Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.240. Moratoire interest
Onverminderd het recht op buitengerechtelijke invorderingskosten, bestaat het herstel verschuldigd wegens vertraging in de nakoming van een geldschuld uitsluitend in de interest aan de wettelijke interestvoet, behoudens de uitzonderingen waarin de wet of het contract voorzien.
Deze moratoire interest is verschuldigd zonder dat de schuldeiser het bestaan en de omvang van de schade hoeft te bewijzen.
Zij is verschuldigd vanaf de dag van de ingebrekestelling, tenzij de wet of het contract ze van rechtswege doet lopen.
Bij een opzettelijke fout van de schuldenaar kan het herstel de interest aan de wettelijke interestvoet te boven gaan.”
Commentaar (Bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Art. 5.240 (nieuw) Burgerlijk Wetboek herformuleert oud artikel 1153, eerste tot en met vierde lid. De termen “wettelijke interest” en“opzet” worden vervangen door de preciezere termen “interest aan de wettelijke interestvoet” en “opzettelijke fout”.
Moratoire interesten hebben tot doel de bijkomende schade te vergoeden die de schuldeiser lijdt door de vertraging waarmee de schuldenaar een geldschuld betaalt.
Zonder deze bepaling zou aan de schuldeiser toekomen om het bewijs van het bestaan en de omvang van de geleden schade te bewijzen en aan de rechter om het bestaan en de omvang soeverein te bepalen.
De wetgever stelt in deze bepaling evenwel een dubbel wettelijk onweerlegbaar vermoeden in.
Enerzijds wordt het bestaan van de schade vermoed, wanneer een schuldenaar met vertraging een geldschuld betaalt.
Anderzijds wordt de omvang van de schade forfaitair bepaald op de interest aan de wettelijke interestvoet.
De term “uitsluitend” bevestigt dat noch de schuldeiser kan bewijzen dat hij een grotere schade heeft geleden, noch de schuldenaar kan bewijzen dat de schuldeiser een kleinere schade heeft geleden.
Dit betekent ook dat de schade geleden door de vertraging waarmee de geldschuld wordt betaald, geacht wordt volledig gedekt te zijn door de toekenning van interesten aan de wettelijke interestvoet.
Een uitzondering geldt voor de buitengerechtelijke invorderingskosten, waarvan het bestaan en de omvang moeten worden bewezen.
In geval van opzettelijke fout van de schuldenaar, kan de schadevergoeding de interesten aan de wettelijke interestvoet te boven gaan, bijvoorbeeld interest aan een hogere interestvoet. De schuldeiser moet in dat geval het bestaan en de omvang van de werkelijk geleden schade ten gevolge van de vertraging in de nakoming en andere schade bewijzen.
De wet of het contract kunnen in uitzonderingen voorzien. Een voorbeeld van een wettelijke uitzondering is art. 6 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. De schuldeiser van een geldschuld uit een handelstransactie heeft recht op een redelijke schadevergoeding voor gerechtelijke en buitengerechtelijke invorderingskosten.
Daarnaast is art. 5.240 (nieuw) Burgerlijk Wetboek van aanvullend recht, waardoor conventionele uitzonderingen toegelaten zijn. De partijen kunnen ervan afwijken en in hun contract een hogere of lagere interestvoet bedingen. De partijen kunnen ook een bijkomende schadevergoeding bedingen, bijvoorbeeld ter vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten. Er is dan sprake van een schadebeding, waarop artikel 5.88 van toepassing is.
De interest aan de wettelijke interestvoet verwijst zowel naar de algemene interestvoet (voorzien door de Wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest) als naar bijzondere wettelijke interestvoeten, vervat in bijzondere wetgeving. Een belangrijk voorbeeld is de bijzondere wettelijke interestvoet, zoals bepaald in artikel 5 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.
Het vertrekpunt van het lopen van de moratoire interesten is de ingebrekestelling (voorzien in artikel 5 231 (nieuw) BW . Een voorbeeld van een uitzondering (waar de wet de interest van rechtswege doet lopen) is artikel 5 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.
Oud art. 1153, vijfde lid is overgebracht naar artikel 5.88, § 3 (nieuw) BW (schadebeding): wanneer een interest is bedongen voor het geval van vertraging in de betaling van een geldsom, is paragraaf 2, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. De rechter kan bij matiging de schuldenaar niet veroordelen tot een interest die lager is dan de wettelijke interest.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.241. Compensatoire interest
Bij vertraging in de betaling van een waardeschuld heeft de schuldeiser recht op integraal herstel, tenzij in de gevallen bepaald bij wet of contract.
De compensatoire interest is verschuldigd vanaf het ontstaan van de schade.”
Ondertitel 7. Maatregelen ter bescherming van de rechten van de schuldeiser
Commentaar (Bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Art. 5.241 (nieuw) Burgerlijk Wetboek verankert het jurisprudentiële regime voor compensatoire interesten en bevestigt de soevereine appreciatiebevoegdheid van de rechter terzake .
Compensatoire interesten worden, als onderdeel van het herstel van de schade, onverkort beheerst door het beginsel van het integrale herstel van de schade op de dag van de uitspraak (zie ook artikel 5 237 (nieuw) BW).
De schuldeiser lijdt schade door de vertraging waarmee de schuldenaar de door hem verschuldigde schadevergoeding betaalt. Het is aan de schuldeiser om het bestaan en de omvang van deze schade te bewijzen en het komt aan de feitenrechter toe om soeverein het bestaan en de omvang van de schade te beoordelen.
In tegenstelling tot de moratoire interesten wordt de vergoeding niet forfaitair bepaald maar op grond van de werkelijk geleden schade. De werkelijk geleden schade moet vergoed worden, niet meer en ook niet minder. Dit beginsel van het integrale herstel van de schade verklaart ook dat de rechter vrij de toe te passen interestvoet bepaalt en dat de schuldeiser andere schade kan bewijzen.
Het staat de rechter ook vrij om de forfaitaire regeling voor moratoire interesten van overeenkomstige toepassing te verklaren op compensatoire interesten als dit gepast blijkt om de werkelijk geleden schade te herstellen (cf. B. DE TEMMERMAN, “Interest bij schadevergoeding uit wanprestatie en onrechtmatige daad. Een stand van zaken, tevens aanleiding tot een kritische beschouwing over de grondslagen van het Belgisch schadevergoedingsrecht”, T.P.R. 1999, p. 1370, nr. 46).
Huidige bepalingen gelden onder voorbehoud van een afwijkende wet of afwijkend contract.
Het aanvangspunt van compensatoire interest (vanaf het ontstaan van de schade) staat een berekening ervan vanaf een gemiddelde datum of vanaf de consolidatiedatum niet in de weg. Beide berekeningswijzen respecteren dit aanvangspunt en bieden pragmatische oplossingen, wanneer de schade bijvoorbeeld niet op een precies tijdstip ontstaat maar gespreid over een bepaalde periode.
Zodra een rechter in zijn uitspraak de waardeschuld heeft bepaald, verandert zij in een geldschuld waarop de regels inzake geldschulden van toepassing zijn.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.206. Interest
Remuneratoire interest is de interest die strekt tot tegenprestatie van de terbeschikkingstelling van kapitaal.
Moratoire interest is de nalatigheidsinterest verschuldigd als herstel wegens de laattijdige nakoming van een geldschuld.
Compensatoire interest is de nalatigheidsinterest verschuldigd als herstel wegens de laattijdige nakoming van een waardeschuld..”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Art. 5.206 (nieuw) BW verankert ten eerste het onderscheid dat wordt gehanteerd tussen de soorten interesten volgens de functie van de interest (remuneratoire interesten versus nalatigheidsinteresten).
Zij verankert ten tweede het verdere onderscheid binnen de categorie van de nalatigheidsinteresten tussen de moratoire of verwijlinteresten (intérêts moratoires) en de compensatoire of vergoedende interesten (intérêts compensatoires), al naargelang de aard van de verbintenis die laattijdig wordt uitgevoerd.
Naast deze soorten interesten volgens de functie van de interest, kunnen interesten ingedeeld worden volgens de bron. Op basis hiervan onderscheidt men wettelijke (toegekend door de wet) en conventionele (toegekend door een contract) interest. Tot slot kan volgens de toepasselijke interestvoet een onderscheid gemaakt worden tussen interesten verschuldigd aan de wettelijke (bepaald in de wet), conventionele (bepaald in het contract) of gerechtelijke (bepaald door de rechter) interestvoet.
Het begrip gerechtelijke interest (dat van belang is bij de bepaling van het bedrag van de vordering voor de regels inzake bevoegdheid en aanleg) heeft geen zelfstandige betekenis maar is de moratoire of compensatoire interest die loopt vanaf de inleiding van het geding.
Conventionele interest
is de interest die door partijen werd overeengekomen.
zie verbruiklening art. 1905 B.W.
zie het principe van het vrij bedingen van rente art. 1907 B.W.
zie de principes van het ongeoorloofd karakter van de overdreven rente
zie de principes van art. 2277 B.W. tot verjaring van de rente na 5 jaar
Moratoire interest
Moratoire rente is deze die verschuldigd is wegens vertraging in de uitvoering van een eisbare overeenkomst die een geldsom tot voorwerp heeft na ingebrekestelling (art. 1153 oud B.W. - art. 5.206 (nieuw) BW))
uitzonderingen op het principe van de vereiste van ingebrekestelling: cfr art. ou 1146 BW:
- partijen kwamen overeen dat geen ingebrekestelling nodig was
- wettelijke bepaling die van rechtswege interest oplegt
- gebruik bij rekening-courant
- uit de omstandigheden blijkt dat de verbintenis niet nageleefd wordt vb. bij de verbintenis iets niet te doen (art. 1145 BW) of indien de verbintenis slechts binnen een bepaalde tijd, die de schuldenaar heeft laten voorbijgaan, kan worden nagekomen (art. 1146 BW).
Ingebrekestelling dient te gebeuren conform art. 1139 BW (aanmaning of door de overeenkomst zelf wanneer deze bepaalt dat de schuldenaar in gebreke zal zijn door de verloop van de vervaltijd).
Wettelijke interest
Deze uitdrukking heeft verschillende betekenissen. Meestal wordt bedoeld de rente die van rechtswege zonder ingebrekestelling loopt. De correcte term die overigens wordt ingevoerd in het (nieuw) BW is interest aan de wettelijke interestvoet.
zie ter zake :
art. 455, 456, 474, 609, 612, 856, 1015, 1207, 1378, 1436, 1450, 1440,1473 1548, 1570, 1652, 1846, 1996, 2001, en 2028 B.W Sommige nummers verwijzen naar oude bepalingen.
Conform het gewoonterecht brengen schuldvorderingen van een rekening-courant van rechtswege interest op.
Conform art. 10 van de loonbeschermingswet van 12/04/1965 brengt het loon ook van rechtswege interest op vanaf het ogenblik van de eisbaarheid ervan.
Zie ook de wettelijke interest en de Arbeidsongevallenwet, de Beroepsziektenwet, het fiscaal recht, de RSZ wet, het sociaal statuut van zelfstandigen, de wettelijke interest bij overheidsopdrachten.
zie ook de bepaling van de rentevoet van de wettelijke interest ingevolge de programmawet van 27/12/2006.
Periode
|
%
|
Van 01-07-1970 tot 31-10-1974
|
6,5%
|
Van 01-11-1974 tot 31-07-1981
|
8%
|
Van 01-08-1981 tot 31-07-1985
|
12%
|
Van 01-08-1985 tot 31-07-1986
|
10%
|
Van 01-08-1986 tot 31-08-1996
|
8%
|
Van 01-09-1996 tot 31-12-2006
|
7%
|
Van 01-01-2007 tot 31-12-2007
|
6%
|
Van 01-01-2008 tot 31-12-2008
|
7%
|
Van 01-01-2009 tot 31-12-2009
|
5,5%
|
Van 01-01-2010 tot 31-12-2010
|
3,25%
|
Van 01-01-2011 tot 31-12-2011
|
3,75%
|
Van 01-01-2012 tot 31-12-2012
|
4,25%
|
Van 01-01-2013 tot 31-12-2013
|
2,75%
|
Van 01-01-2014 tot 31-12-2014
|
2,75%
|
Van 01-01-2015 tot 31-12-2015
|
2,50%
|
Van 01-01-2016 tot 31-12-2016
|
2,25%
|
Van 01-01-2017 tot 31-12-2017
|
2%
|
Van 01-01-2018 tot 31-12-2018
|
2%
|
Van 01-01-2019 tot 31-12-2019
|
2%
|
Van 01-01-2020 tot 31-12-2020
|
1,75%
|
Vanaf 01-01-2021
Vanaf 01-01-2023
|
1,75%
5,25%
|
Vergoedende interest of compensatoire interest
Deze rente is een vorm van schadeloosstelling bij niet uitvoering van een verbintenis die een geldsom tot voorwerp heeft of een onrechtmatige daad of een onteigening. Deze rente veronderstelt dus een schade.
De rentevoet wordt vrij door de rechter bepaald.
Tijdstip vanaf wanneer deze rente loopt: zie APR interest p. 130
Afhankelijk van de situatie:
- dag van ongeval
- dag van herstelling
- datum van betaling
- andere data volgens de rechtspraak
Zie ook commentaren en toelichtingen van Schrijvers mbt vergoedende interest
Cassatie 22/10/2003, R.W. 2006-2007, 827
Overwegende dat de compensatoire interest inherent deel uitmaakt van de schadevergoeding die tot herstel van de door de onrechtmatige daad veroorzaakte schade wordt toegekend ; dat ze de bijkomende schade vergoedt uit de uitgestelde betaling van de vergoeding waarop de benadeelde op de datum van de schade recht had ;
Dat, bijgevolg, de verrekening op de compensatoire interest, met toepassing van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, van de betalingen ter vergoeding van de schade die veroorzaakt wordt door een onrechtmatige daad, leidt tot toekenning van vergoeding van onbestaande schade ;
Overwegende dat de appelrechters eiser veroordelen om aan verweerster vergoedingen plus compensatoire interest te betalen ter vergoeding van haar schade ;
Dat, bijgevolg, het arrest, op grond "dat de door (eiser) gestorte provisies verrekend zullen worden overeenkomstig de gebruikelijke regels van het Burgerlijk Wetboek (artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek)", de artikelen 1382 en 1383 van dat wetboek schendt
Zie ook principes van herwaardering
Zie ook beperking schade door de benadeelde
Zie ook vergoedende interest bij toekenning van voorschotten
Zie ook vergoedende interest bij onteigening en de Stedebouwwet
Zie ook vergoedende interest bij overheidsopdrachten, bij forfaitaire schadevergoeding, in het sociaal recht, bij subrogatie.
Zie ook vergoedende rente en art. 1254 BW en de verjaring (op. cit. APR)
Zie ook Hof van Cassatie, 2e Kamer 6 november 2007, RW 2007-2008, 1716 met NOOT De rentevoet van de compensatoire interest bij buitencontractuele aansprakelijkheid
Gerechtelijke interest
Dit is de rente die de rechter vanaf de inleidende akte of vanaf een ander tijdstip toekent tot op het ogenblik van de betaling en die nooit samen met moratoire, wettelijke of vergoedende rente voor dezelfde periode kan worden genoten. Indien de rentevoet niet vermeldt wordt dit principieel betreft dit de rente aan de wettelijke rentevoet maar de rechter mag hiervan afwijken op grond van een conventioneel beding. Het Hof van Beroep Gent stelde in een arrest van 13 november 2018, RW 2019-2020, 907:
"De conventionele rentevoet is de rentevoet die werd overeengekomen voor de moratoire interesten tot het tijdstip van volledige betaling. Het loutere feit dat een vordering in rechte werd ingesteld tot inning van de verschuldigde gelden, verandert niets aan de rentevoet. De omstandigheid dat de gevorderde intresten worden gekwalificeerd als gerechtelijke intresten vanaf de inleiding van de procedure, heeft geen enkel gevolg voor de rentevoet. Deze gerechtelijke intresten zijn verschuldigd aan de conventionele rentevoet tot het tijdstip van volledige betaling, ook al werden zij gevorderd via een gerechtelijke procedure."
Rentevoet
Dit is de prijs voor ontleend geld.
voor de bepaling van de rentevoeten zie APR op. cit.
Anatocisme
Dit is de kapitalisatie van de rente en is volgens art. 1154 BW toegelaten mits aanmaning of de overeenkomst die hierin voorziet betrekking heeft op interesten die ten minste voor een jaar verschuldigd zijn.
Woeker als misdrijf
zie art. 493 en 494 SWB
Misbruik van hartstochten of onwetendheid of behoeften waarbij de wettelijke interest wordt overschreden.
Meer info over soorten interest, interest en kantonnement, interest en gerechtelijk akkoord, interest en faillissement, interest en beslag, interest bij vereffening, zie Interest in het solventie recht, Sofie Beernaert, in Jura Falconis.
Hieronder vindt u de verschillende interestvoeten die momenteel van kracht zijn: