De preferentiële toewijzing (2.3.13 en 14 NBW) is een recht dat bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen van een huwgemeenschap kan worden gevorderd door één van de voormalige huwelijkspartners om op onroerende goederen die tot verblijf tijdens het huwelijk hebben gediend (en/of de aldaar aanwezige huisraad) een voorrangsrecht tot toewijzing te bekomen tegen het betalen van een opleg.
De preferentiële toewijzing is niet alleen mogelijk voor gemeenschappelijke goederen, maar voor alle goederen waarop beide echtgenoten eigendomsaanspraken kunnen laten gelden hetzij in een ontbonden gemeenschap, hetzij in een onverdeeldheid.
Echtgenoten dienen voor de toepassing van de preferentiële toekenning geen mede-eigenaar te zijn in gelijke delen. De ene ex echtgenoot ken bij wijze van preferentiële toewijzing zich niet een eigen goed van de andere laten toewijzen.
Zelfs wanneer de belangen van de respectieve ex-echtgenoten min of meer gelijkwaardig kunnen worden geacht, moet de veiling dan wel openbare verkoop van de woning hoe dan ook de uitzondering blijven. De overname van de woning door één van de ex echtgenoten zal derhalve aan de orde blijven van zodra één van hen interesse toont in de woning. Tonen beiden interesse dan zal toevlucht dienen genomen tot de figuur van de preferentiële toewijzing om uit te maken wie de woning bekomt.
In het kader van een voorlopige woonst kan rekening gehouden worden met de stabiliteit van de woonlocatie van de kinderen bij de toekenning van de voorlopige woonst. Eens de kinderen het huis uit, speelt deze omstandigheid niet meer mee bij de toewijzing van de preferentiële woonst. Het feit dat door toekenning van de afzonderlijke woonst in de gezinswoning een ex-echtgenoot jarenlang in de woning is gebleven is geen reden om die partner de preferentiële woonst toe te kennen bij de vereffening verdeling. De preferentiële woonst kan dus worden toegekend aan de ex-echtgenoot die destijds gedwongen werd de woning te verlaten. De focus wordt gelegd op de actuele situatie en niet op de bestendiging van de jarenlange ononderbroken bewoning van de gezinswoning.
De preferentiële toewijzing kan slaan op de huisraad, op de woning op de gezinswoning of op de gezinswoning en de huisraad. Zij kan worden gevraagd niet alleen voor de voornaamste gezinswoning, maar ook voor elke gezinswoning die het het gezin betrok, met dien verstande dat het recht slechts ten aanzien van één van die woningen worden opgeëist.
Indien een ex echtgenoot het niet eens is met het standpunt van de notaris inzake de preferentiële toewijzing kan die ex-echtgenoot zich wenden tot de familierechtbank. De rechtbank beslist op basis van een belangenafweging.
Herschatting is niet aan de orde, wanneer actualisering van de waardebepaling aan de hand van een interest of vaste formule zoals de ABEX-index wel mogelijk is.
De preferentiële toewijzing heeft een essentieel facultatief karakter.
Het recht op preferentiële toewijzing komt in de regel aan elke echtgenoot van rechtswege toe, maar de uitoefening ervan is geen verplichting.
De preferentiële toewijzing gebeurt bovendien nooit van rechtswege, ook niet indien slechts één van de echtgenoten de preferentiële toewijzing vraagt.
De rechter beslist welke echtgenoot de voorkeur geniet, met inachtneming van de maatschappelijke en gezinsbelangen en met de vergoedings- en vorderingsrechten van de andere echtgenoot.
Het eigenlijke verzoek betreft een machtiging om het kwestieuze onroerend goed te mogen overnemen, maar de finale beslissing blijft berusten bij de ex-echtgenoot die om deze machtiging heeft verzocht.
De daadwerkelijke overname geschiedt overigens slechts door een notariële akte, waarin de preferentiële overnemer als partij optreedt.
Het recht op preferentiële toewijzing is niet aan een vervaltermijn verbonden.
Zolang de vordering wordt ingesteld binnen de vereffeningsprocedure, is deze ontvankelijk.
Het recht op preferentiële toebedeling wordt uitgeoefend in het belang van diegene die er aanspraak op maakt. Deze is meester van zijn eigen belangen en beslist vrij of hij effectief van dit recht gebruik zal maken.
De uitoefening van dit recht is een zgn. wilsrecht. Een wilsrecht schept een bevoegdheid en geen verplichting: in deze bevoegdheid ligt een macht besloten krachtens welke de titularis verandering kan brengen in zijn eigen of andermans rechtssfeer d.m.v. een eenzijdige wilsverklaring. Keerzijde hiervan is de gebondenheid van andere rechtssubjecten: deze moeten de gevolgen ondergaan van de (al dan niet) uitoefening van die bevoegdheid.
De uitoefening van dit recht op preferentiële toebedeling/overname moet voorwerp uitmaken van een aanspraak of een vordering, waarvan naderhand ook nog afstand kan worden gedaan, door de titularis van dit recht.
Het recht tot toewijzing bij voorrang van het onroerend goed dat diende tot gezinswoonst geldt als uitzondering op de verdeling in natura.
Om dit te mogen overnemen is een beslissing van de rechter vereist : over een onverdeeld (voorheen : gemeenschappelijk) goed in de zin van artikel 577-2 § 6 Ger.W. zijn immers geen daden van beschikking mogelijk zonder medewerking van alle mede-eigenaars.
De preferentiële toewijzing betreft enkel het recht om, bij gebreke aan akkoord tussen de beide deelgenoten (ex-echtgenoten), de gezinswoonst over te nemen, waarbij de eigenlijke beslissing tot effectieve overname van de gezinswoonst los hiervan staat en nog steeds een afzonderlijke wilsuiting vereist van de overnemer.
De eigenlijke overname is een afzonderlijk wilsrecht, onderscheiden van de intentie of van het loutere voornemen dit te doen, zoals wordt veruitwendigd in de vraag tot machtiging bij toepassing van artikel 1447 BW.
Voorwaarden
Om als vragende partij de preferentiële toewijzing, te bekomen dient de vragende partij te bewijzen dat voldaan is aan de toepassingsvereisten van artikel 1446 BW (2.3.13 en 2.3.14 (nieuw) BW)
Deze bevoorrechte overname een vormt uitzondering op de regels van de verdeling in natura, wat eveneens wettigt dat de bewijslast integraal bij de vragende partij wordt gelegd.
Het volstaat hierbij niet dat het goed waarop de vraag tot preferentiële toewijzing slaat tot het gemeenschappelijk vermogen behoort: dit is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde.
Vereist is ook dat het onroerend goed in kwestie op het ogenblik van ontbinding van het stelsel een specifieke bestemming had, met name dienst deed als “gezinswoning”.
Dit veronderstelt niet noodzakelijk dat beide echtgenoten hier staan ingeschreven in de bevolkingsregisters, maar wel dat beiden hun gezinshaard aldaar hebben gevestigd, dit wil zeggen dat ze in het betreffende onroerend goed leven als koppel, dat hun echtelijk samenleven daar is gesitueerd en dat de huwelijksbeleving met de hieraan inherente rechten en plichten daar kan worden gelokaliseerd. Dit kan ook een tweede verblijf of buitenverblijf zijn, mits de gezinsbestemming maar vaststaat.