Het Griekse woord logos heeft verschillende betekenissen, maar wordt meestal als "woord" vertaald; andere betekenissen zijn onder meer 'gedachte', 'taal', 'rede', 'principe', 'leerstelling' of 'logica'. Binnen de filosofie, analytische filosofie en religie spelen nog speciale betekenissen en connotaties een rol.
Wanneer we "logos" als "woord" omschrijven, dienen we "woord" te lezen in de gesproken zin, het openbaar uitgesproken betoog. In de Griekse stadsstaat (polis), was logos, het bindmiddel en de verdediging tegen tirannie. Logos was het middel waarmee en waardoor het beid en het recht in de polis werd bedreven.
"De lógos is een groot machthebber (dunàstès mégas): met de allerkleinste en meest onzichtbare materie volbrengt hij de meest goddelijke werken. Hij vermag immers zowel vrees te doen ophouden, smart weg te nemen, vreugde te bewerkstelligen als medelijden op te wekken".
Gorgias, Lofrede op Helena, D-K 82B11
Het afgeleide werkwoord van "logos" is "légein", hetgeen staat voor denkend spreken en sprekend denken dus voor:
1. argument, rede
2. bedoeling "tí légeis?", betekent: "wat bedoel je?"
3. het denken, menselijk vermogen om te denken en aldus ook de taal, aangezien taal de uiting is van het menselijk denkvermogen
Het al genoemde logica is van dit woord afgeleid, alsook het suffix –logie (en het afgeleide –logisch) waarmee vele wetenschappen aangeduid worden en het verwante –loog voor de beoefenaars hiervan. Ook de woorden analogie en logaritme zijn met logos verwant.