Krachtens artikel 1184, derde lid, oud Burgerlijk Wetboek moet de ontbinding in rechte gevorderd worden; die regel belet niet dat, in geval van een wanuitvoering die voldoende ernstig is om de gerechtelijke ontbinding te verantwoorden, de schuldeiser beslist om de overeenkomst op eigen risico te ontbinden door kennisgeving ervan aan de schuldenaar. (CASS C.16.0254.F 23 mei 2019 concl. OM in Pas. 2019, nr. 314.)
De rechtmatigheid van die eenzijdige beslissing wordt ter beoordeling aan de rechter voorgelegd bij een latere vordering tot gerechtelijke ontbinding, waarbij de rechter, bij het beoordelen van de gevolgen van die ontbinding en de rechten die beide partijen kunnen laten gelden, dient te oordelen of in acht genomen de wanprestatie van haar wederpartij, de contractspartij een fout heeft begaan door eenzijdig de overeenkomst als beëindigd te beschouwen. (Art. 1184, derde lid oud B.W.). De contractspartij begaat hierbij een fout wanneer de wanprestatie van de wederpartij op zich niet van aard was een gerechtelijke ontbinding te rechtvaardigen of wanneer de wederpartij niet in gebreke werd gesteld in zake de door haar begane wanprestatie en een ingebrekestelling nog een nuttig gevolg kon hebben.
In uitzonderlijke omstandigheden kan men in toepassing van art. 1144 oud B.W. de verbintenissen van een aannemer op diens kosten door een derde laten uitvoeren. Een dergelijke buitengerechtelijke vervanging wijkt af en is aan strikte voorwaarden gekoppeld, nl.
- 1. de dringende noodzakelijkheid waarbij preventief beroep op de rechter elk nut zou ontnemen aan de vervanging,
- 2. het bestaan van een vaststaande ernstige tekortkoming of erkend in gebreke blijven,
- 3. een voorafgaande {tegensprekelijke) vaststelling van de stand van de werken,
- 4. een voorafgaandelijke ingebrekestelling met toekenning van een laatste redelijke termijn voor uitvoering met onmiddellijke buitengerechtelijke vervanging indien de debiteur na afloop van deze termijn niet heeft uitgevoerd.
Bij ontstentenis van bewijs van deze voorwaarden is er sprake van een volkomen onregelmatige/eenzijdige buitengerechtelijke vervanging, waardoor zelfs elke rechterlijke interventie of controle onmogelijk wordt gemaakt. In dergelijk geval kan de schuldeiser zelf geen vergoeding of terugbetaling van de schuldenaar eisen.
De ontbinding van een wederkerig contract heeft tot gevolg dat de partijen opnieuw in dezelfde toestand moeten worden geplaatst als die waarin zij zich zouden bevonden hebben indien zij niet hadden gecontracteerd, deze restitutieverplichting strekt niet tot vergoeding van schade die de wederpartij heeft geleden. (Cass. 21 april 2016).
De rechter kan diegene die een contractuele fout begaat, slechts veroordelen tot het vergoeden van de schade wanneer hij vaststelt dat er een oorzakelijk verband tussen de fout en de schade bestaat; daarvoor is vereist dat de schade zich zonder die fout niet op dezelfde wijze zou hebben voorgedaan. (Cass. 19 maart 2015, C.14.0445.F, Cass. 6 december 2013, AR C.10.0245.F, AC 2013, nr. 662) Krachtens artikel 1149 oud Burgerlijk Wetboek, is, ingeval van schuldige niet-nakoming van een contractuele verbintenis, de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser hierdoor lijdt te vergoeden. Deze schade bestaat uit het geleden verlies en de gederfde winst, behoudens de toepassing van de artikelen 1150 en 1151 oud Burgerlijk Wetboek. De schade wordt vergoed door hetzij het herstel in natura, hetzij vervangende schadevergoeding. De vergoedingsplicht strekt ertoe de schuldeiser terug te plaatsen in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden, mocht de wanprestatie niet zou hebben plaatsgevonden. Het herstel in natura mag aan de schuldenaar geen grotere last opleggen. (Hof van Cassatie, lste k., 03/10/2019, C.17.0621.N)
Ingeval van samenhangende verbintenissen, zoals bij wederkerige overeenkomsten, is een schuldenaar gerechtigd om, zonder rechterlijke machtiging, de nakoming van de eigen verbintenis op te schorten zolang de schuldeiser de eigen verbintenis jegens hem niet nakomt; dit opschortingsrecht dient te goeder trouw te worden uitgeoefend. (Cass. 24 september 2009, A.R. C.08.0346.N, AC 2009, nr. 524.)
De uitoefening van het opschortingsrecht dient, in beginsel, niet vooraf te worden gegaan door een kennisgeving aan de schuldeiser; niettemin kan onder omstandigheden, op grond van de goede trouw, van de schuldenaar worden gevergd dat deze vooraf zijn voornemen tot het opschorten van zijn verbintenis aan de schuldeiser ter kennis brengt en desgevallend op de gevolgen ervan wijst; zulks is het geval wanneer de nakoming binnen een bepaalde termijn dient te gebeuren waarna zij doelloos is geworden en de schuldenaar weet of hoort te weten dat zulks de schuldeiser blootstelt aan onherroepelijke schade. ( Cass. 13 januari 2017, C.15.0417.N, en Cass. 7 februari 1979, AC 1978-79, 661 )
zie Ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Gent - A/19/01515, 6 oktober 2020 (niet gepubliceerd kantoorref. 10387).
Nadat hij nuttige maatregelen heeft genomen om de niet-nakoming van de schuldenaar vast te stellen, kan de schuldeiser het contract, op eigen risico, ontbinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar. Die vermeldt de tekortkomingen die hem worden verweten.”
Art. 5.94 NBW . “Onregelmatige of abusieve buitengerechtelijke ontbinding
De kennisgeving waarmee de schuldeiser het contract ontbindt, is onwerkzaam indien niet voldaan is aan de vereisten van de ontbinding of indien de ontbinding abusief is”.
zie ook www.elfri.be - Artikel - Buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst de regeling in het NBW