Overeenkomsten en de gerechtelijke reorganisatie (art. XX. 56 WER)
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming
Art. XX.56. [1 § 1. Niettegenstaande enige andersluidende contractuele bepaling maakt de aanvraag of opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie geen einde aan de lopende overeenkomsten noch aan de modaliteiten van hun uitvoering.
De contractuele wanprestatie van de schuldenaar voorafgaand aan de toekenning van de opschorting maakt voor de schuldeiser geen grond uit voor de beëindiging van de overeenkomst, in zoverre de schuldenaar deze wanprestatie ongedaan maakt door de overeenkomst uit te voeren binnen een termijn van vijftien dagen na hiervoor in gebreke te zijn gesteld door de schuldeiser in de opschorting, na de toekenning van de opschorting.
§ 2. Vanaf de opening van de procedure kan de schuldenaar evenwel eenzijdig beslissen de uitvoering van zijn contractuele verplichtingen op te schorten voor de duur van de opschorting met een mededeling aan de medecontractant overeenkomstig artikel XX.49, § 1, wanneer de reorganisatie van de onderneming zulks noodzakelijkerwijs vereist.
De schuldvordering voor de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant wegens die opschorting, is onderworpen aan de opschorting.
Het recht van de schuldenaar om de uitvoering van zijn contractuele verplichtingen eenzijdig op te schorten, is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomsten.
Ingeval de schuldenaar dat recht uitoefent, kan de medecontractant de uitvoering van zijn eigen contractuele verplichtingen opschorten. Hij kan evenwel geen einde maken aan de overeenkomst enkel en alleen op grond van de eenzijdige opschorting van de uitvoering ervan door de schuldenaar.
§ 3. De strafbedingen, met inbegrip van bedingen tot verhoging van de rentevoet, die ertoe strekken op forfaitaire wijze de potentiële schade te dekken geleden door het niet nakomen van de hoofdverbintenis, blijven zonder gevolg tijdens de periode van opschorting en tot de integrale uitvoering van het reorganisatieplan ten aanzien van de in het plan opgenomen schuldeisers. De schuldeiser kan evenwel de werkelijke door de niet-naleving van de hoofdverbintenis geleden schade opnemen in zijn schuldvordering in de opschorting.]1
----------
(1)2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.57. [1 Een schuldvordering die voortvloeit uit lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, met inbegrip van de contractueel verschuldigde rente, is niet onderworpen aan de opschorting in de mate dat zij betrekking heeft op prestaties verricht nadat de procedure open is verklaard.]1
----------
(1)2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.58. [1 In de mate dat de schuldvorderingen ten aanzien van de schuldenaar beantwoorden aan prestaties uitgevoerd tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie door zijn medecontractant, en ongeacht of zij voortvloeien uit nieuwe verbintenissen van de schuldenaar of uit overeenkomsten die lopen op het ogenblik van het openen van de procedure, worden zij beschouwd als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement of in de verdeling bedoeld in artikel XX.91 bij overdracht onder gerechtelijk gezag, voor zover er een nauwe band bestaat tussen de beëindiging van de gerechtelijke reorganisatieprocedure en die procedure.
Fiscale of sociaalrechtelijke heffingen, bijdragen of schulden in hoofdsom ook worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als beantwoordend aan prestaties uitgevoerd door een medecontractant.
De accessoria van fiscale of sociaalrechtelijke heffingen, bijdragen of schulden ontstaan tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden niet beschouwd als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement.
In voorkomend geval worden de contractuele, wettelijke of gerechtelijke vergoedingen, waarvan de schuldeiser de betaling eist op grond van de beëindiging of niet-uitvoering van de overeenkomst, pro rata opgedeeld in verhouding tot het verband dat zij vertonen met de aan het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie voorafgaande of erop volgende periode.
De betaling ervan wordt slechts afgenomen bij voorrang van de opbrengst van de tegelde gemaakte goederen waarop een zakelijk recht is gevestigd, voor zover die prestaties bijgedragen hebben tot het behoud van de zekerheid of de eigendom.]1
----------
(1)2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Overeenkomsten en het faillissement (art. XX. 56 WER)
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming
Art. XX.139. [1 § 1. Na hun ambtsaanvaarding beslissen de curatoren onverwijld of zij de overeenkomsten die gesloten zijn voor de datum van het vonnis van faillietverklaring en waaraan door dat vonnis geen einde wordt gemaakt, al dan niet verder uitvoeren, dan wel of zij de overeenkomsten eenzijdig beëindigen wanneer het beheer van de boedel dit noodzakelijkerwijs vereist. Deze beslissing kan geen afbreuk doen aan zakelijke rechten van derden tegenwerpelijk aan de boedel.
De medecontractant die de overeenkomst met de gefailleerde heeft gesloten, kan de curatoren aanmanen om die beslissing binnen vijftien dagen te nemen. Indien geen verlenging van termijn is overeengekomen of indien de curatoren geen uitdrukkelijke beslissing genomen hebben voor de termijn verstreken is, wordt de overeenkomst als beëindigd beschouwd. De schuldvordering van de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant wegens deze beëindiging, wordt opgenomen in de boedel.
Indien de curatoren beslissen de overeenkomst uit te voeren, heeft de medecontractant recht, ten laste van de boedel, op de uitvoering van de verbintenis in zoverre zij betrekking heeft op prestaties geleverd na de datum van het vonnis tot faillietverklaring.
§ 2. Indien bij de stopzetting van de activiteiten, met name naar aanleiding van het vonnis van faillietverklaring, de curatoren uitdrukkelijk of stilzwijgend hun wil te kennen geven de bestaande arbeidsovereenkomsten te beëindigen, zijn zij niet verplicht de bijzondere formaliteiten en procedures te vervullen die van toepassing zijn op de ontbinding van die overeenkomsten.
Indien de curatoren, met het oog op de gehele of gedeeltelijke voortzetting of de hervatting van de activiteiten, nieuwe arbeidsovereenkomsten sluiten met de in het eerste lid bedoelde contractanten, genieten die laatsten de formaliteiten en procedures die van toepassing zijn op de overeenkomsten die werden beëindigd gedurende de tijd waarin de activiteiten werden voortgezet.
Na de faillietverklaring en vóór de sluiting van de vereffening van het faillissement, hebben de curatoren de mogelijkheid de ontslagen werknemers, met toestemming van de rechter-commissaris, een voorschot toe te kennen dat gelijk is aan de verschuldigde bezoldigingen en vergoedingen, en dat niet hoger mag liggen dan 80 procent van het in artikel 19, 3° ter, van de hypotheekwet van 16 december 1851 bedoelde bedrag.]1
----------
(1)2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.140. [1 Indien het belang van de schuldeisers daaraan niet in de weg staat, kan de rechtbank, op verzoek van de curatoren of van iedere belanghebbende, op verslag van de rechter-commissaris en na de curatoren en de vertegenwoordigers van het personeel, in de ondernemingsraad te hebben gehoord of, indien er geen is, het comité voor preventie en bescherming op het werk of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging ingeval er een is opgericht of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging, machtiging verlenen opdat de verrichtingen van de gefailleerde voorlopig, geheel of gedeeltelijk, worden voortgezet door de curatoren of, onder hun toezicht, door de gefailleerde of door een derde. Op verzoek van de curatoren of van iedere belanghebbende en op verslag van de rechter-commissaris, kan de rechtbank die maatregel te allen tijde wijzigen of herroepen.
De curatoren kunnen dadelijk na het faillissementsvonnis en na overleg met de representatieve vakbonden of, bij gebreke hiervan, met het aanwezige personeel in het belang van de boedel en in afwachting van de uitspraak van de rechtbank met toepassing van het eerste lid, toestaan dat de activiteiten worden voortgezet.]1
----------
(1)2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>