Preview
In het oude recht kon de Koning of de Heer regels opleggen naar goeddunken, ze veranderen, ze aanpassen van geval tot geval, ze toepassen of ze niet toepassen en in geval tot geschil in functie van deze regels of niet in functie van deze regels een uitspraak doen.
In deze staten die niet als rechtstaat konden doorgaan, laat staan als staat, werd recht gevraagd, verzocht, gesmeekt, met diepe eerbied, met de meeste eerbied gericht tot de edele, aangesproken met Edelachtbare of Uwe Edelheid, afgekort tot Ued.
Eigenaardig dat in ons huidig rechtstelsel deze oude naar recht smachtende smeekbedes nog zijn blijven bestaan waarbij steevast de rechter verzocht wordt dat het hem of haar zou behagen een burger recht te verschaffen. Jongere confraters vinden deze taal wat oubollig en zijn de term “vragen” gaan gebruiken.
Men moet verdorie een rechter niets vragen in een rechtstaat. Het moet de rechter niet behagen om zijn taak te volbrengen.
De rechter moet rechtspreken. Partijen vorderen, eisen. Zij moeten gehoord worden en de rechter wijst toe of wijst af.
De rechter is geen met zijden ...