Het recht op hoger beroep in strafzaken werd grondig hervormd door de de Potpourri II: wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering). Hierna geven wij de nieuwe actuele en thans vigerende regeling.
De nieuwe regels betreffende het hoger beroep in strafzaken
Nieuwe termijn om beroep aan te tekenen in strafzaken
Art. 203§1.
Behoudens de uitzondering van artikel 205 hierna, vervalt het recht van hoger beroep, indien de verklaring van hoger beroep niet gedaan is op de griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen, uiterlijk dertig dagen na de dag van die uitspraak en indien het vonnis bij verstek is gewezen, uiterlijk dertig dagen na de dag van de betekening ervan aan de veroordeelde partij of aan haar woonplaats. (de termijnen worden in dagen berekend en niet per maand)
Het openbaar ministerie beschikt over een bijkomende termijn van tien dagen om hoger beroep in te stellen, nadat de beklaagde of de burgerrechtelijk aansprakelijke partij hoger beroep heeft ingesteld.
§ 2. Is het hoger beroep tegen de burgerlijke partij gericht, dan beschikt deze over een bijkomende termijn van tien dagen om hoger beroep in te stellen tegen de beklaagden en de burgerrechtelijk aansprakelijke personen die zij in de zaak wil doen blijven, onverminderd haar recht incidenteel beroep in te stellen overeenkomstig § 4.
§ 3. Gedurende die termijnen en gedurende de rechtspleging in hoger beroep wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst. De vonnissen over de strafvordering, buiten die van veroordeling, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging, alsook de vonnissen over de burgerlijke rechtsvordering kunnen echter bij een speciaal gemotiveerde beslissing uitvoerbaar verklaard worden bij voorraad niettegenstaande hoger beroep.
§ 4. In alle gevallen waarin de burgerlijke rechtsvordering gebracht wordt voor de rechter in hoger beroep, kan de gedaagde bij een op de terechtzitting genomen conclusie incidenteel beroep instellen zolang de debatten in hoger beroep niet gesloten zijn.
Art. 205 voorzag in de oude versie: "Het openbaar ministerie bij het hof of de rechtbank die van het beroep kennis moet nemen, moet, op straffe van verval, binnen veertig dagen te rekenen van de uitspraak van het vonnis, zijn beroep betekenen, hetzij aan de beklaagde, hetzij aan de voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijke partij. Het exploot bevat dagvaarding. In het kader van de procedure van onmiddellijke verschijning bedoeld in artikel 216quinquies gebeurt deze dagvaarding binnen zestig dagen te rekenen van de uitspraak van het vonnis".
Let wel
Wetswijziging van 6 december 2022
In het aldus gewijzigde wetboek van strafvordering werd artikel 205 opgeheven (Lees ook de bijdrage van Steven Van Overbeke, Nog maar eens nieuwe regels voor het hoger beroep in strafzaken: wijzigingen door de wet van 6 december 2022 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IIbis, RW 2022-2023, 1003 over de nieuwe regeling inzake volgappel
Het grievenstelsel
Het instellen van het hoger beroep wordt thans afhankelijk gemaakt met vermelding van de grieven. Het hoger beroep is derhalve niet zomaar een «gratuite tweede ronde » maar in wezen de beoordeling door een hogere rechtsmacht van concrete grieven
Art. 204.
Op straffe van verval van het hoger beroep bepaalt het verzoekschrift nauwkeurig de grieven die tegen het vonnis worden ingebracht, met inbegrip van de procedurele grieven, en wordt het verzoekschrift binnen dezelfde termijn en op dezelfde griffie ingediend als de in artikel 203 bedoelde verklaring. Het verzoekschrift wordt ondertekend door de eiser in beroep of zijn advocaat, of door een ander bijzonder gevolmachtigde. In dit laatste geval wordt de volmacht bij het verzoekschrift gevoegd.
Dit verzoekschrift kan ook rechtstreeks worden ingediend op de griffie van de rechtbank of het hof waarvoor het hoger beroep wordt gebracht.
Daartoe kan een formulier, waarvan het model wordt bepaald door de Koning, worden gebruikt.
Deze bepaling geldt ook voor het openbaar ministerie.
Beroep aantekenen in strafzaken vereist dus tijdig een verklaring van hoger beroep ter griffie overeenkomstig art. 203 Sv.en de tijdige neerlegging van een verzoekschrift ter griffie met grieven («grievenschrift») overeenkomstig art. 204 Sv. Maar aangezien de termijnen dezelfde zijn is het eenvoudiger om aantekenen van beroep door verklaring en de neerlegging van het grievenschrift op zelfde datum uit te voeren.
Art. 204 Sv.legt niet alleen op om grieven te vermelden zij dienen bovendien nauwkeurig omschreven worden met inbegrip van de procedurele grieven. De herhaling van conclusies in eerste aanleg is geen grief,een eenvoudige melding van hoger beroep of melding van niet akkoord is geen grief.
Binnen de termijn om een grievenschrift neer te leggen kan een nieuw vervangend grievenschrift worden neergelegd.
Het formulier vermeld in het derde lid van art. 204 Sv.dat kan gebruikt worden voor het indienen van het verzoekschrift werd opgenomen bij KB van 18 februari 2016.
Ook het openbaar ministerie, de burgerlijke partij, de gedetineerde beklaagde, is onderworpen aan de vereiste van het grievenschrift
Wijziging devolutieve werking hoger beroep door grievenstelsel/
Art. 210.Watboek strafvordering. Voordat de rechters hun gevoelen uiten, worden de beklaagde, onverschillig of hij vrijgesproken dan wel veroordeeld is, de voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijke personen, de burgerlijke partij , of hun advocaat en de procureur-generaal gehoord over de nauwkeurig bepaalde grieven die tegen het vonnis worden ingebracht, en zulks in de door de rechter te bepalen volgorde. De beklaagde of zijn advocaat heeft, indien hij het vraagt, altijd het laatste woord.
Behoudens de grieven opgeworpen zoals bepaald in artikel 204, kan de beroepsrechter slechts de grieven van openbare orde ambtshalve opwerpen die betrekking hebben op de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen dan wel op :
- zijn bevoegdheid;
- de verjaring van de feiten die bij hem aanhangig zijn gemaakt;
- het gegeven dat de feiten die bij hem wat betreft de schuldvraag aanhangig zijn gemaakt, geen misdrijf zijn of de noodzaak om deze feiten te herkwalificeren of een niet te herstellen nietigheid die het onderzoek naar deze feiten aantasten.
De partijen worden verzocht om zich uit te spreken over de ambtshalve opgeworpen middelen.
Aldus wordt de akte van hoger beroep de ultieme bovengrens bij de vaststelling van de devolutieve werking van het hoger beroep.
Een «grief» kan worden gedefinieerd als het door de appellant (of door de appelrechter ambtshalve) gelaakte en specifiek aangewezen punt van de beslissing dat vervat is in het bestreden vonnis en dat in het kader van het grievenstelsel als een afzonderlijke «beslissingsentiteit» kan worden beschouwd.
Voorbeelden van grieven
• de beslissing over schuld,
• de beslissing over straftoemeting,
• de beslissing betreffende de gegrondheid de vordering van de burgerlijke parij
• de beslissing van een of meerdere schadeposten van een burgerlijke partij,
• de beslissing tot kapitalisatie of de afwijzing ervan toegepaste methode
• de beslissing over het bedrag van één of meerdere schadeposten
• de beslissing over de ontvankelijkheid van een bepaalde burgerlijke- partijstelling enz.).
Met andere woorden zijn de grieven de nauwkeurig omschreven elementen van het aangevochten vonnis die de appellant wil aanvechten en niet de middelen (inhoudelijke verweermiddelen in rechte en in feite), niet het waarom hij het met deze of gene beslissing niet eens is.
Er kan niet genoeg benadrukt dat de wetgever het hoger beroep in strafzaken niet afhankelijk heeft gemaakt van een gemotiveerd verzoekschrift waarin de appellant op een exhaustieve wijze zijn argumentatie met uitgewerkte middelen in rechte en feite tegen het bestreden vonnis uiteenzet.
De grieven van openbare orde die de appelrechter ambtshalve kan opwerpen.
Hoe krijgen we uitgelegd dat de beoordeling van de strafvordering steeds de openbare orde aanbelangt steeds ambtshalve tot de macht van de rechtbank blijft behoren versus het beperkte grievenstelsel?
De appèlrechter kan aldus allereerst ambtshalve grieven van openbare orde opwerpen die betrekking hebben op substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, onder meer de verjaring.
Afstand of beperking van het hoger beroep
Art. 206
De partijen in het geding kunnen afstand doen van het ingesteld hoger beroep of het ingesteld hoger beroep beperken, met een verklaring, ingediend op de griffie van de rechtbank of het hof die van het hoger beroep kennis moet nemen.
De verklaring kan in voorkomend geval ook worden gedaan op de griffie van de gevangenis of van het gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
Van de verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt in het daartoe bestemd register.
Bij de in het tweede lid voorziene gevallen geven de bestuurders van de inrichtingen van die verklaring onmiddellijk bericht aan het openbaar ministerie bij de rechtbank of het hof die van het hoger beroep kennis moet nemen en stelt hem, binnen vierentwintig uren, een uitgifte van het proces-verbaal in handen. Bericht en uitgifte worden bij het dossier gevoegd.
Van de afstand of beperking door het openbaar ministerie gedaan, worden de beklaagde, en in voorkomend geval de burgerlijke partij, of hun advocaten, binnen de vierentwintig uren op de hoogte gesteld.
De partijen in het geding kunnen ook op de zitting afstand doen van het ingesteld hoger beroep of het ingesteld hoger beroep beperken.
De afstand of beperking van het ingesteld hoger beroep kan worden ingetrokken totdat er akte van is verleend door het hof of de rechtbank die van het hoger beroep kennis moet nemen.
Ingeval van hoger beroep met betrekking tot de burgerlijke rechtsvordering, kan de partij tegen wie het hoger beroep gericht is, evenwel beslissen de afstand niet te aanvaarden indien incidenteel beroep is ingesteld. Art. 206 WSV.
Let wel
Wetswijziging van 6 december 2022
Uittreksel uit het aldus gewijzigde wetboek van strafvordering (Lees ook de bijdrage van Steven Van Overbeke, Nog maar eens nieuwe regels voor het hoger beroep in strafzaken: wijzigingen door de wet van 6 december 2022 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IIbis, RW 2022-2023, 1003 over de nieuwe regeling inzake volgappel
Zie Art. 203 WsV.
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 204, derde lid van het Wetboek van strafvordering
Artikel 1. Voor het instellen van hoger beroep kan overeenkomstig artikel 204, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, gebruik worden gemaakt van het formulier zoals bepaald in bijlage 1 van dit besluit.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2016.
Art. 3. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Artikel 1. Voor het instellen van hoger beroep kan overeenkomstig artikel 204, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, gebruik worden gemaakt van het formulier zoals bepaald in bijlage 1 van dit besluit.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2016.
Art. 3. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Grievenformulier hoger beroep
Verplichte en bindende opgave van de grieven tegen het eerste vonnis
(artikel 204 Wetboek van Strafvordering)
(Het toepasselijk vakje aankruisen, schrappen wat niet past en aanvullen met uw eventuele opmerkingen.)
Art. N. Grievenformulier hoger beroep
Verplichte en bindende opgave van de grieven tegen het eerste vonnis
(artikel 204 Wetboek van Strafvordering)
(Het toepasselijk vakje aankruisen, schrappen wat niet past en aanvullen met uw eventuele opmerkingen.)
Naam van de partij(en) waarvoor U optreedt :
Eiser in beroep : openbaar ministerie - burgerlijke partij(en) - beklaagde(n) - burgerlijk aansprakelijke partij(en) - tussenkomende partij(en)
Hoedanigheid : in persoon - advocaat - bijzonder gemachtigde (in dat geval moet een volmacht bij het formulier worden gevoegd)
Datum bestreden vonnis :
Notitienummer:
Grieven tegen de beschikkingen op :
1. strafgebied
1.1 schuldigverklaring (in voorkomend geval tenlasteleggingen preciseren)
1.2 kwalificatie van het misdrijf (in voorkomend geval tenlasteleggingen preciseren)
1.3 voorschriften betreffende de rechtspleging
1.4 strafmaat
1.5 internering
1.6 niet toepassen van het gevraagde gewoon uitstel - probatie-uitstel - gewone opschorting - probatie-opschorting
1.7 verbeurdverklaring
1.8 andere maatregelen : herstelmaatregel - dwangsom -
1.9 verjaring
1.10 schending E.V.R.M.
1.11 vrijspraak (in voorkomend geval tenlasteleggingen preciseren)
1.12 andere:
2. burgerlijk gebied
2.1 ontvankelijkheid
2.2 causaal verband
2.3 schadebegroting (cijfers)
2.4 interesten
2.5 andere
Voor U te voorziene pleitduur (facultatief en indicatief) : . . . . .
Gedaan te . . . . . op . . . . .
Naam : . . . . .
Handtekening : . . . . .