Tijdens het leven mag men zijn vermogen beheren zoals men wil. Men mag verkopen en zelfs schenken zonder enige beperking.
Alleen wanneer er sprake is van duidelijke verkwisting of uitgaven dan wel schenkingen onder dwang of morele afhankelijkheid kan na een medisch attest waarin een dokter zeer gemotiveerd stelt dat de betrokkene niet meer in staat is om zelfstandig diens vermogen te beheren of te weerstaan aan druk van derden een voorlopige bewindvoerder aanstellen.
Bij het overlijden dient iedereen die een schenking gekregen heeft dit te melden. Ook verkopen aan verdacht lage prijs kunnen onderzocht worden en ten dele als vermomde schenking worden aanzien. Deze schenkingen worden dan samengeteld met het vermogen van de nalatenschap, om ieders deel te berekenen. Op die wijze wordt er na het overlijden rekening gehouden met hetgeen een persoon reeds heeft gekregen voor het overlijden en wordt dit als voorschot op de nalatenschap aanzien zodat hij die tijdens het leven schenkingen heeft gekregen in de verdeling een stuk minder zal krijgen.
Evenwel kan de schenker ook schenken met vrijstelling van inbreng, of in het Vlaams “schenking boven of buiten part” geheten. Dit dient dan wel in schenkingsakte uitdrukkelijk vermeld te staan. Doch ook dan zijn er beperkingen. Door deze schenkingen wordt immers een bepaalde erfgenaam bevoordeeld. Bepaalde erfgenamen zoals de kinderen, de langstlevende echtgenote en in sommige gevallen de ouders moeten een minimum deel van de nalatenschap verkrijgen, lees van de fictieve massa die gevormd wordt door het totaal van de nalatenschap vermeerderd met alle schenkingen.
Ook de langstlevende huwelijkspartner heeft een reserve en een erfrecht.
De reserve is het deel waarop elk kind minimaal recht heeft,
De reserve wordt berekend op de nalatenschap zoals die er zou uitzien als de overledene tijdens zijn leven géén schenkingen had gedaan. Daarom wordt na het overlijden een ‘fictieve massa’ samengesteld. Deze fictieve massa bestaat uit de goederen die nog in de nalatenschap zitten (min alle schulden), plus alle schenkingen die de overledene tijdens zijn leven deed. Deze massa is ‘fictief’, omdat de weggeschonken goederen zitten niet meer in het vermogen.
De reserve geldt voor alle kinderen, ongeacht hun afstamming. Ook buitenhuwelijkse, overspelige en geadopteerde kinderen beschikken over een reserve.
Sinds 2018 wordt het deel van de erfenis dat de erflater moet voorbehouden voor zijn kinderen niet meer bepaald naargelang het aantal kinderen.
Het beschikbaar deel bedraagt steeds de helft van het vermogen. Het voorbehouden deel voor de kinderen is de andere helft, ongeacht het aantal kinderen er zijn onverminderd de reserve van de huwelijkspartner.
Hierdoor varieert de individuele reserve van de kinderen, naargelang van het aantal kinderen.
Is er één kind, dan heeft dit minimaal recht op de helft van de nalatenschap. Zijn er twee kinderen, dan hebben ze elk minimaal recht op één vierde. Drie kinderen hebben elk minimaal recht op één zesde. Bij vier kinderen bedraagt de reserve één achtste
Let wel in gevolge het overlijden neemt de langstlevende huwelijkspartner eerst terug wat van hem of haar is, dus diens eigen goederen en diens deel in de gemeenschap. Dit komt de langstlevende rechtsreeks toe, volledig buiten de nalatenschap.
Indien er niet alleen een langstlevende echtgenoot is maar ook kinderen dan erft de langstlevende het vruchtgebruik over de ganse nalatenschap terwijl de kinderen de blote eigendom erven, elk voor een gelijk deel.
Indien er geen kinderen maar wel ouders en broers of zusters of eventueel ooms, tantes, neven of nichten van de eerststervende, dan bekomt de langstlevende de volle eigendom van de ganse gemeenschap en het vruchtgebruik van de eigen goederen van de eerststervende. De blote eigendom van deze eigen goederen wordt bekomen aan ouders en/of broers en zusters van de eerststervende. Zijn er geen ouders, broers of zussen meer in leven dan komt de blote eigendom toe aan tantes, neven en nichten.
De langstlevende huwelijkspartner kan door testament bevoordeeld worden. De eerststervende kan in een testament het deel van de langstlevende vergroten tot de volle eigendom van zijn nalatenschap onder aftrek van de reserve van de kinderen. Bij testament kan de eerststervende wel zonder enige beperking de volledige nalatenschap toekennen in volle eigendom wanneer er geen kinderen maar wel nog ouders, broers of zusters, ooms en tantes, nichten of neven.
De langstlevende kan verder bevoordeeld worden middels een huwelijkscontract.
Men kan ook de rechten van de langstlevende beperken door een testament. Maar ook de langstlevende heeft een reserve een minimaal deel dat steeds dient bekomen te worden.
De reserve of het voorbehouden deel van de langstlevende is de helft in vruchtgebruik over de ganse nalatenschap, met als absoluut minimum de gezinswoning, de meubelen en huisraad.
Toch kan deze reserve beperkt worden in 3 gevallen:
- als de echtgenoten op de dag van het overlijden sinds méér dan zes maand feitelijk gescheiden leefden en indien de erflater, voor zijn overlijden een procedure had ingesteld om afzonderlijke woonst te bekomen of bevestid te zien..
- als er bij het overlijden tussen de echtgenoten een procedure echtscheiding onderlinge toestemming loopt en in de overeenkomst de erfregeling bij overlijden tijdens de procedure zijn begonnen en één van hen overlijdt tijdens de procedure, dan zal de erfrechtregeling worden toegepast die in de voorafgaande overeenkomsten werd bedongen.
- als het huwelijk ontbonden door overlijden een tweede huwelijk betreft en er in het eerste huwelijk kinderen waren dan kan bij huwelijkscontract het erfrecht van de langstlevende verder worden ingeperkt. Dit werd precies gedaan om te voorkomen dat kinderen zich zouden verzetten tegen een tweede huwelijk van hun ouders uit schrik hun erfdeel te verliezen. Zie voor meer informatie de wet Valkeniers www.elfri.be/node/632