Een huurovereenkomst die betrekking heeft op een ongeschikte of onbewoonbare woning is absoluut nietig, wegens strijdigheid met de openbare orde. Het karakter "openbare orde wordt afgeleid niet alleen op basis van de strafbaarstelling maar ook omdat de wetgever, (lees decreetgever) met deze normen het grondrecht op een behoorlijke huisvesting wou uitwerken en grondrechten de openbare orde aanbelangen (Vred. Sint-Truiden 12 april 2001, Huur 2002, 139 en T.Vred. 2003, 86; Vred. Mol 17 september 2002, T.Vred. 2004, 48, noot M. Dambre en Ech.Log. 2004, 161. Zie ook: A. Van Oevelen.
Het is niet alleen verboden een onbewoonbaar verklaarde woning te verhuren, het is bovendien strafbaar.
De verhuurder die weet dat de door hem verhuurde woning onbewoonbaar werd verklaard, moet die woning renoveren of de huurovereenkomst beëindigen.
Heel wat huurders die geconfronteerd worden met een onbewoonbaar verklaarde woning stellen een vordering in tot volledige terugbetaling van de huur van bij de aanvang van het contract. Het valt evenwel moeilijk te begrijpen dat huurders de nietigverklaring ab initio van de huurovereenkomst vorderen (met terugbetaling van alle huurgelden vanaf de aanvang van de huur), terwijl zij ondertussen het huurgoed zijn blijven bewonen op basis van een beweerde ab initio nietige huurovereenkomst. In deze omstandigheden kan aangenomen dat het huurgoed bij de aanvang van de huur en minstens ook in de eerstvolgende maanden (jaren?) in een aanvaardbare staat verkeerde en op het ogenblik van de aanvang van de huurovereenkomst niet onbewoonbaar was.
Daaruit volgt dan dat de huurovereenkomst op het ogenblik van de totstandkoming ervan, niet nietig was wegens een ongeoorloofd voorwerp (overtreding van de woningkwaliteitsnormen) en dat deze huurovereenkomst initieel rechtsgeldig is tot stand gekomen. Deze conclusie wordt nog versterkt door het gegeven dat de huurders, die de staat van de woning hebben gezien bij de aanvang van de huurovereenkomst, hebben besloten om deze huurovereenkomst aan te gaan
Het is dan ook slechts vanaf het besluit van onbewoonbaarheid dat decisief is komen vast te staan dat het voorwerp van de initieel rechtsgeldig tot stand gekomen overeenkomst was verdwenen. De absolute nietigheid dient dan ook met ingang vanaf die datum te worden uitgesproken. Derhalve kan aan de verhuurder geen achterstallige huur meer worden toegekend voor de maanden sinds de datum van onbewoonbaarheid en volgende (wordt overigens ook niet meer gevorderd), evenmin als een wederverhuringsvergoeding. Vanaf de onbewoonbaarverklaring bestaat de huurovereenkomst immers niet meer.
Anderzijds dient de vordering van de huurders tot terugbetaling van de huur voor de periode voorafgaand aan de onbewoonbaarverklaring afgewezen.
Vanaf de onbewoonbaarverklaring zij de huurder geen huur maar wel een vervangende bezettingsvergoeding verschuldigd, gebaseerd op een verrijking zonder oorzaak De omvang van deze vervangende bezettingsvergoeding dient het effectieve genot te weerspiegelen dat de huurders nog van het onroerend goed hebben.
Let wel deze visie van bepaalde rechtspraak die de nietigheid van de huurcontracten in deze gevallen voorziet wordt niet uniform aanvaard.
Artikel 5, § 1 Vlaamse Wooncode bepaalt op welke vlakken een woning moet voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, die door de Vlaamse Regering nader worden bepaald.
Het Grondwettelijk Hof besliste (GwH 11 maart 2009, nr. 47 /2009, http:/ /www. const.-court.be) immers dat als een woning niet beantwoordt aan de vereisten van de Vlaamse Wooncode, de burgerrechtelijke gevolgen van deze toestand niet worden beheerst door de Vlaamse Wooncode, maar door de regels van het verbintenissenrecht en van de Woninghuurwet. De Vlaamse Wooncode regelt enkel de betrekkingen tussen de verhuurder en de openbare overheid.
De Vlaamse decreetgever heeft niet de bedoeling gehad om burgerrechtelijke sancties te koppelen aan de niet-naleving van de in de Vlaamse Wooncode vervatte veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten.
Artikel 2, § 1 van de Woninghuurwet bepaalt dat, indien het gehuurde goed niet beantwoordt aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid de huurder de keuze heeft ofwel de uitvoering te eisen van de werken die noodzakelijk zijn om het gehuurde goed in overeenstemming te brengen met deze vereisten, ofwel de ontbinding van de huurovereenkomst te vragen met schadevergoeding.
In afwachting van de uitvoering van de werken, kan de rechter een vermindering van de huurprijs toestaan.
De huurder heeft de keuze tussen het vorderen van de uitvoering van de werken of het vorderen van de ontbinding van de overeenkomst.
De absolute nietigheid van de overeenkomst omdat niet voldaan is aan de kwaliteitsvereisten van de Vlaamse Wooncode, is onverenigbaar met artikel 2 van de Woninghuurwet
De huurder zou dan nooit de uitvoering van werken kunnen vorderen wanneer bij het afsluiten van de overeenkomst niet voldaan is aan de kwaliteitsvereisten van de Woninghuurwet.
Dergelijke woning beantwoordt immers ook niet aan de kwaliteitsvereisten van de Vlaamse Wooncode en, volgens deze stelling, zou de rechter de nietigheid van de huurovereenkomst moeten vaststellen, wat uitsluit dat de rechter de verhuurder verplicht werken aan de woning uit te voeren.
Artikel 2 van de Woninghuurwet werd niet, ook niet impliciet, gewijzigd door de Vlaamse Wooncode. Dit betekent dat wanneer de verhuurde woning niet voldoet aan de kwaliteitseisen van de Woninghuurwet (en dus ook niet voldoet aan de kwaliteitseisen van de Vlaamse Wooncode) de huurder nog steeds het recht heeft van de verhuurder de uitvoering van de noodzakelijke werken te eisen en de huurovereenkomst niet nietig is.
Er is geen reden om de huurovereenkomst nietig te verklaren enkel en alleen omdat de woning op het ogenblik dat de huurovereenkomst werd afgesloten niet zou voldaan hebben aan de vereisten van de Vlaamse Wooncode.
Ook het feit dat de burgemeester de woning ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde heeft niet tot gevolg dat de huurovereenkomst nietig is.
Door deze beslissing mag de woning niet meer verder bewoond worden. Het gehuurde goed kan niet meer gebruikt worden voor de bestemming waarvoor het werd verhuurd. De huurovereenkomst is van rechtswege ontbonden op datum van de beslissing van de burgemeester wegens het volledig tenietgaan van het voorwerp van de overeenkomst.
Deze ontbinding heeft tot gevolg dat vanaf die datum de huurovereenkomst beëindigd is en de huurder vanaf die datum geen huur meer verschuldigd is.
De ontbinding van de overeenkomst is één van de wijzen van beëindiging van de overeenkomst. Nadat de overeenkomst reeds geëindigd is, kan een partij geen vordering tot beëindiging van deze overeenkomst wegens de wanprestatie van de andere partij instellen. Het is zinloos de beëindiging te vorderen van iets wat reeds geëindigd is.
Wel kan nog onderzocht te worden of deze ontbinding het gevolg is van de huurder of de verhuurder met oog op een recht op vergoeding van de schade die door de ontbinding werd geleden.
Artikel 20, § 1 van de Vlaamse Wooncode bepaalt dat, wanneer een woning die niet voldoet aan de vereisten van artikel 5, rechtstreeks of via tussenpersoon wordt verhuurd of ter beschikking gesteld met het oog op bewoning, de verhuurder, de eventuele onderverhuurder of diegene die de woning ter beschikking stelt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 500 tot 25.000 euro.
Het is hierbij niet van belang of de woning op het ogenblik van het afsluiten van de huurovereenkomst aan deze vereisten voldeed. Het volstaat vast te stellen dat de woning niet aan die vereisten voldoet en de verhuurder niets onderneemt om hieraan een einde te stellen om een inbreuk op artikel 20 van de Vlaamse Wooncode vast te stellen.
De huurgelden die de verhuurder ontvangt voor de verhuring van een woning die niet voldoet aan de vereisten van artikel 5 van de Vlaamse Wooncode zijn voor de verhuurder een onrechtmatig voordeel. De woning mag niet verhuurd worden in die toestand.