Uittreksel uit het (nieuw) BW:
“Art. 5.168. Definitie
Schuldenaars zijn in solidum gehouden wanneer zij, buiten de gevallen van passieve hoofdelijkheid en ondeelbaarheid en hoewel ze verbonden zijn jegens de schuldeiser door onderscheiden verbintenissen, elk gehouden zijn tot de gehele betaling. Wanneer het verbintenissen betreft tot betaling van een geldsom en de bedragen ervan verschillen, is elke schuldenaar in solidum gehouden tot de gehele betaling van het laagste bedrag.”
Wanneer er verschillende schuldenaren zijn die samen een contractuele of een buitencontractuele fout hebben begaan die één en dezelfde schade veroorzaakt, kan de schadelijder de betaling van elke de gehele schadevergoeding bekomen van elke schadeverwekker, ondanks de afwezigheid van hoofdelijkheid. Deze verbintenis wordt een verbintenis in solidum geheten en werd gecreëerd door de rechtsleer en rechtspraak.
Bij een verbintenis in solidum is er dus samenloop van:
- ofwel verschillende contractuele aansprakelijkheden;
- ofwel verschillende buitencontractuele aansprakelijkheden;
- ofwel contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheden;
Bij een verbintenis in solidum gelden enkel de hoofd- of primaire gevolgen van de hoofdelijkheid en niet de bijkomende of secundaire.
In het schaderegelingsrecht zijn verschillende schadeverwekkers die een gemeenschappelijke fout begingen die aan de oorzaak ligt van de schade passief hoofdelijk gehouden tot schadevergoeding. (Cass. 3 mei 1996, Pas. 1996, I, 410; Cass. 23 februari 1994, Pas. 1994, I, nr. 90; Cass. 15 februari 1974, Pas. 1974, I, 632).
Wanneer de fout niet strikt gemeenschappelijk is, maar wel samenlopend zijn zij die de schade hebben veroorzaakt, gehouden in solidum de schade te vergoeden. Cass. 2 april 1936, Pas. 1936, I, 209; Cass. 18 september 2007, Arr.Cass. 2007, 1702; Cass. 18 januari 2008, Pas. 2008, I, 146)
De in solidum veroordeelde die het «ongeluk» heeft door de schuldeiser voor het geheel te worden aangesproken, kan regres nemen t.a.v. de andere in solidum gehouden debiteurs en hiervoor een beroep doen op art. 1251, 3° BW (Cass. 17 juni 1982, Arr.Cass. 1981-82, 1305, RCJB 1986, 680, noot L. Cornelis, RW 1984-85, 1143; Cass. 26 april 2007, Pas. 2007, 786, RGAR 2008, nr. 14404, RTDF 2007, 1171).
De passieve hoofdelijkheid wordt wettelijk geregeld in het oud BW. De in solidum-gehoudenheid werd uitgewerkt door de rechtsleer en de rechtspraak en werd pas wettelijk geregeld in het (nieuw) art. 5.168 burgerlijk wetboek..
Een in solidum gehoudenheid werd dus door de rechtspraak onder de gelding van het oud BW aangewend om het resultaat van de passieve hoofdelijkheid te bekomen, wanneer het wettelijk kader van de passieve hoofdelijkheid ontbreekt.
Voor een overzicht van de verbintenissen in solidum zie M. Van Quickenborne en J. Del Corral, “De verbintenis in solidum” in E. Dirix en A. Van Oevelen, Comm.Bijz.Ov. 2013, 8-15.
zie ook: S. Stijns, “Over passieve hoofdelijkheid en in solidum-gehoudenheid, over gemeenschappelijke fouten en samenlopende fouten”, R.Cass. 1994, 49.