Intrum is een grote speler speler in de schuldindustie, die als multi-national op de Belgische en internationale markt actief is als incassokantoor nadat ze in de voorbije 20 jaar het ene na het andere incassokantoor heeft overgenomen.
Wanneer Intrum zich voorstelt in de pers als financieel adviseur en duiding geeft bij financiële moeilijkheden, mag de burger en de pers niet vergeten dat Intrum geen onafhankelijke onpartijdige bron is, laat staan een financieel adviseur van burgers. Fiducre bouwt haar bedrijfsmodel op rond de schuldproblematiek. Zij leeft van onbetaalde schulden en realiseert hierop haar winsten en is aldus geen raadgever of observator maar een actieve speler in de schuldindustrie.
Intrum treedt in de meeste gevallen op als op als een gewoon incassokantoor en in sommige andere gevallen als opkoper van verloren gewaande, opgegeven en afgeschreven vorderingen.
Wanneer Intrum optreedt als incassokantoor, heeft zij geen enkele bevoegdheid of hoedanigheid om in rechte op te treden en beperkt haar tussenkomst zich in de regel tot hetgeen alle incasso-kantoren doen, zijnde dreigende taal uiten in brieven, telefoons, huisbezoeken. Op hun website geven ze zelfs toe dat zij mensen met schulden bang maken en in verwarring brengen. zie
https://www.intrum.be/nl/business-solutions/over-intrum/wie-we-zijn-en-wat-we-doen/ (raadpleging 14/12/2018). Op dezelfde site stellen ze dan weer dat ze zich soms voorstellen als redders in nood die de debiteurs helpen. Hoe kunnen ze terzelfdertijd de belangen van hun opdrachtgevers-schuldeiser en die van hun tegenpartij-schuldenaar partij dienen? Dit houdt een belangenvermenging in. Een incassokantoor is partijdig en verdedigt de belangen van de schuldeiser en van de schuldeiser alleen die ook zijn opdrachtgever is. De rest is gevaarlijke onzin. Men kan geen knecht van twee meesters zijn.
De wetgever heeft geen vertouwen gesteld in deze zogenaamde incasso-inspecteurs. De wet verbiedt hun huisbezoeken tenzij het personage aan de deur zijn correcte hoedanigheid meedeelt en aan de consument de kennis geeft dat hij niet moet binnengelaten worde en door de burger onmiddellijk aan de deur kan worden gezet, hetgeen de verstandige burger ook doet.
De bedoeling van de wetgever was elke intimidatie of inhoudsloze dreiging te verhinderen. Goed geïnformeerde burgers kennen hun rechten en verzoeken de betrokken "inspecteur" onmiddellijk te vertrekken, laten hem niet binnen. of doen gewoon hun deur voor zijn deur dicht en laten deze gesloten. Indien het personage niet vertrekt kan de burger gewoon de politie opbellen met verzoek tot interventie, wegens huisvredebreuk en verstoring van de bij wet gewaarborgde privacy en rust en schending van de wet op de minnelijke invordering van de consument. Om een bepaald ogenblik bij de totstandkoming van deze wetgeving werd zelfs overwogen om deze incassokantoren buiten de wet te stellen en hun verdere tussenkomsten gewoonweg te verbieden.
De burger weet inmiddels ook dat incassokantoren papieren tijgers zijn die weliswaar blaffen, zonder te bijten, zij kunnen geen dagvaardingen uitsturen of beslag laten leggen en kunnen enkel maar dreigen.. Miauwende katten vangen geen muizen.
Brieven van incassokantoren, worden best genegeerd. In de regel betreft één en ander loutere intimidatie van burgers die niet kunnen betalen of niet willen betalen omdat de vordering betwist wordt. Indien een rekening bij vergissing niet werd betaald dan contacteert de schuldenaar beter rechtstreeks de schuldeiser, Ook elke andere communicatie gebeurt beter, veiliger en correcter met de schuldeiser.
Erger is dat Intrum zich ter zelfdertijd voorstelt als helper van de schuldenaar in nood. Welnu zij erkennen dat zij er zijn om kasstromen te versnellen en zelfs verloren gewaande vvorderingen over te nemen. Hun mandaat is innen. Zij zijn er niet om schuldenaars op hun rechten te wijzen, te informeren over hun rechten, om de schuldenaar er op te wijzen dat ze eigenlijk als incassokantoor geen bevoegdheid hebben om beslag te leggen of een gerechtelijke procedure te starten,
Intrum zal de schuldenaar er niet op wijzen dat de vordering verjaard is of betwistbaar. Door het feit dat Intrum optreedt voor tal van schuldeisers, kunnen ze moeilijk als onafhankelijk worden aanzien, in de zin dat zij wanneer zij optreden voor de burger, uitsluitend diens belang, mogen verdedigen en zeker niet tezelfdertijd dat van de schuldeiser. Wanneer zij stellen als schuldbemiddelaar op te treden, bestaat de kans dat zij hierbij evenzeer de onafhankelijkheid van de bemiddeling schenden en tevens het strafbaar gestelde verbod tot schuldbemiddeling, ingeschreven in de consumentenkrediet wretgeving (van zodra er een andere schuld van de consument bestaat die een kredietschuld is.
Wanneer Intrum optreedt als opkoper van vorderingen, dient de consument te beseffen dat dit door de schuldeiser afgeschreven oude vorderingen zijn die voor een belachelijk lage prijs in bulk werden opgekocht, omwille van betwisting, dan wel omdat het om (zeer) oude schulden gaat, dan wel om schulden waarvan de kosten van invordering hoger zijn dan de mogelijke opbrengst. Zie de melding op hun website
https://www.intrum.be/nl/business-solutions/diensten/invorderingsdiensten/ (raadpleging 14/12/2018) waarin ze erkennen dan de vorderingen die ze opkopen, opgegeven en afgeschreven vorderingen zijn warvan de kosten om betaling te bekomen hoger zijn dan het verschuldigd bedrag.
Die vorderingen zijn dan niet alleen betwistbaar maar kunnen zelfs verjaard zijn. Hierbij is elke reactie van de schuldenaar, elke brief, elke e-mail, zelfs elk contact gevaarlijk, omdat zij met alle middelen een reactie trachten uit te lokken die als erkenning van de schuld wordt aanzien, waardoor het voordeel van de verjaring teniet gaat.
In theorie kunnen ze als opkoper van oude verloren gewaande schulden dagvaarden, waarbij de schuldenaar zich dan kan verdedigen, de verjaring inroepen, dan wel bezwaren op andere gronden. Maar waarom zouden ze dagvaarden en grote kosten maken wanneer de oorspronkelijke schuldeiser de vordering reeds heeft afgeschreven als oninbaar. Overigens indien ze voor elke schuld zouden dagvaarden, dan zouden ze op de korste tijd failliet zijn omdat in massa dagvaarden meer kosten dan baten oplevert, hetgeen ze zelf op hun website verkondigen.
Intrum zaait verder verwarring door de ene keer de hoedanigheid aan te nemenen van incassokantoor, zich hierbij de ene keer voordoen als vriendelijke schuldbemiddelaar (wolf in schaapskleren) en de andere keer als windmakende bedreiger (dus als papieren tijger), een andere keer zijn ze dan weer opkoper van verloren vorderingen, een andere keer verbergen ze hun identiteit en doen ze zich voor als schuldeiser met een dienst die ze "White Label Credit Management" heten en ten slotte uitzonderlijk als schuldbewaker die zelfs gaat verontrusten nog voor een factuur de vervaldatum heeft bereikt.
Blijft een incassokantoor u lastigvallen dan negeert u hen best compleet, nadat u hen duidelijk heeft gemaakt dat de vordering betwist wordt en u bij verdere tussenkomsten klacht zult neerleggen bij de politie wegens belaging, bedreiging en ongeenste communicatie, dan wel bij de FOD Economie. Een schuldeiser of incassokantoor mag immers hoogstens enkele keren aanmanen, maar niet blijven verontrusten of mensen lastigvallen. Misbruik van telecommunicate wordt overigens zwaar bestraft.
Meer over de minnelijke invordering van schulden
Minnelijk invorderen van een schuldvordering betekent het trachten tot betaling te komen zonder dwang en zonder gerechtelijke procedure. Althans dit is de theorie. In de praktijk wordt er vaak bij het invorderen onaanvaardbare druk uitgeoefend en geschermd met allerlei loze dreigementen. Wanneer een rekening niet betaald wordt is dit principieel omdat de schuldenaar deze vordering niet kan betalen, dan wel omdat de schuldvordering betwist wordt. In dit laatste geval heeft een minnelijke invordering door een derde partij weinig zin. Een schuldenaar die niet kan betalen kan moeilijk tot betaling gedwongen worden tenzij deze over een voldoende hoog loon of noemenswaardig roerend of onroerend goed beschikt wat niet het geval is bij onvermogenden.
Dit soort vorderingen blijft dan ook vaak jaren hangen. Het is dan ook denkbaar dat de schuldeiser deze vorderingen toevertrouwt aan een professional zoals een advocaat of een gerechtsdeurwaarder. Aangezien dit op zich geen garantie op betaling is en deze tussenkomsten geld kosten, doen sommige schuldeisers een beroep op de zogenaamde incassokantoren die vorderingen innen tegen commissie en hierbij beroep doen op brieven, telefoons en huisbezoeken waarin crescendo wordt gedreigd en waardoor mensen worden opgejaagd.
Deze vorderingen missen zeer vaak aan enige kwaliteit en zijn vaak verjaard of dreigen kortelings te verjaren. Door te dagvaarden wordt de verjaring gestuit en zelfs voor de duur van het geding geschorst, maar dit brengt dan weer zinloze kosten mee.
Onder strikte voorwaarden kan ook een aangetekend schrijven verstuurd worden door een advocaat, gerechtsdeurwaarder, of vakbondsafgevaardigde de verjaring stuiten tegen een veel lagere kost dan een gerechtelijke procedure.
Brieven van incassokantoren of zaakwaarnemers stuiten de verjaring niet. Vergeten we niet dat in 2002 nog een wetsvoorstel op tafel lag om deze kantoren kortweg te verbieden na de vele vastgestelde wanpraktijken van die sector.
De wetgever heeft voor aanmaningen met verjaringstuitende werking gekozen voor de advocaat en de gerechtsdeurwaarder gelet op het professionalisme van beide die aldus kunnen onderzoeken in hoeverre de vordering ook gegrond is. De advocaat, die de beoefenaar van het recht en van de procedure is, geniet aldus het vertrouwen van zijn cliënt met wie hij een relatie intuitu personae heeft. Hij is een helper van het gerecht en zet in die zin zijn geloofwaardigheid op het spel voor de magistraten. Ten slotte hangt hij af van een door het Gerechtelijk Wetboek gedefinieerde en geregelde orde die hem strikte deontologische regels oplegt.
Incassokantoren innen een commissie op basis van het bedrag van de gerecupereerde schuld, zodat zij geen belang erbij hebben een beroep te doen op een minnelijke procedure. In tegenstelling tot de advocaten, de gerechtsdeurwaarder en de personen die op basis van artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek optreden namens de schuldeiser, versturen de incassobureaus hun ingebrekestelling op geautomatiseerde wijze zonder dat rekening wordt gehouden met de gevolgen van de invordering.
Zoals reeds gesteld zijn de brieven van incassokantoren niet verjaring stuitend. De toekenning van een opschortende werking aan de ingebrekestellingen die door de incassobureaus worden verstuurd, zou tot gevolg hebben dat de verjaringstermijn automatisch wordt verlengd of zelfs dat de verjaring nooit wordt bereikt, aangezien de schuldeiser de schuldenaar op onbeperkte wijze kan aanzetten tot de betaling, zonder dat die laatste wordt geïnformeerd over de regelmatigheid van de door de schuldeiser gedane stappen.
Terecht heeft de wetgever deze bevoegdheid niet aan deze incassokantoren willen verlenen. Hun vaak in vraag gestelde interventies zijn niet minnelijk maar jennend. Wanneer incassokantoren beweren dat hun tussenkomsten de kosten van een procedure en beslag verhinderen, wringt dit met de vaststelling dat de vorderingen die aan hen toevertrouwd worden in de regel afgeschreven vorderingen zijn en geen vorderingen waar de schuldeiser nog kosten wil spenderen.
Indien de schuldeiser het ernstig meent zal hij immers geen incassokantoor maar een advocaat raadplegen om een gerechtelijke procedure in te stellen. Incassokantoren kunnen zelf geen procedure instellen bij gebrek aan hoedanigheid. De tussenkomst van een incassokantoor is aldus voor een schuldenaar eigenlijk goed nieuws, in die zijn dat zulks in de praktijk betekent dat er wellicht juist geen procedure zal worden ingesteld.
Niet elke schuldeiser is verplicht een advocaat te raadplegen en niet elke schuldeiser benaarstigt een veroordeling tot betaling waarvan de kosten vaak de baten overtreffen. Daarom werd de minnelijke invordering door een gerechtsdeurwaarder voorzien met beperkte kosten voor de schuldeiser, met een beperkte stuitende werking en zonder enige verplichting voor de schuldeiser om hierna tot procedure over te gaan, hetgeen ook zelden gebeurt.
De gerechtsdeurwaarder dient de wettelijke, ethische en deontologische vereisten die aan zijn statuut zijn verbonden, scrupuleus na te leven. Hij ziet vooraf toe op de wettigheid van de schuldvordering en handelt met inachtneming van de bescherming van het privéleven en van de menselijke waardigheid. Hij dient eveneens te handelen in overeenstemming met de beginselen van evenredigheid en van proceseconomie.
Het doel van het systeem van de minnelijke invordering met verjaringstuitende werking van de gerechtsdeurwaarder en de advocaat steunt op de vaststelling dat talrijke procedures in het verleden niet werden ingesteld om een gerechtelijke beslissing te verkrijgen, maar om de verjaringstuitende werking te genieten, waarbij niet alleen de betekening van een dagvaarding is vereist, maar ook de inschrijving ervan op de rol. De wetgever wilde een alternatief vinden die het de partijen mogelijk zou maken op zoek te gaan naar een onderhandelde oplossing, waarbij voor de schuldeiser wordt vermeden dat zijn recht uitdooft en waarbij de nadelen verbonden aan de gedinginleidende dagvaarding uit de weg wordt gegaan.
De verschillende kenmerken van het statuut van advocaat en de gerechtsdeurwaarder maken het mogelijk een ernstig onderzoek van het dossier te waarborgen met inachtneming van de respectieve rechten van de schuldeiser en van de schuldenaar van de verplichting. Het bestaan van strikte deontologische regels en van een orde vormen evenveel kenmerken die toelaten dat ernstige karakter van het onderzoek van het dossier te garanderen.
Incassobureaus treden veelal op door middel van dreigbrieven en -telefoons en huisbezoeken door ongeschoolde zogeheten incasso-inspecteurs, zonder wettelijke bevoegdheid of statuut . De driestheid van hun optreden leidt maar al te vaak tot manifeste intimidatiepraktijken. Een veel voorkomende klacht betreft het dreigen met invorderingsmaatregelen waartoe zij geen enkele bevoegdheid hebben, zoals de inbeslagneming van de goederen, het loon of de bankrekening van de schuldenaar. Soms proberen incassobureaus ook de betaling van de invorderingskosten door de schuldenaar te verkrijgen, ook al wordt dit door de wet verboden.
De praktijk van de invordering van schulden tegen betaling is zeer betwistbaar. Incassobureaus gaan over tot de invordering van schulden zodra zij daartoe van een klant opdracht hebben gekregen. De vraag of de schuld wel enige grondslag heeft, komt daarbij niet aan de orde. Het nefaste gevolg daarvan is dat consumenten zodanig onder druk worden gezet dat zij, onzeker over de rechten die zij kunnen doen gelden, uiteindelijk tot betaling overgaan.
Zo komt het zelfs voor dat betaling wordt geëist van producten die niet eens werden besteld. Incassobureaus treden veelal op door middel van dreigbrieven en -telefoons. De driestheid van hun optreden leidt maar al te vaak tot manifeste intimidatiepraktijken. Een veel voorkomende klacht betreft het dreigen met invorderingsmaatregelen waartoe zij geen enkele bevoegdheid hebben, zoals de inbeslagneming van de goederen van de schuldenaar. Soms proberen incassobureaus ook de betaling van de invorderingskosten door de schuldenaar te verkrijgen, ook al wordt dit door de wet verboden.
Terecht kunnen vragen gesteld over de opportuniteit van invorderingsactiviteiten tegen betaling buiten de gewone gerechtelijke weg. De incassobureaus beschikken immers over geen enkele door de wet toegekende bevoegdheid. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hun activiteiten zo vaak tot onwettige praktijken leiden » (Parl. St., Kamer, 1999-2000, DOC 50-0223/001, pp. 3 en 4). .
Artikel 6, § 1, van de wet van 20 december 2002 verplicht ertoe elke minnelijke invordering van een schuld te starten met een schriftelijke ingebrekestelling gericht aan de consument. De bestreden wet van 23 mei 2013 kent aan die ingebrekestelling een verjaringstuitende werking toe wanneer die wordt verzonden door een advocaat, een gerechtsdeurwaarder of een persoon die in rechte mag optreden krachtens artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek.
Door deze bepaling wordt de ingebrekestelling onder bepaalde, strikte voorwaarden, een belangrijke akte omwille van de gevolgen inzake het bestaan van het betwiste recht. De eerste voorwaarde is dat er een ernstig onderzoek wordt gevoerd voor de aangetekende brief wordt verzonden. Dat onderzoek moet worden gevoerd door een rechtskundige in wie men vertrouwen kan hebben. Een advocaat lijkt daarvoor de geschikte persoon. Hij kent het recht en de procedure uit de praktijk; hij krijgt het vertrouwen van de cliënt met wie hij een relatie ‘ intuitu personae ’ heeft; hij vormt een schakel in de rechtsbedeling en is dus geloofwaardig voor magistraten; ten slotte hangt hij af van een organisatie als de orde, die wordt gedefinieerd in en georganiseerd bij de wet (het Gerechtelijk Wetboek) en die hem strikte deontologische regels oplegt. De advocaat biedt dus in principe de garantie dat het voorgestelde systeem efficiënt werkt en niet wordt misbruikt. Het systeem bestaat trouwens reeds in Nederland, waar het geen problemen oplevert.
De bepaling is uiteraard niet bedoeld om advocaten om te vormen tot ministeriële ambtenaren, maar wel om een van hun bijzondere buitengerechtelijke akten bijzondere wettelijke gevolgen toe te kennen. Zo worden soms nutteloze gerechtelijke procedures vermeden en worden magistraten niet van hun oorspronkelijke opdracht afgehouden, en krijgen de rechtzoekenden de kans om aanzienlijke financiële besparingen te doen.
De ingebrekestelling door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder stuit de verjaring niet eindeloos noch wordt deze opgeschort, zij wordt enkel in een beperkte mate verlengd.
Het Grondwettelijk hof oordeelde in haar arrest 181/2014 van 10 december 2014 dat het gelet op het door de wetgever nagestreefde doel en op de specifieke aard van de activiteiten het niet zonder redelijke verantwoording is dat de incassobureaus werden uitgesloten van de mogelijkheid tot het versturen van verjaringstuitende brieven.