Het misdrijf misbruik van de zwakke toestand van personen is onder de gelding van het Sw. 1867 terug te vinden in een afzonderlijk hoofdstuk van het Strafwetboek, dat enkel artikel 442quater Sw. 1867 bevat. Een van de constitutieve bestanddelen van het misdrijf (omschreven in het artikel 307 Sw. 2024) is dat het misbruik van de zwakheid ertoe geleid moet hebben dat het slachtoffer ertoe werd gebracht een handeling te stellen of zich te onthouden van een handeling en deze daardoor zijn fysieke of geestelijke integriteit of zijn vermogen ernstig aantast. Voor de strafbaarheid is dus vereist dat deze handeling of onthouding effectief is gesteld of aangenomen; de loutere mogelijkheid daartoe volstaat niet.
Ondanks het feit dat een bepaald schadelijk gevolg wordt vereist, is het misdrijf toch op zijn plaats in het hoofdstuk inzake de misdrijven met betrekking tot het in gevaar brengen van personen. Het is immers het slachtoffer dat zelf de schadelijke handeling of onthouding stelt; het hier strafbaar gestelde gedrag bestaat erin dat de dader het slachtoffer in gevaar brengt door hem of haar ertoe te brengen dergelijk gedrag aan te nemen, teneinde misbruik te maken van de zwakheid van het slachtoffer. Het geviseerde gedrag betreft dan ook veeleer het in gevaar brengen van het slachtoffer.”
Een ernstige aantasting van het vermogen van de betrokkene in de zin van die bepaling vereist dat die laatste tijdens zijn leven zelf hierdoor vermogensschade heeft geleden. Testamentaire beschikkingen en levensverzekeringen kunnen niet kunnen worden beschouwd als een ernstige aantasting van het vermogen van het slachtoffer aangezien de benadeling ervan pas wordt gerealiseerd na diens overlijden.
Art. 306 Sw. 2024 herneemt het artikel 422quater, § 1 Sw. 1867.
Het moreel bestanddeel bestaat uit een bijzonder opzet, dat in de strafbaarstelling wordt uitgedrukt via de term “bedrieglijk”. Het gaat om het bijzonder opzet het slachtoffer te brengen tot een handeling of onthouding die de fysieke of geestelijke integriteit of zijn vermogen ernstig aantast.
Impliciet vloeit hieruit voort dat de dader kennis had van het feit dat de handeling of onthouding waartoe hij het slachtoffer brengt de fysieke of geestelijke integriteit of het vermogen van het slachtoffer ernstig aantast.
Art. 477 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Misbruik van andermans kwetsbare toestand om een nadelige akte te doen tekenenstelt:
“Misbruik van de kwetsbare toestand om een nadelige akte te doen tekenen, is het opzettelijk misbruik maken van de behoeften, de zwakheden, de hartstochten of de onwetendheid van een minderjarige of van een persoon in een kwetsbare toestand om hem enige vorm van juridische verbintenis of schuldbevrijding te doen tekenen die voor hem nadelig is, ongeacht de wijze waarop de onderhandeling ook verricht of vermomd mag zijn.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
Deze strafbaarstelling is erop gericht om de personen te beschermen die bijzonder kwetsbaar zijn (minderjarigen en personen in een kwetsbare toestand zoals bepaald in artikel 79, 1°-2° Sw. 2024) tegen handelingen van personen met slechte bedoelingen die hun kwetsbaarheid willen misbruiken door hen verbintenissen of schuldbevrijdingen te laten tekenen die nadelig voor hen zijn.
Artikel 493 van het Strafwetboek 1867 werd laatst gewijzigd door de wet van 26 november 2011 tot wijziging en vervollediging van het Strafwetboek 1867 met het oog op het bestraffen van het misbruik van de kwetsbare situatie van personen en om de strafrechtelijke bescherming van kwetsbare personen tegen misbruik uit te breiden. Deze strafbaarstelling is dus gerelateerd aan de meer algemene strafbaarstelling van het misbruik van de zwakke toestand van personen.
Het wetsontwerp neemt de formulering van de strafbaarstelling over vermeld in artikel 493 van het Strafwetboek 1867 door het invoeren van een algemene term “elke vorm van juridische verbintenis of schuldbevrijding” in plaats van de opsomming onder de gelding van het Sw. 1867. Deze term omvat dus de begrippen van “verbintenissen, kwijtingen, schuldbevrijdingen, handelspapieren of enig ander verbindend papier” zoals gehanteerd onder de gelding van het Sw. 1867.
Het misbruik van de kwetsbaarheid met het oog op het doen tekenen van een nadelige akte wordt bestraft met een straf van niveau 3. Zoals dit onder de gelding van het Sw. 1867 al het geval is, kan de rechter onder meer een boete uitspreken als bijkomende straf (art. 52, § 1, tweede lid, van het nieuwe Boek I).”
zie ook www.elfri.be - Artikel - Definitie kwetsbare persoon in het strafwetboek 2024