25/02/1991 | Wet betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken
De producent is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product (art. 1 van de wet op de productaansprakelijkheid) .
Onder product wordt, in de zin van deze wet, verstaan elk lichamelijk roerend goed, ook indien het een bestanddeel vormt van een ander roerend of onroerend goed, of indien het door bestemming onroerend is geworden.
Onder product wordt in de zin van deze wet ook elektriciteit verstaan.
Onder " producent " wordt in de zin van deze wet verstaan de fabrikant van een eindproduct, de fabrikant van een onderdeel van een eindproduct, de fabrikant of de producent van een grondstof, alsmede eenieder die zich als fabrikant of producent aandient door zijn naam, zijn merk of een ander herkenningsteken op het product aan te brengen.
Naast de eigenlijke producent producent, wordt eenieder die, in het kader van zijn economische werkzaamheden, een product in de Europese Gemeenschap invoert, met het oogmerk het te verkopen of het gebruik ervan aan derden over te dragen, in de zin van deze wet als producent beschouwd; zijn aansprakelijkheid is dezelfde als die van de producent.
De leverancier van het product dat de schade heeft veroorzaakt, wordt als producent beschouwd wanneer :
1° ingeval het product vervaardigd is op het grondgebied van een Lidstaat van de Europese Gemeenschap, niet kan worden vastgesteld wie de producent van het product is, tenzij de leverancier binnen een redelijke termijn aan het slachtoffer de identiteit meedeelt van de producent of van degene die hem het product heeft geleverd;
2° ingeval het product ingevoerd is in de Europese Gemeenschap, niet kan worden vastgesteld wie de invoerder van het product is, ook al is de naam van de producent aangegeven, tenzij de leverancier binnen een redelijke termijn aan het slachtoffer de identiteit meedeelt van de invoerder of van degene die hem het product heeft geleverd.
In de zin van deze wet is een product gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name :
a) de presentatie van het product;
b) het normaal of redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van het product;
c) het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.
Een product mag niet als gebrekkig worden beschouwd uitsluitend omdat er nadien een beter product in het verkeer is gebracht.
Onder " in het verkeer brengen " wordt, in de zin van deze wet, verstaan de eerste daad waaruit de bedoeling van de producent blijkt om aan het product de bestemming te verlenen die hij aan dat produkt geeft door overdracht aan derden of door gebruik ten behoeve van laatstgenoemden.
Het bewijs van de schade, van het gebrek en van het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade moet door de benadeelde worden geleverd.
De producent is uit hoofde van deze wet aansprakelijk, tenzij hij bewijst :
a) dat hij het product niet in het verkeer heeft gebracht;
b) dat het, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat het gebrek dat de schade heeft veroorzaakt, niet bestond op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer heeft gebracht, dan wel dat het gebrek later is ontstaan;
c) dat het product noch voor de verkoop of voor enige andere vorm van verspreiding met een economisch doel van de producent is vervaardigd, noch vervaardigd of verspreid in het kader van de uitoefening van zijn beroep;
d) dat het gebrek een gevolg is van het feit dat het product in overeenstemming is met dwingende overheidsvoorschriften;
e) dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken;
f) dat, wat de producent van een onderdeel of de producent van een grondstof betreft, het gebrek te wijten is aan het ontwerp van het product waarvan het onderdeel of de grondstof een bestanddeel vormt, dan wel aan de onderrichtingen die door de producent van dat product zijn verstrekt.
Indien uit hoofde van deze wet verscheidene personen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, is elk van hen, onverminderd het regresrecht, hoofdelijk aansprakelijk.
De aansprakelijkheid van de producent kan ten aanzien van het slachtoffer niet worden uitgesloten of beperkt bij overeenkomst.
Zij kan worden uitgesloten of beperkt wanneer de schade wordt veroorzaakt, zowel door een gebrek in het product, als door schuld van het slachtoffer of van een persoon voor wie het slachtoffer verantwoordelijk is.
Onverminderd het regresrecht, wordt de aansprakelijkheid ten aanzien van het slachtoffer niet uitgesloten of beperkt wanneer de schade wordt veroorzaakt, zowel door een gebrek in het product, als door toedoen van derden.
De schadeloosstelling die uit hoofde van deze wet kan worden bekomen, dekt de schade toegebracht aan personen, met inbegrip van morele schade en, onder voorbehoud van de hiernavolgende bepalingen, de schade toegebracht aan goederen.
Schade toegebracht aan goederen levert alleen grond tot schadeloosstelling op indien de goederen gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik of verbruik in de privésfeer en door het slachtoffer hoofdzakelijk zijn gebruikt voor gebruik of verbruik in de privésfeer.
Schade toegebracht aan het gebrekkig product levert geen grond tot schadeloosstelling op.
Schadeloosstelling voor schade toegebracht aan goederen is slechts verschuldigd onder aftrek van een franchise.
Onverminderd artikel 2277ter van het Burgerlijk Wetboek vervalt het recht van het slachtoffer om van de producent schadevergoeding te bekomen uit hoofde van deze wet na een termijn van tien jaar, te rekenen van de dag waarop deze het product in het verkeer heeft gebracht, tenzij het slachtoffer gedurende die periode op grond van deze wet een gerechtelijke procedure heeft ingesteld.
Onverminderd artikel 2277ter van het Burgerlijk Wetboek, verjaart de rechtsvordering ingesteld op grond van deze wet door verloop van drie jaar, te rekenen van de dag waarop hij er redelijkerwijs kennis van had moeten hebben
De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende schorsing en stuiting van de verjaring zijn op die rechtsvorderingen van toepassing.
Deze wet laat de rechten die het slachtoffer ontleent aan het recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid onverlet.
De leverancier kan slechts op grond van de Wet Productenaansprakelijkheid worden aangesproken wanneer het product is ingevoerd in de Europese Gemeenschap en wanneer niet kan worden vastgesteld wie de invoerder is.
Wanneer het gebrekkige product is vervaardigd op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschap, wordt een leverancier voor de toepassing van de Wet Productenaansprakelijkheid als producent beschouwd indien niet kan worden vastgesteld wie de werkelijke producent van het product is, tenzij die leverancier binnen een redelijke termijn aan de benadeelde de identiteit van de producent meedeelt.
Krachtens art. 12, par. 2, lid 1 Wet Productenaansprakelijkheid verjaart de rechtsvordering van de benadeelde door verloop van drie jaar, te rekenen van de dag waarop hij kennis kreeg van de schade, het gebrek en de identiteit van de producent, ofwel te rekenen van de dag waarop hij er redelijkerwijs kennis van had moeten krijgen. Van de benadeelde mag worden verwacht dat hij redelijkerwijs handelt om zelf kennis te krijgen van de nodige gegevens om zijn rechtsvordering tijdig in te stellen.
De producenten, invoerders en verkopers van een producten begaan geen fout in de zin van art. 1382 B.W. door een toestel op de markt te brengen wanneer de koper een oneigenlijk en niet voorzienbaar gebruik van dat toestel heeft gemaakt.
(Kh. Ieper (enige kamer) 24 juni 2002, R.W. 2005-06, afl. 31, 1229).
Door de stroompieken of stroomstoot en ontstaat er regelmatig schade aan toestellen of installaties van de consument. Artikel twee van de wet op de productaansprakelijkheid stelt uitdrukkelijk dat elektriciteit onder het toepassingsgebied van deze wet valt. De elektriciteitsmaatschappijen trachten zich bij een dergelijke vorderingen en vaak te verschuilen door te stellen dat zij niet als de eigenlijke producent kunnen aanzien worden.
Het Hof van Cassatie maakt brandhout van deze stelling: een producent blijft een producent ook wanneer deze niet verantwoordelijk is voor het volledige productieproces of wanneer deze een bepaalde bewerking, kenmerkend voor het productieproces niet heeft uitgevoerd. In de voorliggende zaak was en schade ontstaan aan elektrische apparaten door een gebrek in de aansluitklem waarbij de primaire elektrische energie niet kon omgezet worden in voor de consument bruikbare elektriciteit. De elektriciteit leverancier deed eveneens een beroep op artikel 8e van de wet op de productaansprakelijkheid. ingevolge dit artikel is een producent bevrijd van zijn aansprakelijkheid wanneer hij het bewijs kan leveren dat op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop het product een verkeer gebracht wordt, en h het onmogelijk was om het bestaan van het gebrek te ontdekken. Het Hof van Cassatie verwerpt ook deze stelling door te stellen dat niet het gebrek aan kennis van de betrokken producent relevant is, maar wel de objectieve onmogelijkheid in de stand van de huidige wetenschap en technische kennis waarvan de producent de acht wordt op de hoogte te zijn. Zie Cass. 6 april 2006 nieuwe juridisch weekblad 163 pagina 460.