Letterlijk: "Onderhoudsplicht schept/laat geen achterstallen" of "Geen toekenning van onderhoudsgeld met terugwerkende kracht" of "Onderhoudsschuld met terugwerkende kracht bestaat niet"
Dit adagium stelt:
"Wanneer een onderhoudsgerechtigde aanspraak maakt op te toekenning van een onderhoudsgeld, kan hij dit enkel voor de toekomst vorderen en niet voor het verleden. Immers de onderhoudsgerechtigde die in het verleden geen onderhoudsgeld vorderde, wordt verondersteld in het verleden niet behoeftig te zijn geweest. Immers de afwezigheid van het instellen van het bekomen van onderhoudsgeld geldt als vermoeden van gebrek aan behoeftigheid (hoe zou de onderhoudsgerechtigde in het verleden anders en zonder onderhoudsgeld hebben kunnen overleven."
Een zelfde vermoeden geldt bij huwelijk en samenwoning waarbij de bijdrage in de huishouding verondersteld wordt bij gebreke aan enige vordering verrekend en geregeld te zijn.
Het adagium maakt duidelijk een onderscheid tussen het abstracte recht op onderhoudsplicht en de bij vonnis of bij akte geconcretiseerde onderhoudschuld ingevolge veroordeling tot een bepaald periodiek bedrag onderhoudsgeld.
Verschuldigde onderhoudsgelden ingevolge vonnis, arrest, beschikking of akte vervallen zeker niet door niet betaling. Zij verjaren in toepassing van artikel 2277 BW pas na 5 jaar.
« Aliments ne s’arréragent pas », heeft zeker geen absolute werking in het Belgisch positief recht. Het is niet meer dan een indicatief vermoeden, een middel van verweer, waarvan de rechter in concreto kan afwijken bij vraagstukken over de toekenning van onderhoudsgeld met terugwerkende kracht.
L’obligation alimentaire ne s’applique qu’à partir du moment où le bénéficiaire potentiel la réclame et qu'ainsi, on ne peut réclamer de la nourriture rétrospectivement.
Het Hof van Cassatie oordeelde bij arrest van 19 december 2022 dat uit de bepalingen van de artikelen 203, § 1 en 203bis, § 2 oud BW en anderzijds artikel 1288, eerste lid, sub 3° en tweede lid Ger.W.volgt dat elk van de ouders van de andere ouder diens bijdrage in de bij artikel 203, § 1 oud BW bepaalde verplichting kan vorderen met, in de regel, terugwerkende kracht tot het ogenblik waarop nieuwe omstandigheden buiten de wil van de partijen hun toestand of die van de kinderen ingrijpend wijzigen en de familierechter de vastgestelde bijdrage in de regel met dezelfde terugwerkende kracht kan herzien.
In dit zelfde arrest stelt het hof dan aan een herziening met terugwerkende kracht niet afdoet het enkele gegeven dat de onderhoudsgerechtigde ouder de vordering tot herziening van de onderhoudsbijdrage niet onmiddellijk na het ontstaan van de voormelde nieuwe omstandigheden heeft ingesteld, dan wel de daartoe ingestelde vordering niet heeft benaarstigd.
Aldus poneert het hof van cassatie dat het recht op herziening ontstaat vanaf het ogenblik waarop de herzieningscriteria zijn vervuld. Zijn deze criteria vervuld, dan is volgens het hof van cassatie de familierechter in de regel verplicht de gevorderde herziening alsdan te doen intreden, zonder enige beoordelingsbevoegdheid om de herzieningscriteria vervuld zijnde, de gevorderde herziening slechts uitgesteld te doen intreden.
Onderhoudsverplichtingen van ouders ten aanzien van hun kinderen, de bijdrageverplichting dan wel onderhoudsverplichting tussen echtgenoten, evenals de onderhoudsverplichting tussen ex-echtgenoten, bestaan krachtens de wet ongeacht een vordering in rechte tot concretisering. Deze onderhoudsverplichtingen bestaan derhalve van zodra de voorwaarden ervan zijn vervuld, ook al worden ze nog niet geconcretiseerd middels een procedure in rechte.
Korter: onderhoudsschulden laten wel degelijk achterstallen en kunnen volgens cassatie retroactief ingeroepen.
Merk wel op dat niettegenstaande de rechtspraak dat achterstallige onderhoudsgelden met terugwerkende kracht kunnen gevorderd dit de regels van de vijfjarige verjaring van art. 2277 BW, de regels van rechtsmisbruik en de regels inzake de afstand van recht onverkort raakt.