Principieel is het de betekening bij gerechtsdeurwaardersexploot van het vonnis van eerste aanleg die de termijn van hoger beroep doet ingaan.
Let wel, luidens artikel 1051, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bedraagt de termijn om hoger beroep aan te tekenen één maand, te rekenen vanaf de betekening van het vonnis of de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid.
De kennisgeving van een vonnis bij gerechtsbrief doet de appeltermijn slechts ingaan in de gevallen waarin de wet die wijze van mededeling van de beslissing vaststelt en mits zij de termijn voor het instellen van de rechtsmiddelen doet ingaan.
Het betreft de aangelegenheden die opgesomd zijn in artikel 704, § 2, dit zijn vooral sociale zekerheidsgeschillen en de bepalingen over adoptie.
Art. 57.gerechtelijk wetboek bepaalt dat de wet ook in bijzondere gevallen kan afwijken van het principe dat de termijn voor verzet, hoger beroep en voorziening in cassatie begint te lopen vanaf bij de betekening van de beslissing.
zo stelt art. 1031 Gerechtelijk wetboek stelt dat de kennisgeving bij gerechtsbrief van een beschikking in een procedure op eenzijdig verzoekschrift de termijn van één maand om hoger beroep in te stellen doet lopen.
zo bepaalt artikel 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek dat, wanneer de vorderingen gegrond zijn op de artikelen 214, 215, 216, 221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en 1468 van het Burgerlijk Wetboek - vorderingen tussen echtgenoten - de griffier van de beschikking kennis geeft aan beide echtgenoten bij gerechtsbrief en hoger beroep wordt ingesteld binnen een maand na de kennisgeving.
– artikel 214 oud BW betreft de vaststelling echtelijke verblijfplaats;
– artikel 215 oud BW betreft de vervreemding voornaamste gezinswoning en huurgeschillen tussen echtgenoten met betrekking tot voornaamste gezinswoning (overeenkomstig art. 1477, § 3 oud BW van overeenkomstige toepassing op wettelijk samenwonenden);
– artikel 216 oud BW betreft de beroepsuitoefening van een echtgenoot;
– artikel 221 oud BW betreft de ontvangstmachtiging tussen echtgenoten;
– artikel 223 oud BW betreft de dringende voorlopige maatregelen tussen echtgenoten (buiten het kader van een echtscheidingsprocedure);
– artikel 1420 oud BW betreft de machtiging om een rechtshandeling te stellen zonder toestemming van de echtgenoot;
– artikel 1421 oud BW: betreft het verbod om een bestuurshandeling te verrichten;
– artikel 1426 oud BW betreft de ontneming van bestuursbevoegdheid;
– artikel 1442 oud BW betreft de voorafname van gemeenschappelijke goederen bij de vereffening-verdeling;
– artikel 1463 oud BW betreft het verhaal voor het betalen van een gemeenschappelijke schuld;
– artikel 1468 oud BW betreft de vordering van de verdeling bij scheiding van goederen.
De procedure de procedure art. 203ter oud BW inzake de ontvangstmachtiging volgt de rechtspleging van de artikelen 1253ter tot 1253quinquies Ger.W. De termijn van hoger beroep van één maand begint te lopen vanaf deze kennisgeving bij gerechtsbrief, en niet pas vanaf de eventuele betekening van het vonnis bij gerechtsdeurwaardersexploot.
Maar een procedure op grond van art. 203 en 203bis BW (onderhoudsbijdrage voor de kinderen) volgt niet de procedure van art. 1253quater Gerechtelijk wetboek. Een vonnis op grond van art. 203 en 203bis BW wordt door de griffie niet per gerechtsbrief aan de partijen ter kennis gebracht. Voor deze procedures begint de termijn van hoger beroep derhalve pas te lopen vanaf de betekening van het vonnis bij gerechtsdeurwaardersexploot (artikel 1051, eerste lid en 57, eerste lid Ger.W) en kan er dus zolang het vonnis niet betekend werd, hoger beroep tegen ingesteld worden.
Indien nu de vordering tot ontvangstmachtiging wordt ingesteld gelijktijdig met een vordering aangaande onderhoudsbijdragen voor kinderen gesteund op artikel 203 oud BW, begint de termijn om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis dat over elk van die vorderingen uitspraak doet slechts te lopen vanaf de betekening van dit vonnis bij gerechtsdeurwaardersexploot (Cassatie 2 november 2012, AR C.11.0640.N, P&B 2013, 17; Cassatie 3 december 2020, T. Fam. 2021/3, 73, met noot Patrick SENAEVE, Het vertrekpunt van de termijn van hoger beroep tegen een vonnis van de familierechtbank betreffende een verzoek tot ontvangstmachtiging