De opzegging is een eenzijdige rechtshandeling waarbij een contractant aan zijn medecontractant ter kennis brengt dat hij besloten heeft een tussen hen bestaande overeenkomst dadelijk of na verloop van tijd ex nunc definitief te beëindigen.
In geval van een geldige opzegging eindigen de contractuele verbintenissen, eventueel na verloop van een opzeggingstermijn, ex nunc definitief en onherroepelijk, zodat de gedwongen tenuitvoerlegging niet meer mogelijk is, noch in natura noch bij equivalent, zodat de rechter bij een onregelmatige of onrechtmatige opzegging enkel schadevergoeding kan toekennen.
Elke contractpartij kan een overeenkomst met opeenvolgende prestaties van onbepaalde duur op elk ogenblik opzeggen. De uitvoering te goeder trouw van de overeenkomst brengt mee dat de opzeggende partij een redelijke opzeggingstermijn in acht moet nemen die de opgezegde contractpartij in staat moet stellen de nodige maatregelen te nemen om zich voor te bereiden op het plotse wegvallen van de overeenkomst. De contractpartij die een overeenkomst van onbepaalde duur opzegt zonder een redelijke opzeggingstermijn na te leven, moet een vergoeding betaling voor de schade die de opgezegde contractpartij heeft geleden door het niet naleven van die opzeggingstermijn. De gemeenrechtelijke regels betreffende de contractuele aansprakelijkheid zijn van toepassing om de opzeggingsvergoeding te bepalen.
Volgens vaste Cassatierechtspraak behoort het tot het wezenskenmerk van overeenkomsten van onbepaalde duur dat zij te allen tijde door elke contractspartij eenzijdig kunnen worden opgezegd mits de opzeggende partij een billijke opzeggingstermijn geeft (Cass. 16 oktober 1969, Arr.Cass. 1970, 167; Cass. 22 november 1973, Arr.Cass. 1974, 327). Dat algemeen rechtsbeginsel wordt geacht van openbare orde te zijn (L. Cornelis, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, 814; R. Kruithof, «Overzicht van rechtspraak (1974-80). Verbintenissen», TPR 1983, 518-519, nr. 14; P. Van Ommeslaghe, «Examen de jurisprudence (1968 à 1973). Les obligations», RCJB 1975, 61, nr. 72).
De opzegging van een overeenkomst van onbepaalde duur tussen 2 ondernemingen vergt een redelijke opzeggingstermijn ook al is er geen contractuele opzeggingstermijn. De onmiddellijke opzegging van de overeenkomst (d.w.z. zonder een opzeggingstermijn toe te kennen) tussen 2 onderneming maakt een foutief handelen uit in hoofd van de partij die de overeenkomst aldus beëindigt Deze fout veroorzaakt schade aan de wederpartij.
Een redelijke opzeggingstermijn van 1 maand kan een billijke schadevergoeding uitmaken indien de samenwerking kort heeft geduurd.
Als de contractpartijen een opzeggingstermijn overeenkomen, moeten zij die termijn naleven bij de opzegging. De opzeggende contractpartij mag geen rechtsmisbruik plegen bij de uitoefening van de contractueel bedongen opzeggingsregeling.
Definitief en onherroepelijk karakter van de opzegging
Een opzegging heeft een definitief en onherroepelijk karakter. Dit wil zeggen dat de verzender de opzegging slechts kan intrekken zolang deze de andere partij nog niet bereikt heeft. Zodra de andere contractpartij er wel kennis van gekregen heeft, kan van de opzegging enkel nog afgezien worden na onderling akkoord. De opzegging heeft de definitieve beëindiging van de overeenkomst tot gevolg, zelfs wanneer de gegeven opzeggingstermijn niet afdoende of onbestaande geweest zou zijn of wanneer de opzegging op een foutieve wijze gegeven wordt.
Te vroeg gegeven opzegging
Een te vroeg gegeven opzegging (dit wil zeggen: gegeven tegen een tijdstip waarop de contractuele of wettelijke termijn nog niet verstreken is), uitgaande van diegene die effectief kan en mag opzeggen, resulteert in het uitstellen van haar gevolgen in de tijd, meer bepaald tot op het ogenblik waartegen opzegging mogelijk is.
Motivering
Het is volgens het gemeen verbintenissenrecht niet nodig dat de opzeggende partij haar opzegging motiveert.