Uittreksel uit het NBW
“Art. 5.53 Definitie
De oorzaak bestaat uit de determinerende beweegredenen die elke partij ertoe hebben bewogen om het contract te sluiten voor zover die gekend waren of behoorden te zijn door de andere partij.”
Uittreksel uit de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek
“Het begrip oorzaak brengt tot uitdrukking dat er een reden, een grondslag, moet bestaan waarom iemand zich wenst te verbinden. Werd de verbintenis uitgevoerd, maar blijkt zij zonder oorzaak, dan kan de restitutie van het gepresteerde worden gevorderd. Deze rol wordt in andere rechtsstelsels vaak door andere concepten vervuld (ZWEIGERT en KÖTZ, Comparative Law, Oxford, 2011, 388: “indicia of seriousness”).
Het NBW kiest ervoor om het vereiste van de oorzaak te behouden. In sommige moderne wetboeken werd het concept “oorzaak” helemaal achterwege gelaten. Dit is bijvoorbeeld het geval in het Nederlands Burgerlijk Wetboek (1992), zij het dat het deels terug te vinden is in het begrip van de “strekking” van de rechtshandeling (art. 3: 40 NBW) waarmee o.m. de voor de andere partij kenbare motieven worden bedoeld. Ook in het recent hervormde Franse verbintenissenrecht werd dit concept achterwege gelaten. De indieners zijn evenwel van oordeel dat het causa-begrip behouden dient te blijven omdat het aansluit bij een diepgewortelde traditie en nuttig is voor de dogmatiek (men denke slechts aan het klassieke onderscheid tussen abstracte en causale verbintenissen) (H. DE PAGE, L'obligation abstraite en droit interne et en droit comparé, Brussel, 1957). Verder valt te vrezen dat bij het afschaffen van dit begrip het toch opnieuw zou opduiken in een andere vorm.
De gegeven definitie beantwoordt aan deze die voortvloeit uit rechtspraak en rechtsleer, nl. de determinerende motieven voor het aangaan van de overeenkomst (o.m. Cass. 14 maart 2008, C.05 0380.F, Pas., 2008, 708, R.W., 2010-11, 21).
Het oorzaakvereiste dient beoordeeld te worden op het tijdstip van het ontstaan van de overeenkomst (Cass. 12 december 2008, C.06 0322.N, R.W., 2008-09, 1690 noot Barbaix, J.T., 2010, 335 noot Delnoy, R.C.J.B., 2011, 329 noot Nudelholc, T.B.B.R., 2009, 236 noot Masschelein). Ook is het al dan niet gelijkwaardige karakter van de prestaties ten opzichte van elkaar hierbij niet relevant: een wanverhouding tussen de prestaties impliceert niet dat de verbintenis zonder oorzaak is, of een ongeoorloofde oorzaak heeft (Cass. 25 april 1977, R.W., 1977-78, 169). Deze problematiek wordt elders in het voorstel aangepakt, o.m. door de imprevisieleer, de wilsgebreken en het leerstuk van het misbruik van omstandigheden.
Bij wederkerige contracten omvat de oorzaak de determinerende beweegreden die, in de regel, de door de wederpartij aangegane verbintenissen omvatten. Bij contracten ten kosteloze titel is dit, in de regel, het begiftigingsoogmerk. Het voorstel preciseert dat deze beweegredenen “gemeenschappelijk” dienen te zijn. Dit betekent dat de determinerende beweegredenen van de ene partij enkel juridisch relevant zijn indien zij kenbaar waren aan de andere partij. De beweegredenen moeten behoren tot wat Franse auteurs zo treffend aanduiden als “le champ contractuel”. De voorwaarde dat de beweegredenen tot het “contractuele veld” behoren, is vooral van belang bij de beoordeling van de geoorloofdheid van de oorzaak. Is het redelijk een overeenkomst nietig te verklaren omdat een van de partijen bewogen werd door ongeoorloofde beweegredenen die aan de andere onbekend zijn? Het voorstel wijkt hier dus af van de huidige rechtspraak die van oordeel is dat de ongeoorloofde oogmerken in hoofde van de ene partij volstaan om de geldigheid van de overeenkomst aan te tasten, ook al waren zij onbekend aan de andere partij (Cass. 7 oktober 2004, C.03 0144.F, Pas,. 2004, 1513, Arr.Cass., 2004, 1554; zie R. JAFFERALI, “L'ignorance des règles contractuelles. Questions choisies relatives à la formation du contrat”, De quoi le contrat est-il le nom? Applications et tendances récentes du droit des contrats, Limal, Anthemis, 2017, nr. 29 e.v., p. 47 e.v.; L. SIMONT et P.A. FORIERS, “Examen de jurisprudence (1992-2010). Les contrats spéciaux”, R.C.J.B., 2014, nr. 28, p. 589; VAN OMMESLAGHE, I, nr. 230, p. 378 e.v.; A. VAN OEVELEN, “Is voor de nietigheid van een overeenkomst wegens een ongeoorloofde oorzaak vereist dat deze gemeen is aan beide partijen?”, noot onder Cass., 12 october 2000, R.W., 2002- 2003, nr. 7, p. 421; P. WÉRY, “Le mobile illicite unilatéral, cause de nullité des actes juridiques”, noot onder Cass., 12 octobober 2000, R.C.J.B., 2003, nr. 13, p. 96 e.v.). Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bijzondere regeling van schenkingen en testamenten.”
Uittreksel uit het NBW
"Art. 5.54 Vereiste
Een contract gesloten zonder oorzaak is relatief nietig, tenzij de wet toelaat dat het zonder oorzaak kan bestaan. Partijen mogen ook overeenkomen dat het contract van zijn oorzaak wordt geabstraheerd, tenzij de wet zulks verbiedt.
Een contract uit een valse oorzaak is slechts nietig indien de dwaling doorslaggevend en verschoonbaar is.."
Uittreksel uit de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek
“Het betreft hier de overname van de regel uit artikel 1131 van het Burgerlijk Wetboek dat kan behouden blijven. Aan deze bepaling wordt evenwel de jurisprudentiële uitzondering toegevoegd volgens dewelke de wet kan aannemen dat de verbintenis op zichzelf kan bestaan en van haar oorzaak kan worden gescheiden. Dat is het geval bij zgn. abstracte verbintenissen (bv. de wisselbrief) (zie o.m.: Cass. 13 november 1969, R.C.J.B., 1970, 326 noot P. Van Ommeslaghe; Cass. 17 mei 1991, R.W., 1991-92, 684, J.T., 1992, 298). Het is ook aanvaard dat de abstractie kan voortvloeien uit de wil der partijen.
Volledigheidshalve wordt nog gepreciseerd dat indien de oorzaak een geldigheidsvereiste is van het contract, het in feite de verbintenissen zijn die het voorwerp zijn van het contract waarvoor een oorzaak moet kunnen worden aangewezen.
Het tweede lid strekt ertoe de problematiek van de valse oorzaak in overeenstemming te brengen met de leer omtrent de dwaling (zie P. WÉRY, I, p. 265, nr. 299).”
Uittreksel uit het NBW
"Art. 5.55 Niet uitgedrukte oorzaak
Een contract waarvan de oorzaak niet is uitgedrukt, is niettemin geldig."
Uittreksel uit de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek
“Het betreft hier de overname van artikel 1132 van het Burgerlijk Wetboek dat behouden kan blijven. Deze bepaling drukt een nuttige bewijsregel uit. De wet neemt het vermoeden aan dat aan de verbintenis een geldige oorzaak ten grondslag ligt, ook al blijkt die niet uit het geschrift dat deze verbintenis vaststelt. Op de schuldeiser rust bijgevolg geen nadere bewijsplicht. Indien de schuldenaar het bestaan of het geoorloofd karakter van de oorzaak van de verbintenis betwist, dient hij daarvan het bewijs te leveren (Cass. 27 februari 2003, R.W., 2004-05, 975). “
Uittreksel uit het NBW
"Art. 5.56 Geoorloofdheid
De oorzaak is ongeoorloofd, wanneer zij strijdig is met de openbare orde of met dwingende wetsbepalingen."
Uittreksel uit de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek
“Het betreft hier de overname van artikel 1133 van het Burgerlijk Wetboek, maar afgestemd op de regeling inzake het ongeoorloofd voorwerp (met name het schrappen van de verwijzing naar de “goede zeden”). Het probleem van de ongeoorloofde beweegreden in hoofde van één partij wordt behandeld in de toelichting bij artikel 5.53.”