Wanneer verschillende fouten aanleiding hebben gegeven tot één en dezelfde schade, wordt met elke fout rekening gehouden zonder de welke de schade, zoals deze zich in werkelijkheid (in concreto) heeft voorgedaan, zich niet zou hebben voorgedaan. Deze equivalentieleer wordt in de Belgische rechtspraak toegepast. Deze aansprakelijkheidsverdeling wordt in de regel in het Belgisch recht aanvaard, zelfs wanneer alle fouten verschillend zijn van aard zijn en verbiedt aldus dat de vergoedingsplicht van de schade voor rekening van één van de veroorzakers van de schade zou blijven.
Er wordt geen verdere selectie gemaakt tussen de verschillende oorzaken van de schade. Elke fout welke een noodzakelijke voorwaarde is voor de schade, geeft aanleiding tot aansprakelijkheid, ongeacht haar zwaarte of haar relatief belang in het totstandkomen van de schade.
Om uit te maken of de fout een noodzakelijke voorwaarde is, dient de rechter de feiten te reconstrueren, terwijl hij de fout van de verweerder wegdenkt. Normaliter elimineert de rechter aldus een feitelijk element uit het historisch verhaal. Blijft de schade in de hypothetische reconstructie van de feiten dezelfde als deze welke zich werkelijk voordeed, dan was de fout niet oorzakelijk.
De samenloop van een opzettelijke fout en een lichte fout kan niet tot een verdeling van de schade aanleiding geven. Zie Hof van Cassatie 6 november 2002 en Hof van Cassatie 18 maart 2010 (RABG 2010/20, 1392 met noot De Kezel, "Opzet, aansprakelijkheid en intern regres, verandert het Hof van Cassatie het geweer van schade". Het Hof steunt zich hierbij op de rechtsregel fraus omnia corrumpit. Wie bedrog pleegt kan als dader van het bedrog hieruit geen voordeel halen. Wanneer bedrog leidt tot de nietigverklaring van de overeenkomst, kan hij die het bedrog heeft gepleegd de onvoorzichtigheid of de zelfs zware grove en onverschoonbare nalatigheid van de medecontractant niet inroepen en blijft hij ongeacht dergelijke fout van het slachtoffer van het bedrog, tot integraal herstel van de schade gehouden.
De fraudeur zal de bank die hij oplichtte dus volledig dienen te vergoeden zelfs wanneer de bank bepaald slordig was in haar beveiliging tegen fraude.
Wie zich schuldig maakt aan de milieuwetgeving en aldus onwettig verhuurde kan geen schade vorderen op de huurder.
Hieruit zou men kunnen afleiden dat wanneer verschillende personen samen opzettelijk fouten plegen zij op grond van het fraus omnia corrumpit zich ook niet tegen makaar zouden kunnen verhalen om een deel van de schade te verhalen.
Een arrest van 9 oktober 2009 van het Hof van cassatie oordeelde dat wanneer schade wordt veroorzaakt door samenlopende fouten de rechter de mate dient te bepalen in hoeverre elke dader heeft bijgedragen tot de schade om op basis hiervan het aandeel van elke dader te bepalen, zelfs bij samenloop tussen opzettelijke en onopzettelijke fout, hetgeen dus tegenstrijdig is met andere rechtspraak van het Hof van Cassatie. Wellicht moet dit arrest gelezen in die zin dat een bijdrage van degene die samen met een opzettelijke dader een onopzettelijke fout beging niet a priori mag uitgesloten worden.
Naast de equivalentieleer zijn er nog andere causaliteitstheorieën zoals de theorie van de adequate oorzaak, de theorie van de efficiënte beslissende oorzaak en de theorie van het rechtstreeks en onmiddellijk gevolg. In België evenwel wordt de equivalentieleer toegepast en aangenomen door het Hof van Cassatie. Een en ander bevestigt in de principesarresten van 4 december 1950, Pas 1951,I, 201, drie oktober 1973, A.C. 1974, 250 en maakt ook de rechtsleer uit zoals door De Page aangehaald, Traité élémentaire de droit civil Belge, II, uitg 1964, 958.
Toepassing : predestinatie van het slachtoffer of de schade
In het Belgisch recht wordt geen rekening gehouden met de voorbeschiktheid tot schade uitgaande van het slachtoffer of de schade zelf. Elke fout, elke oorzaak geeft aanleiding tot volledige vergoeding. De schade veroorzaakt aan een zieke persoon, een bejaarde persoon of een persoon met een zwakke gezondheid zal dus evenzeer volledig vergoed worden, zelfs wanneer vaststaat dat de schade zich niet zou hebben voorgedaan indien de gezondheidstoestand van het slachtoffer er beter aan toe was.
In de rechtspraak en rechtsleer wordt verder onderscheid gemaakt tussen oorzaak en aanleiding. Een oorzaak staat in rechtstreeks causaal verband. Volgens de rechtspraak kan enkel een rechtstreekse oorzaak aanleiding geven tot aansprakelijkheid. Een onrechtstreekse oorzaak of een aanleiding is een gebeurtenis die de schade heeft mogelijk gemaakt zonder ze te veroorzaken.
Voorbeeld :
Een chauffeur valt zonder benzine op een spoorweg. De normaal klokvaste trein loopt hierdoor een vertraging op van 30 minuten. Een passagier op die trein heeft hierdoor eveneens 30 minuten vertraging. Wanneer de man uit het station stapt, wordt hij aangereden door een lijnbus en is hij op slag dood.
Indien de automobilist niet zonder benzine was gevallen, was de trein eerder in het station en was de lijnbus die de onfortuinlijke man overreden heeft, reeds lang vertrokken. De automobilist die zonder benzine viel, veroorzaakte nochtans niet de schade. De automobilist was misschien wel de aanleiding, dan wel een omstandigheid die de schade heeft mogelijk gemaakt.
Maar een aanleiding die een noodzakelijke voorwaarde voor de schade uitmaakt, geeft dan weer wel aanleiding tot aansprakelijkheid.
Voorbeeld : een kwakzalver maakt voor een klant een geneesmiddel. Deze neemt het middel evenwel niet zelf in, maar geeft het door aan een familielid die sterft ingevolge deze inname. De kwakzalver is aansprakelijk voor deze dood gezien de kwakzalverij een noodzakelijk voorwaarde voor de schade uitmaakte.
De toepassing van deze equivalentieleer dient geval per geval nagezien. Bovendien verandert de rechtsleer voortdurend op dit vlak en worden er steeds nieuwe theorieën uitgewerkt waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen een middellijke en een onmiddellijke oorzaak. Op de theorie wordt uitgewerkt van de zelfstandige tussenfout waarbij een bepaalde fout los komt te staan van een vorige en het causaal verband tussen de laatste fout en een vorige fout kan verbreken.
Eigen fout van het slachtoffer en een risicoaanvaarding kunnen leiden tot een verdeling van de aansprakelijkheid.
Praktijkvoorbeeld
"om na te gaan of een bepaalde gedraging (handeling of onthouding) als de oorzaak beschouwd moet worden van een bepaald gebeuren, verplicht de equivalentieleer de rechter tot een zogenaamd "gedachte-experiment". Wanneer de betwiste gedraging een positieve
handeling is, dan moet men zich afvragen of zonder deze handeling, het gevolg zich nog op dezelfde wijze zou hebben voorgedaan, zoals het zich in concreto voordeed. Is dit niet het geval, dan kan de betwiste handeling beschouwd worden als de oorzaak, want dan was zij een conditio sine qua non voor het intreden van het gevolg
Deze redeneringen leiden enkel tot het juiste inzicht wanneer men dezelfde concrete omstandigheden in acht neemt als deze waarin het voorval plaatsvond.
Noch de samenlopende of tussenkomende fout van het slachtoffer of van een derde, noch de interveniërende factor toeval, kunnen derhalve de oorzakelijke betrokkenheid van een beklaagde uitsluiten wanneer deze laatste zelf een handeling heeft gesteld die in oorzakelijk verband met de stafrechtelijk relevante schade staat. Wel kunnen dergelijke toestanden, wat de civielrechtelijke gevolgen van het misdrijf betreft, desgevallend aanleiding geven tot een verdeling van de aansprakelijkheid of tot verminderde aansprakelijkheid.