Een vereffening-verdeling in der minne die tot stand komt bij wijze van dading, is een minnelijke verdeling in de zin van artikel 1206 en 1225 Ger.W. (Van Sinay, Comm. Her., Ger.W., artikel 1205, pagina 5, 7).
Voor het sluiten van een dergelijke dading dient de voorlopig bewindvoerder een bijzondere machtiging van de Vrederechter te vragen (artikel 488 bis, F, H, B.W.).
Voor een loutere minnelijke verdeling is dergelijke machtiging echter niet vereist want daarop is de procedure van artikel 1206 Ger.W. van toepassing.
Dit wetsartikel bepaalt dat de minnelijke verdeling waarbij de onbekwame is betrokken geschied door een notaris onder voorzitterschap van en met de goedkeuring van de Vrederechter.
Concreet dient aan de bevoegde Vrederechter een ontwerp van de notariële akte van verdeling voorgelegd te worden waaraan de Vrederechter zijn goedkeuring zal hechten door medeondertekening daarvan ter gelegenheid van een bijeenkomst op zijn kabinet met de notaris en de deelgenoten of hun wettelijke vertegenwoordigers.
De Vrederechter oefent zijn controletaak met andere woorden uit ter gelegenheid van de ondertekening van de notariële akte op zijn kabinet (Vredegerecht Antwerpen, 26.01.1995, T. Vred. , 1995, 377 met noot van Delahaye en Castelein, het voorlopig bewind, bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht, Larcier, 2007, pagina 146, nr. 228 en pagina 161, nr. 258; Van Sinay, Comm. Ger., Ger.W., artikel 1206, pagina 8, nr. 7).
Een voorlopig bewindvoerder kan derhalve geen vordering instellen bij de Vrederechter tot het gemachtigd worden om de verdelingsakte te ondertekenen gelet op het voorgaande.