Krachtens art. 75 Wet Economische Mededinging 2006 kan tegen de beslissingen van de Raad voor de Mededinging en van de voorzitter, alsmede tegen stilzwijgende beslissingen tot toelating van concentraties door het verstrijken van de in art. 58 en 59 bepaalde termijnen, beroep worden ingesteld bij het Hof van Beroep te Brussel, behalve wanneer de Raad voor de Mededinging een beslissing neemt met toepassing van art. 79.
Het hof van beroep doet uitspraak met volle rechtsmacht inzake de vermeende restrictieve praktijken en in voorkomend geval inzake de opgelegde sancties evenals inzake de toelaatbaarheid van concentraties. Het hof van beroep kan de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sedert de aangevochten beslissing van de Raad in overweging nemen.
Het hof van beroep kan geldboetes en dwangsommen opleggen volgens de bepalingen bedoeld in Afdeling 8 van Hoofdstuk IV van de wet.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het Hof van Beroep te Brussel zijn eigen beslissing in de plaats kan stellen van de beslissing van de Raad voor de Mededinging, zowel inzake restrictieve mededingingspraktijken als inzake concentraties en dat het rekening kan houden met de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sedert de aangevochten beslissing van de Raad.
In beginsel kan het hof van beroep, volgens de parlementaire voorbereiding, zijn beoordeling volledig in de plaats stellen van die van de Raad voor de Mededinging en kan het de beslissing waartegen hoger beroep werd ingesteld niet alleen vernietigen maar ook hervormen en een beslissing nemen die de aangevochten beslissing vervangt.
Het Hof van Beroep te Brussel heeft, ook al bezit het een volle rechtsmacht, nochtans een specifieke rol in de handhaving van de wet over de mededinging die niet onbeperkt kan worden vereenzelvigd met de rol van de Raad voor de Mededinging.
Wanneer een onbeperkt hoger beroep wordt ingesteld tegen een beslissing van de Raad over een restrictieve mededingingspraktijk waarbij een restrictieve praktijk wordt vastgesteld en een boete wordt opgelegd, is het Hof van Beroep te Brussel niet verplicht een nieuw onderzoek te voeren of te beslissen om uit eigen beweging elementen uit het onderzoek aan een debat te onderwerpen met het oog op de vaststelling van de inbreuk.
Het mag, wat de rechtspleging betreft, de toetsing beperken tot onder meer de vragen of de procedurevoorschriften en het motiveringsvereiste in acht zijn genomen. Het mag ook, wat de grond van de zaak betreft, de toetsing beperken tot de vraag of de feiten juist zijn weergegeven, of er geen sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten en of de juridische kwalificatie van de feiten juist is, waarbij het hof van beroep beoordeelt of de aangevoerde bewijsstukken het relevante feitenkader vormen voor de beoordeling van de overtreding en de daaruit getrokken conclusies kunnen dragen.
Het moet op grond van de door het hof van beroep zelf of door de Raad als vaststaande aangenomen feiten oordelen of de restrictieve praktijk vaststaat of niet. Het moet zelf bepalen of op grond van de aangehouden gegevens een eventuele geldboete verschuldigd is en van welke omvang die is.
Het onderzoek gebaseerd op de artikelen 44 tot 54 Wet Economische Mededinging 2006 is geen strafrechtelijk onderzoek.
De vervolgingen op grond van het mededingingsrecht zijn van civielrechtelijke aard, ook al verloopt de procedure inquisitoriaal.
Cass. 03/06/2011, RW 2012-2013, 943