Ter zake zijn er twee tegenstrijdige stellingen:
Een eerste stelling verdedigt dat de gerechtelijke vereffening-verdeling, voor wat het notarieel onderdeel ervan betreft, geen geding is maar een gevolg van een geding.
1. Volgens deze visie behoeft een advocaat in deze procedures een bijzonder mandaat omdat de notaris, die het gerecht wel helpt in het betrachten van oplossingen van bepaalde betwistingen, in zijn gerechtelijke opdracht geen gerecht is maar een dienaar van het gerecht (A. VAN DEN BOSSCHE, “Vertegenwoordiging bij vereffening-verdeling”, T. Not 2007, 303 e.v.). Deze stelling geldt evenwel als een minderheidsopvatting.
2. Een tweede (meerderheidstelling) neemt aan dat het mandaat ad litem van een advocaat onverkort geldt tijdens de notariële fase van een gerechtelijke verdeling-vereffening, omdat deze fase een noodzakelijke stap is in de afwikkeling van een gerechtelijke vereffening-verdeling. (A. VAN OEVELEN, “Het mandaat van de advocaat wanneer hij niet in rechte optreedt”, RW 2009-10, 1586 e.v.) .
Maar dit alles neemt niet weg dat bij een vereffening-verdeling voor de notaris steeds een bijzonder mandaat nodig is:
• wanneer in het kader van een vereffening-verdeling een overeenkomst wordt gesloten en bij wijze van dading de vereffening-verdeling zou worden afgesloten dan wel een dading zou bereikt worden over een deelakkoord.
• wanneer andere wettelijke voorschriften een bijzondere volmacht verplicht stellen.
• wanneer in de vereffening-verdeling daden moeten gesteld worden die niet binnen de perken van het geding vallen bij de verkoop van onroerende goederen, zelfs al zou de verkoping of de toebedeling leiden tot een oplossing van het geschil (in dit geval zal het mandaat zelfs in authentieke akte dienen opgenomen).