Voor huurcontracten van huurwoningen in Vlaanderen aangegaan vanaf 1 januari 2019 is het Vlaams woninghuurdecreet van 9 november 2018 van toepassing
Voor huurcontracten ouder van 1 januari 2019 blijven de bepalingen van het burgerlijk wetboek inzake woninghuur van kracht
Het Vlaams woninghuurdecreet voorziet in bijzondere regels inzake medehuur, lees voor gehuwden en samenwonenden:
Gehuwde en wettelijk samenwonende partners zijn altijd beiden officieel huurder, ook als de huurovereenkomst al bestond voor het huwelijk of de wettelijke samenwoning of maar door een van beiden is ondertekend.
Relatiebreuk: Als beide partners uit elkaar gaan, beslissen ze zelf – of bij onenigheid de vrederechter – wie in het gehuurde pand blijft wonen.
Bij feitelijke samenwoners wordt de nieuwe bewoner niet automatisch medehuurder. De huurder en de feitelijke samenwonende moeten daarvoor toestemming vragen aan de verhuurder.
Als een van de feitelijk samenwonende huurders het pand wil verlaten, kan hij de huurovereenkomst in zijn naam opzeggen. Hij kan in zijn plaats een nieuwe huurder voorstellen, maar de verhuurder en de overblijvende huurders moeten daar wel mee instemmen. Als de verhuurder de nieuwe huurder niet aanvaardt, kan de opzeggende huurder zich tot de vrederechter wenden.
De intrekkende feitelijk samenwonende partner heeft geen huurdersrechten maar bezet de woning ter bede. Concreet wil dit zeggen dat de andere partner-huurder "op elk moment" aan deze bezetting een einde kan maken en de partner dus de deur wijzen. Een dergelijke beëindiging dient evenwel te gebeuren in omstandigheden die verzoenbaar zijn et de goede trouw. In praktijk betekent dit dat een redelijke termijn dient gelaten om de woning te verlaten die bij discussie door de Vrederechter wordt bepaald (en die eerder in termen van weken dan in maanden wordt uitgedrukt).
Bij overlijden van de partner-huurder heeft de partner-niet-huurder geen recht om het contract verder te zetten.
Feitelijk samenwonenden kunnen ook samen een huurcontract afsluiten waarbij ze beiden medehuurders zijn.
In dit geval heeft elke partner een afzonderlijk persoonlijk recht op het genot en de bezetting van het gehele goed, samen de andere feitelijk samenwonende zonder dat de ene het recht heeft om de andere partner uit het goed te drijven.
Dienaangaande kunnen partijen een overeenkomst sluiten waarin voorzien wordt wie bij relatiebreuk in de woning kan blijven. Het strekt tot aanbeveling om deze overeenkomsten mee te laten ondertekenen door de verhuurder, pas waarna een dergelijke overeenkomst tegenstelbaar is aan de verhuurder.
Anderzijds kan een beroep gedaan worden op de rechter die een einde kan maken aan de huurrechten van één van de samenwonenden op basis van het verbroken stilzwijgend akkoord dat de partners zijn aangegaan bij de contractsluiting, namelijk dat ze elkaar een rustig genot van het pand zouden waarborgen en de woning betrokken zou worden in het kader van de bestaande relatie.
De huur voor een woning verhuurd aan een samenwonend koppel die beiden zich hoofdelijk verbonden hebben tot betaling van de huur, kan door de partner die de woning verlaat worden opgezegd voor zichzelf, waarbij de andere partner in de woning kan blijven en waarbij de verlatende partner niet meer verder gehouden is tot de bepalingen van het huurcontract (Vred. Roeselare, 15 februari 2007)