De kwijtschelding is een wijze van het tenietgaaan van een verbintenis middels een verzaking door de schuldeiser aan hetgeen de schuldenaar hem verschuldigd is.
Het automatisme van de kwijtschelding in de faillissementsprocedure
Dat de restschulden “automatisch worden gewist” houdt echter niet in dat zij niet aan procedureregels is gebonden.
Bovendien kan het openbaar ministerie, de curator en elke belanghebbende middels derdenverzet vorderen dat de kwijtschelding voor een deel of geheel wordt geweigerd, mits het bewijs wordt geleverd dat de gefailleerde een grove fout heeft begaan die heeft bijgedragen tot het faillissement.
De bevrijding van het nieuw vermogen in de faillissementsprocedure
De restschulden zijn de schulden die overblijven nadat de curator met de opbrengst van het gerealiseerde actief het passief ponds ponds heeft voldaan weze het na eerst rekening gehouden te hebben met de voorrechten en hypotheken. Welnu deze restschulden kunnen niet meer op het vermogen en inkomsten van de gefailleerde verworven na datum van het faillissement verhaald voor zover de oorzaak van deze inkomsten of vermogensaanwas ontstaan is na het faillissement. Meer zelfs, na datum van faillissement kan geen beslag meer gelegd worden voor de schulden die de gefailleerde op datum van het faillissement heeft op zijn nieuw verworven inkomsten en vermogens, met uitzondering van blijvende mogelijkheid voor uitvoering voor onderhoudsschulden, schulden ter vergoeding van lichamelijke letsel en geldboeten.
Dit wordt bepaald door bepaalt artikel XX.110,§ 1 WER voortaan:
“Te rekenen van de dag van het vonnis van faillietverklaring verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen evenals over de goederen die hij tijdens de procedure verkrijgt op rond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat.”
Deze bepaling behelst aldus dat er geen verlies van beheer van het vermogen (de goederen) is met een oorzaak na faillissement.
De kwijtschelding geldt niet alleen voor commerciële schulden, lees schulden verbonden aan de onderneming, maar ook voor persoonlijke schulden.
Procedure kwijtschelding in de faillissementsprocedure
Om kwijtschelding te bekomen diende tot 30 augustus 2023 de gefailleerde een verzoekschrift indienen, het weze samen met de aangifte van het faillissement, het weze binnen de 3 maanden na bekendmaking van het faillissementsvonnis in het Centraal Register Solvabiliteit. Dit verzoek dient binnen de zelfde termijn hoe dan ook neergelegd indien het faillissement eerder werd afgesloten (dus binnen de 3 maand na de bekendmaking).
Het verzoekschrift werd via de griffie ter kennis gebracht aan de curator die binnen de maand verslag dient neer te leggen in het register over eventuele omstandigheden die kunnen leiden tot het vaststellen van een grove fout in hoofde van de gefailleerde (Art. XX.173, § 2, eerste lid WER).
In een arrest van het grondwettelijk hof van 22 april 2021, nr. 62/2021, RW 2020-21, 1662 werd evenwel gesteld dat Artikel XX.173, § 2 WER de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre de gefailleerde natuurlijke persoon die niet binnen de vervaltermijn van drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis een verzoek tot kwijtschelding van restschulden indient, het recht op die kwijtschelding onherroepelijk verliest.
De gefailleerde kan na het verstrijken van een termijn van zes maanden sinds de neerlegging van het verzoek tot kwijtschelding aan de rechtbank verzoeken om uitspraak te doen omtrent de kwijtschelding, zonder dat de rechter verplicht is op dit verzoek in te gaan. Wanneer de rechtbank na een jaar geen uitspraak heeft gedaan na het verzoek dient ze haar weigering om eerder in te gaan op het verzoek tot kwijtschelding te motiveren. Uiterlijk bij de sluiting van het faillissement dient de rechtbank zich uit te spreken over de kwijtschelding.
Bij gebrek aan derdenverzet worden buiten elke appreciatiemogelijkheid van de rechter om alle restschulden automatisch kwijtgescholden.
De kwijtschelding van de restschulden is een subjectief recht van de gefailleerde. Het vonnis van de ondernemingsrechtbank dat oordeelt over deze kwijtschelding heeft declaratoire werking. Dit brengt met zich mee dat de restschulden die na de vereffening van de beslagvatbare goederen overblijven, gewist worden.
NIEUWE REGELING ART. XX. 173 WER
"Art. XX.173.§ 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of een derde.
De kwijtschelding heeft geen gevolgen voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft.
§ 2. Onverminderd paragraaf 1, bevrijden de sluiting van het faillissement bedoeld in artikel XX.135 en de sluiting bedoeld in artikel XX.171 de schuldenaar van zijn restschulden.
§ 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding voor een deel of volledig wordt geweigerd bij met redenen omklede beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement, of wetens naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand op de vragen van de rechter-commissaris of van de curator onjuiste inlichtingen heeft verstrekt.
Het recht te vorderen dat de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, vervalt na drie jaar te rekenen vanaf het ogenblik dat het recht opname te vorderen bedoeld in XX.165, derde lid, verstreken is.
Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het vonnis van sluiting van het faillissement, en voor zover deze termijn van drie jaar niet verstreken is.
De door de rechtbank gedeeltelijk geweigerde kwijtschelding wordt evenredig verdeeld over alle schuldeisers zonder inachtneming van de wettige reden van voorrang.
Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens orde of instituut in kennis door een kopie te sturen van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel of volledig wordt geweigerd.
Het vonnis dat de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk weigert wordt door de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. XX.174.[1 De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke samenwoning [2 krachtens de wet of de overeenkomst]2 was aangegaan, wordt ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.
De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot voordeel strekken.
De kwijtschelding heeft geen gevolgen op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2023-06-07/07, art. 234, 122; Inwerkingtreding : 01-09-2023>"
Uit de lezing van dit artikel kan afgeleid dat de vereiste van het opladen van het verzoekschrift in Regsol afgeschaft is. Ook de betaling van het rolrecht door de gefailleerde is afgeschaft.
Einde buitenbezitstelling door faillissement
De inkomsten van de gefailleerde ontsnappen middels het faillissementsvonnis aan de buitenbezitstelling. Zo ontvangt door het faillissementsvonnis de gefailleerde (terug) zijn volledig loon en is hij onmiddellijk en ook voor de verdere toekomst gevrijwaard van loonbeslag. Ook alle goederen (roerende en onroerende, lichamelijke en onlichamelijke die aan de gefailleerde toekomen sinds faillissement blijven buiten het bereik van de oude schuldeisers (behoudens voor onderhoudsschulden, boeten en vorderingen tot schadevergoeding voor lichamelijk letsel.
Rechtsmiddelen tegen de beslissing tot kwijtschelding van restschulden in de faillissementsprocedure
Het derdenverzet tegen de kwijtschelding van faillissementsschulden staat open voor :
- elke belanghebbende derde
- de curator en
- het Openbaar Ministerie
Dit derdenverzet dient ingesteld binnen de drie maanden na de publicatie van het vonnis van kwijtschelding.
Op derdenverzet heeft de belanghebbende derde, curator of openbaar Ministerie de bewijslast van de feiten waaruit blijkt dat de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft gemaakt die aan het faillissement hebben bijgedragen. Gezien boek XX WER ook de gedeeltelijke kwijtschelding toelaat lijkt het dat de rechter niet meer met ja of nee te antwoorden op het al dan niet bestaan va de grove fout.
Hij kan de kwijtschelding volledig toestaan, voor een deel toestaan of de kwijtschelding afwijzen. De rechter heeft deze keuzeopties echter niet wanneer geen derdenverzet werd ingesteld. In dit geval moet de rechter kwijtschelding verlenen.
Enkel een derde met een belang kan zich verzetten tegen de kwijtschelding. Dit belang is het persoonlijk eigen belang van de derde. In de regel zal dit de schuldeiser zijn, die enkel een belang heeft zich te verzetten tegen de kwijtschelding van zijn eigen schuldvordering. Een eventuele (gedeeltelijke) afwijzing van de kwijtschelding van 1 schuldeisers heeft dus geen gevolgen voor de kwijtschelding van de overige schulden
Tegen de beslissing inzake (gedeeltelijke) weigering van de bevrijding kan de gefailleerde binnen de maand vanaf de bekendmaking van het vonnis betreffende de kwijtschelding beroep aantekenen.
De kwijtschelding in het faillissement en de derde betrokkenen
Zowel de echtgenoot, de gewezen echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner als de gewezen wettelijk samenwonende partner van de gefailleerde die zich persoonlijk heeft verbonden voor één van zijn/haar schulden tijdens de duur van het huwelijk of de wettelijke samenwoning, worden door de kwijtschelding van de gefailleerde bevrijd van hun verplichtingen (Artikel XX.174, eerste lid WER). Let wel dit betreft schulden ingevolge overeenkomst die de gehuwde of wettelijk samenwonende heeft aangegaan en niet op wettelijke schulden bv. fiscale schulden die buiten elke overeenkomst ontstaan. De wettelijke samenwonende, noch de huwelijkspartner worden aldus niet kwijtgescholden van de fiscale schulden van de gefailleerde waartoe ze in gevolge de wet mee gehouden zijn.
De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot voordeel strekken (artikel XX.174WER). Ratio: bij gebreke aan deze uitzondering die weliswaar alleen geldt voor de wettelijke samenwonenden en niet voor de gehuwden, worden misbruiken vermeden die erin zouden kunnen bestaan om vlug een makkelijk beëindigbare wettelijke samenwoning aan te gaan met een medeschuldenaar vlak voor het faillissement teneinde aldus diens kwijtschelding te bekomen.
De feitelijke samenwoner geniet niet mee van de kwijtschelding van de gefailleerde. Deze heeft geen eigen initiatiefrecht en volgt dus automatisch het lot van de kwijtschelding van de gefailleerde. Indien deze nalaat een aanvraag tot kwijtschelding te doen, kan de (gewezen) huwelijkspartner of (gewezen) wettelijke samenwonende geen eigen initiatief nemen en ondergaat deze het lot van de nalatige gefailleerde althans in de huidige lezing van het WER
In de huidige lezing van het WER geldt de opschorting van de tenuitvoerlegging waarvan de gefailleerde geniet niet voor de (ex) huwelijkspartner of (ex) wettelijke samenwoner anders dan voor de gefailleerde zelf. Dus ondanks het feit dat de gefailleerde vrij is van loonbeslag en andere uitvoering op zijn toekomstig inkomen of vermogen na het faillissementsvonnis geniet zijn (ex)huwelijkspartner of (ex)wettelijk samenwonende hier niet van.
De kwijtschelding van de (ex)huwelijkspartner of (ex)wettelijke samenwoner geldt niet voor de private (dus niet beroepsgebonden) persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de (ex)echtgenoot of (ex)wettelijk samenwonende partner die voortvloeien uit een eigen gesloten overeenkomst, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde zijn aangegaan. Indien de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot of samenwonende partner werden aangegaan voor de vroegere professionele schulden van de gefailleerde genieten deze wel van de kwijtschelding.
De gehuwde en samenwonende en diens eigen of gemeenschappelijke gemengde schulden werden niet geregeld in het WER met betrekking tot het faillissement.
Gemengde schulden zijn schulden die in zijn geheel niet vreemd aan de economische activiteit van de schuldenaar. Het gaat hier dus om schulden die zowel een privaat als een professioneel karakter hebben
Het lot van de gemengde gemeenschappelijke of eigen schulden van de wettelijke samenwonende of huwelijkspartner werd in de bepalingen van het WER met betrekking tot het faillissement vergeten. Ten aanzien van de gemengde schulden kan naar analogie de regeling voorzien in de gerechtelijke reorganisatie worden toegepast. Dit betekent dat de gemengde schulden (dus de schulden met een gedeeltelijk verband met de economische activiteit van de gefailleerde volstaat) volledig worden kwijtgescholden. Het gedeeltelijk verband volstaat voor de kwijtschelding.
De bevrijding van de kosteloze zekerheidsstellers in de faillissementsprocedure.
De kwijtschelding van de gefailleerde strekt de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden niet tot voordeel.
Dit belet niet dat de kwijtschelding van de kosteloze borgstellers geregeld in de artikelen 2043bis en volgende van het Burgerlijk Wetboek en artikel XX.176 WER alle uitwerking heeft en dus van toepassing blijft voor de kosteloze borgstellers bij wie de zekerheidstelling niet in verhouding staat tot hun vermogen en onverminderd de overige voorwaarden van artikel 2043quinquies van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel XX.176 WER voorziet dat de natuurlijke persoon die zich persoonlijk kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde een verzoekschrift kan neerleggen bij de ondernemingsrechtbank met de vraag om geheel of gedeeltelijk te worden bevrijd van zijn/haar verbintenis, voor zover die verbintenis kennelijk niet in verhouding staat tot de terugbetalingsmogelijkheden van de zekerheidssteller.
Indien de gefailleerde ingevolge derdenverzet niet of niet ten volle van de kwijtschelding geniet, bekomt de verzetdoende schuldeisers terug alle rechten op de persoonlijke kosteloze borgsteller.
De bevrijding van de kosteloze zekerheidsteller geschiedt middels een verzoekschrift neerleggen bij de ondernemingsrechtbank artikel XX.176 WER. De middelen van tenuitvoerlegging tegen de persoonlijke kosteloze zekerheidsteller worden pas geschorst vanaf de neerlegging va zijn verzoekschrift tot kwijtschelding.
Persoonlijke schulden
Kwijtschelding persoonlijke schulden en ondernemingsschulden na faillissement
Sinds 1 mei 2018 is het regime van de verschoning van schulden na faillissement vervangen door het nieuwe wettelijke principe van de kwijtschelding van restschulden. (Een en ander ingevolge de inwerkingtreding van boek XX van het wetboek van economisch recht met betrekking tot de insolventieprocedures)
De vroegere verschoning na faillissement stond enkel open voor de natuurlijke personen en niet voor de rechtspersoon. Dit blijft ook zo voor het nieuwe wettelijke regime van de kwijtschelding van de restschulden. Immers na faillissement houdt een vennootschap op te bestaan en is de kwijtschelding dan ook zinloos.
De kwijtschelding van restschulden speelt derhalve enkel voor de natuurlijke personen die failliet worden verklaard.
De kwijtschelding geldt niet alleen voor commerciële schulden, lees schulden verbonden aan de onderneming, maar ook voor persoonlijke schulden.
De kwijtschelding geldt niet voor:
- 1. zakelijke zekerheden (maar wel voor persoonlijke zekerheden)
- 2. onderhoudsschulden
- 3. schulden die voortvloeien uit een vordering tot schadevergoeding die worden toegekend ingevolge overlijden of aantasting van de lichamelijke integriteit waaraan de gefailleerde de schuld heeft (maar dus wel voor materiële schadevergoeding).
Ondernemers die ten persoonlijke titel failliet worden verklaard dienen derhalve geen collectieve schuldenregeling op te starten ter regeling van de restschulden na faillissement en dit noch voor de ondernemings-schulden, noch voor de persoonlijke schulden.
Dit brengt een ongelijkheid teweeg tussen gewone burgers en ondernemers. Gewone burgers kunnen principieel geen kwijtschelding van persoonlijke schulden bekomen, in tegenstelling tot ondernemers die hun persoonlijke schulden kunnen kwijtgescholden zien samen met hun faillissement. Hierbij lijkt het gelijkheidsbeginsel geschonden hetgeen wellicht aanleiding zal geven tot een uitspraak van het grondwettelijk Hof.
Bij de persoonlijke schulden wordt geen onderscheid gemaakt tussen de schulden voorafgaand aan de opstart van de onderneming en deze sinds de opstart van de onderneming.
Gevolgen voor de (ex-)echtgenoot en voor de (ex-)wettelijke samenwonenden:
De door de rechtbank verleende kwijtschelding geldt eveneens voor schulden van de (ex-) echtgenoot en voor de (ex-) wettelijke samenwonende van de gefailleerde, weze het beperkt voor die schulden die verband houden met de beroepsactiviteit van de gefailleerde en (cumulatief) tot de schulden die aangegaan werden tijdens het huwelijk of tijdens de wettelijke samenwoning.
Deze kwijtschelding geldt dus niet voor de feitelijk samenwonenden.
De door de rechtbank verleende kwijtschelding aan de gefailleerde strekt niet tot voordeel van de (ex-) echtgenoot en voor de (ex-) wettelijk samenwonende voor die schulden die geen verband houden met de beroepsactiviteit.
Een schuld met een louter privé karakter, waartoe beide (ex--) gehuwde of (ex--) wettelijke samenwonende van de gefailleerde gehouden zijn zal dus in de hoofde van de gefailleerde aanleiding kunnen geven tot kwijtschelding, maar niet in hoofde van zijn (ex-) echtgenoot en (ex-) wettelijk samenwonende.
Bijkomende voorwaarde voor de (ex-) wettelijke samenwonende is dat de samenwoning langer dan zes maand heeft geduurd voorafgaand aan het faillissement.
De kwijtschelding is beperkt tot de gefailleerde zelf en de (ex--) gehuwde of (ex--) wettelijke samenwonende van de gefailleerde en strekt geen derde schuldenaars tot voordeel.
Uitbreiding:
de kwijtschelding voor de gefailleerde en zijn (ex-) wettelijk samenwonende of (ex-) huwelijkspartner geldt op dezelfde wijze geldt evenzeer voor de ondernemers-natuurlijke personen, wier onderneming onder gerechtelijk gezag werd overgedragen in het raam van een gerechtelijke reorganisatie.
Zwarte lijst
Na kwijtschelding van restschulden dienen de kredietgevers over te gaan tot schrapping van de schulden van de gefailleerde en de (ex-)echtgenoot en voor de (ex-) wettelijke samenwonenden in de zogenaamde zwarte lijsten. (CKP en ENR) en dit (drie maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van het vonnis van kwijtschelding), dan wel of binnen de acht werkdagen na publicatie van het definitieve vonnis van de rechtbank over het derdenverzet indien de kwijtschelding van de betrokken schuld bevestigd wordt.
Geen beslag meer mogelijk op nieuwe inkomsten van de gefailleerde:
De curator kon vroeger beslag leggen op de inkomsten van een gefailleerde voor zijn activiteiten na het faillissement en dit ten belope van het voor beslag vatbaar gedeelte van diens inkomen. Nu krijgt een gefailleerde onmiddellijk na het faillissement een recht op nieuwe start. De curator kan dus geen beslag meer leggen op inkomsten voor activiteiten die de gefailleerde uitoefent na het faillissement.
VERZET TEGEN KWIJSCHELDIING
Krachtens art. XX.173 §3 WER kan elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement.
Voor de invulling van het begrip kennelijk grove fouten moet teruggegrepen worden naar de specifieke aansprakelijkheidsgrond voor kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement in hoofde van bestuurders van vennootschappen (voorheen art. 265 W.Venn. en art. 530 W.Venn.; thans art. XX.225 WER).
De kennelijk grove fout betreft een onbetwistbaar manifeste fout waarvan elk redelijk mens wist of moest weten dat ze schade zou veroorzaken. Zij dient bijgedragen te hebben tot het faillissement zonder daartoe de (al dan niet uitsluitende) oorzaak te zijn.
De kennelijk grove fout betreft een onbetwistbaar manifeste fout waarvan elk redelijk mens wist of moest weten dat ze schade zou veroorzaken (zie ook Antwerpen nr. 2022/ AR/557, 2 juni 2022, TIBR 2022, afl. 2, RS-194; Ondrb. Gent (afd. Brugge) nr. N/20/00777, O/19/00304, 15 maart 2021, TIBR 2021, afl. 2, RS-131; B. WYLLEMAN, “Kwijtschelding” in Faillissement & Reorganisatie, Mechelen, Kluwer, losbl., 37).
De kennelijk grove fout is een fout, die de redelijk voorzichtige en zorgvuldige leidinggevende niet zou hebben begaan, en die in strijd is met de essentiële normen van het maatschappelijk leven (Ondrb. Henegouwen (afd. Bergen) 8 februari 2021, JLMB 2021, afl. 26, 1174). Zij moet bijgedragen hebben tot het faillissement zonder daartoe de (al dan niet uitsluitende) oorzaak te zijn (zie ook B. WYLLEMAN, “Kwijtschelding” in Faillissement & Reorganisatie, Mechelen, Kluwer, losbl., 37).
De rechter moet zich niet beperken tot het onderzoeken of de kennelijk grove fout de doorslaggevende oorzaak van het faillissement is. De rechter kan teruggaan in de keten van de antecedenten die hebben bijgedragen tot het faillissement, zoals bv. een voorafgaande insolvente (zie Ondrb. Henegouwen (afd. Bergen) 8 februari 2021, JLMB 2021, afl. 26, 1174).
Fouten die afzonderlijk als onvoldoende ernstig worden aanzien kunnen door hun samenhang toch als kennelijke grove fout in de zin van artikel XX.173 WER worden aanzien (Ondrb. Gent (afd. Brugge) nr. N/20/00777, O/19/00304, 15 maart 2021, TIBR 2021, afl. 2, RS- 131).
Oude faillissementen
Faillissementen uitgesproken voorafgaand 1 mei 2018 vallen niet onder deze regeling.
De kwijtscheldingsregeling van boek XX WER is slechts toepasselijk op faillissementen uitgesproken na 1 mei 2018. De vraag om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof is niet meer aan de orde nu dit Hof voordien reeds uitspraak deed over het in vraag gestelde principe.
Verzoek tot kwijtschelding in afgesloten faillissementen uitgesproken na 1 mei 2018
Voor faillissementen uitgesproken na 1 mei 2018 kan nog steeds een verzoek tot kwijtschelding worden ingediend, onverminderd de vaststelling dat het faillissement reeds werd afgesloten en de vraag tot kwijtschelding niet voorafgaand aan de afsluiting werd ingediend.
Op de vraag tot kwijtschelding staat immers geen tijdslimiet meer. De belangen van de schuldeisers worden daardoor niet op onevenredige wijze geschonden. Zij beschikten immers over de mogelijkheid tot een zogeheten anticipatief verzet en evenzeer tot de mogelijkheid van derdenverzet.
Wettekst:
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht.
HOOFDSTUK 6. [1 - Kwijtschelding]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.173.[1 § 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of derden.
De kwijtschelding heeft gevolgen voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft.
§ 2. De kwijtschelding wordt enkel toegekend door de rechtbank op verzoek van de gefailleerde, welk verzoekschrift hij dient te voegen bij zijn aangifte van het faillissement of dient neer te leggen in het register uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, zelfs indien het faillissement is afgesloten voor het verstrijken van die termijn. Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de curator. Deze legt uiterlijk na één maand een verslag neer in het register over omstandigheden die kunnen aanleiding geven tot de vaststelling van kennelijk grove fouten, bedoeld in § 3.
Zonder de sluiting van het faillissement af te wachten en van zodra de termijn van zes maanden is verstreken, kan de gefailleerde de rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Op verzoek van de gefailleerde deelt de rechtbank aan deze laatste, via het register, binnen een termijn van een jaar vanaf de opening van het faillissement, de redenen mee die rechtvaardigen waarom ze zich niet over de kwijtschelding heeft uitgesproken zonder dat deze mededeling vooruitloopt op de latere beslissing inzake de kwijtschelding.
De rechtbank spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding uiterlijk bij de sluiting van het faillissement of, indien het verzoek bedoeld in het eerste lid nog niet is ingediend op het ogenblik van sluiting, binnen een maand na het verzoek.
Het vonnis dat de kwijtschelding van de schuldenaar beveelt wordt [2 door de curator]2 ter kennis gebracht van de curator en in het register neergelegd. Het wordt door de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement. Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de publicatie van het vonnis van kwijtschelding.
Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens [2 orde of instituut]2 in kennis door een kopie te sturen van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 240, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.174. [1 De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke samenwoning was aangegaan, wordt ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.
De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot voordeel strekken.
De kwijtschelding heeft geen gevolgen op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
HOOFDSTUK 7. [1 - Schuldeisers en borgtochten]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 1. [1 - Medeschuldenaars, persoonlijke zekerheden en borgen]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.175. [1 Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek en XX.176, strekt de kwijtschelding niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.176.[1 De natuurlijke persoon die zich persoonlijk kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, kan, na het openen van de procedure, een verzoekschrift neerleggen voor de insolventierechtbank strekkende tot gehele of gedeeltelijke bevrijding van haar verbintenis wanneer het bedrag van de zekerheid, bij het openen van de procedure, kennelijk niet in verhouding is tot haar terugbetalingsmogelijkheden, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van haar roerende en onroerende goederen en inkomsten.
De verzoeker vermeldt in zijn verzoekschrift:
- zijn identiteit, beroep en woonplaats;
- de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
- de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
- de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
- het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
- de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
- elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.
Het verzoekschrift wordt gevoegd bij het faillissementsdossier.
De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het faillissementsdossier kunnen worden geraadpleegd.
De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.
Het vonnis dat de bevrijding van de verzoeker beveelt, wordt [2 ingevoegd tussen het woord]2 bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Wanneer de persoonlijke zekerheid door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn goederen te stellen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 241, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.177. [1 De houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde en eveneens gefailleerde medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan, geëndosseerd of gewaarborgd, komt in aanmerking voor de uitdelingen in elke boedel en komt daarin op voor de nominale waarde van zijn schuldvordering, totdat hij volledig is betaald.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.178. [1 Voor de faillissementen van medeschuldenaars bestaat geen onderling verhaal uit hoofde van betaalde percenten, behalve wanneer de percenten uit die boedels meer bedragen dan de schuldvordering in hoofdsom en toebehoren; in dat geval komt het meerdere, naar de orde der verbintenissen, toe aan die schuldenaars voor wie de andere borg staan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.179. [1 Wanneer de houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde met andere medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan of waarvoor een borg is gesteld, voor het faillissement een voorschot op zijn schuldvordering ontvangen heeft, wordt deze in de boedel slechts opgenomen onder aftrek van dit voorschot en behoudt hij voor het nog verschuldigde bedrag zijn rechten tegen de medeschuldenaars of de borg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.180. [1 De medeschuldenaar of de borg die de gedeeltelijke betaling gedaan heeft, komt in het faillissement op voor alles wat hij tot bevrijding van de gefailleerde betaald heeft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>