kan beëindigd worden wanneer de onderhoudsgerechtigde een nieuw huwelijk aangaat, wettelijk of feitelijk gaat samenwonen met een andere persoon als ware zij gehuwd, (art. 301 § 10 tweede en derde lid B.W.).
Tijdens het huwelijk kan een voorafgaandelijk een afstand worden gedaan van een recht op persoonlijk onderhoudsgeld In een huwelijkscontract kan men dus niet afstand doen van een recht op persoonlijk onderhoudsgeld. Men kan evenmin tijdens het huwelijk een overeenkomst opstellen waarin afstand wordt gedaan van het persoonlijk onderhoudsgeld.
Tijdens de echtscheidingsprocedure kunnen er wel afspraken worden gemaakt over de uitkering, zowel met betrekking tot het bedrag als de wijze van een latere herziening (art. 301 § 9 B.W. nieuw).
Er kan evenwel geen afstand worden gedaan van het recht op een uitkering vóór de ontbinding van het huwelijk.
Voor de bepalingen van artikel 301 § 12 Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank een beslissing nemen over de voorlopige uitvoering van de beslissing die het onderhoudsgeld toestaat.
Een persoonlijk onderhoudsgeld wordt automatisch aangepast aan de index.
Een persoonlijk onderhoudsgeld kan aanleiding geven tot een omzetting in kapitaal.
Een persoonlijk onderhoudsgeld kan ook worden aangepast in functie van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen).
Wanneer de rechter uitspraak dient te doen over een vordering tot persoonlijk levensonderhoud, kan dit zowel gebeuren in het echtscheidingsvonnis als in een later vonnis of arrest. Wanneer dit na de echtscheiding gebeurt is de bevoegde rechter evenwel niet de echtscheidingsrechter maar wel de vrederechter.
Echtscheiding niet langer win for life
In een cassatiearrest van 11/12/20 werd nogmaals onderstreept dat het onderhoudsuitkering in de nieuwe echtscheidingswet niet langer een (levenslange) straf is voor de echtgenoot die schuld heeft aan de huwelijksbreuk, maar daarentegen geldt als een overgangsregeling die de uitkeringsgerechtigde echtgenoot moet toelaten op een menswaardige manier verder te leven tot een nieuwe eigen bron van sociale zekerheidsvoorziening is gevonden.
De echtscheiding is geen “win for life”. Slechts zeer uitzonderlijk kan de uitkering nog bedoeld zijn als definitieve pensioenregeling voor een uitzichtloze behoeftige echtgenoot, van wie bv. wegens ziekte of ouderdom, niet meer kan worden verwacht dat deze nog eigen nieuwe bestaansmiddelen aanboort.
Overgangsbepalingen met betrekking tot het onderhoudsgeld
De oude wetgeving blijft toepasselijk op alle echtscheidingen die hangende zijn voor de inwerkingtreding van de wet. In deze echtscheidingen die voor 1 september 2007 geen aanleiding hebben gegeven tot een eindvonnis, blijven de oude bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van kracht, zo ook met betrekking tot het weerhouden van een fout die aanleiding kan geven tot het verschuldigd karakter van een persoonlijk onderhoudsgeld ten voordele van een onschuldige echtgenoot. Zo ook het verlies op het recht tot het bekomen van een persoonlijk onderhoudsgeld na echtscheiding voor een schuldige echtgenoot ook al is deze behoeftig.
Ook aan de afgewikkelde echtscheidingen doet de nieuwe wet geen afbreuk. Al wie gescheiden is op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet, zijnde 1 september 2007 en op basis van deze echtscheiding en recht heeft verworven op persoonlijk onderhoudsgeld blijft dit recht te behouden. al die gescheiden is voor 1 september 2007 en geen recht op persoonlijk onderhoudsgeld bekwam, blijft de hiervan uitgesloten.
Op de oude en de nog hangende echtscheiding geldt wel de beperking inzake de duurtijd van de onderhoudsverplichting. ook voor deze oude echtscheidingen zal elke verplichting tot betaling van onderhoudsgeld verstrijken na de tijd die het huwelijk heeft geduurd, te rekenen vanaf 1 september 2007 (art. 42, §5, lid 2 Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding). Wanneer de rechter in een echtscheidingsvonnis uitgesproken voor 1 september 2007 het recht op persoonlijk onderhoudsgeld in tijd had beperkt, dan blijft deze beperkingen gelden, zonder dat deze termijn langer kan zijn dan de tijd die het huwelijk heeft geduurd te rekenen vanaf 1 september 2007 (art. 42, §5, lid 3 Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding).
Het Grondwettelijk Hof heeft evenwel artikel 42, § 5, van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding vernietigt.
tijdelijkheid van het onderhoudsgeld afgeschaft voor oude echtscheidingen
De partijen kunnen zich vanaf 1 september 2007 in een nieuwe echtscheidingsprocedures beroepen op feiten en omstandigheden die gebeurd zijn voor 1 september 2007 om hun rechten die hen verleend worden door de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding te laten gelden. zo kunnen zij bijvoorbeeld feiten aanhalen die gebeurd zijn voor 1 september 2007 om een zware fout in de zin van artikel 301 paragraaf twee lid twee Burgerlijk Wetboek dan wel een strafbaar feit in de zin van artikel 301 paragraaf twee lid drie Burgerlijk Wetboek aan te tonen.
Uittreksel uit het Burgerlijk Wetboek
Artikel 301 - § 1. Onverminderd artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de echtgenoten op elk ogenblik overeenkomen omtrent de eventuele uitkering tot levensonderhoud, het bedrag ervan en de nadere regels volgens welke het overeengekomen bedrag zal kunnen worden herzien.
§ 2. Bij gebrek aan overeenkomst zoals bedoeld in § 1, kan de rechtbank in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of bij een latere beslissing, op verzoek van de behoeftige echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toestaan ten laste van de andere echtgenoot. De rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt.
In geen geval wordt de uitkering tot levensonderhoud toegekend aan de echtgenoot die schuldig werd bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon.
In afwijking van artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering kan de rechter in afwachting dat de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden, aan de verzoeker een provisionele uitkering toekennen, hierbij rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak. Hij kan het toekennen van deze provisionele uitkering ondergeschikt maken aan het stellen van een waarborg die hij bepaalt en waarvoor hij de nadere regels vaststelt.
§ 3. De rechtbank legt het bedrag van de onderhoudsuitkering vast die ten minste de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde moet dekken. De rechtbank houdt rekening met de inkomsten en mogelijkheden van de echtgenoten en met de aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde.
Om die terugval te waarderen, baseert de rechter zich met name op de duur van het huwelijk, de leeftijd van partijen, hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden en het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna.
De rechter kan indien nodig beslissen dat de uitkering degressief zal zijn en in welke mate. De onderhoudsuitkering mag niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige echtgenoot.
§ 4. De duur van de uitkering mag niet langer zijn dan die van het huwelijk. In geval van buitengewone omstandigheden, kan de rechtbank de termijn verlengen, indien de uitkeringsgerechtigde aantoont dat hij bij het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, om redenen onafhankelijk van zijn wil, nog steeds in staat van behoefte verkeert. In dat geval beantwoordt het bedrag van de uitkering aan het bedrag dat noodzakelijk is om de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde te dekken.
§ 5. Indien de verweerder aantoont dat de staat van behoefte van verzoeker het gevolg is van een eenzijdig door deze laatste genomen beslissing en zonder dat de noden van de familie deze keuze gerechtvaardigd hebben, kan hij worden ontheven van het betalen van de uitkering of slechts verplicht worden tot het betalen van een verminderde uitkering.
§ 6. De rechtbank die de uitkering toekent, stelt vast dat deze van rechtswege aangepast wordt aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Het basisbedrag van de uitkering stemt overeen met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand gedurende welke het vonnis of het arrest dat de echtscheiding uitspreekt, kracht van gewijsde heeft verkregen, tenzij de rechtbank er anders over beslist. Om de twaalf maanden wordt het bedrag van de uitkering van rechtswege aangepast in verhouding tot de verhoging of de verlaging van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de overeenstemmende maand.
Deze wijzigingen worden op de uitkeringen toegepast vanaf de vervaldag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer. De rechtbank kan nochtans in bepaalde omstandigheden een ander systeem van aanpassing van de uitkering aan de kosten van levensonderhoud toepassen.
§ 7. Zelfs in geval van echtscheiding door onderlinge toestemming, en uitgezonderd indien de partijen in dat geval uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen, kan de rechtbank de uitkering verhogen, verminderen of afschaffen in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of door een latere beslissing, indien ten gevolge van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen het bedrag ervan niet meer aangepast is. Indien ten gevolge van de ontbinding van het huwelijk, de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen of van de onverdeeldheid die tussen de echtgenoten bestond, aanleiding geeft tot een wijziging van hun financiële toestand, die een aanpassing rechtvaardigt van de uitkering tot levensonderhoud welke het voorwerp was van een vonnis of overeenkomst, gewezen of gesloten vóór de opmaak van de vereffeningsrekeningen, kan de rechtbank eveneens de uitkering aanpassen, tenzij in geval echtscheiding door onderlinge toestemming.
§ 8. De uitkering kan op elk ogenblik worden vervangen door een kapitaal mits een door de rechtbank gehomologeerd akkoord tussen de partijen.
Op verzoek van de uitkeringsplichtige, kan de rechtbank eveneens op elk ogenblik de omzetting in een kapitaal toestaan.
§ 9. De echtgenoten kunnen voor de ontbinding van het huwelijk geen afstand doen van de rechten op een uitkering tot levensonderhoud. Zij mogen in de loop van de procedure evenwel tot een vergelijk komen over het bedrag van die uitkering, met inachtneming van de in artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek gestelde voorwaarden.
§ 10. De uitkering is niet meer verschuldigd bij overlijden van de uitkeringsplichtige, maar de uitkeringsgerechtigde mag levensonderhoud vorderen ten laste van de nalatenschap volgens de in artikel 205bis, §§ 2, 3, 4 en 5, bepaalde voorwaarden.
De uitkering eindigt in ieder geval definitief in geval van een nieuw huwelijk van de uitkeringsgerechtigde of op het ogenblik waarop deze laatste een verklaring van wettelijke samenwoning doet, tenzij de partijen anders overeenkomen. De rechter kan de onderhoudsverplichting beëindigen wanneer de uitkeringsgerechtigde samenleeft met een andere persoon als waren zij gehuwd.
§ 11. De rechtbank kan beslissen dat in geval de uitkeringsplichtige zijn verplichting tot betaling niet nakomt, het de uitkeringsgerechtigde toegestaan is diens inkomsten of diens goederen die hij overeenkomstig hun huwelijksvermogensstelsel beheert, alsmede alle andere bedragen die hem door derden verschuldigd zijn, in ontvangst te nemen. Deze beslissing kan worden tegengeworpen aan elke derde, huidige of toekomstige schuldenaar, op grond van de kennisgeving ervan die hen door de griffier gedaan wordt op verzoek van de eiser.
§ 12. De rechtbank die een uitspraak doet inzake een uitkering tot levensonderhoud mag ambtshalve de voorlopige uitvoering van de beslissing bevelen. Artikel 301bis BW.
Voorbeelden uit de praktijk:Voor diverse praktijkvoorbeelden met overzichtelijke tabellen afgeleid uit de rechtspraak met vermelding van de leeftijd van de onderhoudsgerechtigde, en de duur van het huwelijk, de inkomsten van de onderhoudsgerechtigde versus de inkomsten van de onderhoudsplichtige en de door de rechtspraak aldus toegekende menselijke onderhoudsuitkering met weergave van de duur van de onderhoudsuitkering, zie overzicht van rechtspraak 2010-2020, onderhoudsuitkering na EOO, Christine, Van Roy, voor familierecht 209 en meer bepaald de tabellen op bladzijde 232 tot 234.
In de regel worden de onderhoudsgelden toegekend voor de duur van het huwelijk. Uitzonderlijk worden zij beperkt tot aan de pensioenleeftijd. Maar het gebeurt dat in bijzondere gevallen de duurtijd van de onderhoudsuitkering toch een stuk korter wordt vastgelegd dan de duur van het huwelijk. Vaak situeert zich de onderhandsuitkering op de helft tussen het verschil in inkomsten, zonder dat de toegekende onderhoudsuitkering meer bedraagt dan een derde van de inkomsten van de onderhoudsgerechtigde. Bij extreem grote verschillen in inkomsten, is het evenwel niet zo dat de onderhoudsgerechtigde zomaar de helft van het verschil bekomt of een derde van de inkomsten van de onderhoudsplichtige. Dit is vaak een stuk minder.