art. 143 tot 228 Burgerlijk Wetboek
uittreksel uit het burgerlijk wetboek:
TITEL V. - HET HUWELIJK.
HOOFDSTUK I. - HOEDANIGHEDEN EN VOORWAARDEN VEREIST OM EEN HUWELIJK TE MOGEN AANGAAN.
Art. 143. <W 2003-02-13/36, art. 3, 015; Ed : 01-06-2003> Een huwelijk kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van hetzelfde geslacht.
Indien het huwelijk werd aangegaan tussen personen van hetzelfde geslacht, is artikel 315 niet van toepassing.
Art. 144. <W 19-01-1990, art. 7> Niemand mag een huwelijk aangaan voor hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
Art. 145.<W 19-01-1990, art. 8> Om gewichtige redenen kan de [
1 familierechtbank]
1 de in het vorige artikel vervatte verbodsbepaling opheffen. (De vordering wordt bij verzoekschrift ingediend, ofwel door beide ouders, ofwel door een van hen, ofwel door de voogd, ofwel door de minderjarige indien de ouders of de voogd niet in het huwelijk toestemmen.) <W 2001-04-29/39, art. 4, 011;
Inwerkingtreding : 01-08-2001>
De procedure wordt ingeleid tegen een bepaalde dag. De rechtbank doet uitspraak binnen vijftien dagen, de ouders (of de voogd), de minderjarige en de aanstaande echtgenoot opgeroepen en de procureur des Konings gehoord. <W 2001-04-29/39, art. 4, 011;
Inwerkingtreding : 01-08-2001>
Hoger beroep kan (binnen acht dagen na de kennisgeving per gerechtsbrief van het vonnis) worden ingesteld en [
1 de familiekamer van het hof van beroep]
1 doet uitspraak binnen vijftien dagen. (Het vonnis wordt eveneens door de griffier aan het bevoegde openbaar ministerie medegedeeld) Tegen het vonnis of arrest is geen verzet mogelijk. <W
2006-05-09/35, art. 2, 032;
Inwerkingtreding : 10-05-2007>
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 15, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 145/1.[
1 De persoon die krachtens artikel 492/1, § 1, derde lid, 2°, uitdrukkelijk onbekwaam werd verklaard om een huwelijk aan te gaan, kan, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter alsnog worden gemachtigd een huwelijk aan te gaan.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
[
3 ...]
3 Een eensluidend verklaard afschrift van de beschikking wordt eveneens overgezonden aan de in [
2 artikel 164/1]
2 bedoelde ambtenaar van de burgerlijke stand.]
1 [
2 De beschikking wordt als bijlage bij de huwelijksakte in de DABS opgenomen.]
2 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-03-17/14, art. 3, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 14, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 2, 086; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
Art. 146. Er is geen huwelijk wanneer er geen toestemming is.
Art. 146bis. <Ingevoegd bij W 1999-05-04/63, art. 12, 006;
Inwerkingtreding : 01-01-2000> Er is geen huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het totstandbrengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde.
Art. 146ter.<Ingevoegd bij W
2007-04-25/76, art. 3;
Inwerkingtreding : 25-06-2007> Er is evenmin een huwelijk wanneer het wordt aangegaan zonder vrije toestemming [
1 van beide echtgenoten of de toestemming]
1 van minstens een van de echtgenoten werd gegeven onder geweld of bedreiging.
----------
(
1)<W
2013-06-02/08, art. 4, 059; Inwerkingtreding : 03-10-2013>
Art. 147. Men mag geen tweede huwelijk aangaan voor de ontbinding van het eerste.
Art. 148.<W 19-01-1990, art. 9> Zonder toestemming van zijn ouders mag een minderjarige geen huwelijk aangaan.
Die toestemming wordt vastgesteld door de [
2 familierechtbank]
2 waarbij de vordering tot ontheffing van het leeftijd vereiste aanhangig is gemaakt.
Ingeval de ouders weigeren hun toestemming te geven, kan de rechtbank toestemming tot het huwelijk verlenen als zij de weigering een misbruik acht te zijn.
Ingeval één van de ouders zijn toestemming weigert te geven, kan de rechtbank toestemming tot het huwelijk verlenen indien de weigering niet gegrond wordt geacht. De ouder die niet verschijnt, wordt geacht niet in het huwelijk toe te stemmen.
Ingeval één van de ouders in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven [
1 of wilsonbekwaam is]
1 en de andere ouder zijn toestemming weigert, kan de rechtbank toestemming tot het huwelijk verlenen als zij de weigering een misbruik acht te zijn.
Ingeval beide ouders in de onmogelijkheid verkeren hun wil te kennen te geven [
1 of wilsonbekwaam zijn]
1 of ingeval zij niet verschijnen, kan de rechtbank toestemming tot het huwelijk verlenen.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 4, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 16, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 149. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 10>
Art. 150. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 11>
Art. 151. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 12>
Art. 152. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 13>
Art. 153. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 14>
Art. 154. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 15>
Art. 155. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 24>
Art. 155bis. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 24>
Art. 156. (Opgeheven) <W 15-12-1949, art. 29>
Art. 157. (Opgeheven) <W 15-12-1949, art. 29>
Art. 158. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 24>
Art. 159. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 24>
Art. 160. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 24>
Art. 160bis. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 24>
Art. 161. Het huwelijk is verboden tussen alle (...) bloedverwanten in de rechte opgaande en nederdalende lijn en de aanverwanten in dezelfde lijn. <W 31-03-1987, art. 25>
Art. 162. In de zijlijn is het huwelijk verboden tussen (broers, tussen zusters of tussen broer en zuster) (...). <W 31-03-1987, art. 25> <W 2001-03-27/38, art. 2, 010;
Inwerkingtreding : 21-05-2001> <W 2003-02-13/36, art. 4, 015;
Inwerkingtreding : 01-06-2003>
(Lid opgeheven) <W 2001-03-27/38, art. 2, 010;
Inwerkingtreding : 21-05-2001>
Art. 163. <W 2003-02-13/36, art. 5, 015;
Inwerkingtreding : 01-06-2003> Het huwelijk is ook verboden tussen oom en nicht of neef, of tussen tante en nicht of neef.
Art. 164.[
1 De rechtbank kan, om gewichtige redenen, het in artikel 161 bedoelde verbod voor aanverwanten en het in artikel 163 bedoelde verbod opheffen.
De procedure wordt op eenzijdig verzoekschrift ingeleid door een van de toekomstige echtgenoten. De rechtbank doet uitspraak na de toekomstige echtgenoten te hebben opgeroepen en na het advies van de procureur des Konings ter zake te hebben ingewonnen.]
1 ----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 118, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
HOOFDSTUK II. [
1 - Formaliteiten betreffende het huwelijk.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 15, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Afdeling I. [
1 - Aangifte van het huwelijk]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 16, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 164/1. [
1 § 1. Personen die willen huwen, moeten hiervan aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar één van de toekomstige echtgenoten zijn inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister heeft op die datum, met voorlegging van de in artikel 164/2 bedoelde documenten.
Indien geen van de toekomstige echtgenoten een inschrijving heeft in één van de in het eerste lid bedoelde registers, of indien de actuele verblijfplaats van één of elk van hen om gegronde redenen niet met deze inschrijving overeenstemt, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de actuele verblijfplaats van één van de toekomstige echtgenoten.
Voor Belgen die in het buitenland verblijven en die niet zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van één van de toekomstige echtgenoten, of van de gemeente waar een bloedverwant tot en met de tweede graad van één van de toekomstige echtgenoten zijn inschrijving heeft op de datum van de aangifte, of van de geboorteplaats van één van de toekomstige echtgenoten. Bij gebrek hieraan kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel.
§ 2. De aangifte gebeurt door één of beide toekomstige echtgenoten.
De ambtenaar van de burgerlijke stand ondertekent de aangifte binnen een maand na de afgifte van het in artikel 164/2, § 5, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 164/2 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de toekomstige echtgenoten en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 164/2, § 5, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en het ondertekenen van de aangifte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de aangifte te ondertekenen.
§ 3. Wanneer de belanghebbende partijen in gebreke blijven de in artikel 164/2 bedoelde documenten over te leggen of indien hij de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de ondertekening van de aangifte.
De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing onmiddellijk ter kennis van de belanghebbende partijen. Op hetzelfde ogenblik wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.
Door de belanghebbende partijen kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing, beroep worden ingesteld bij de familierechtbank.
De Koning bepaalt een model van aangifte, de wijze van verzending van de documenten en de wijze waarop de meldingen gebeuren.
De Koning kan de voorwaarden bepalen voor een elektronische aangifte van huwelijk.
§ 4. De ambtenaar van de burgerlijke stand die de aangifte heeft ondertekend gaat na of er geen huwelijksbeletselen zijn.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 17, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 164/2. [
1 § 1. Bij ontvangst van de aangifte gaat de ambtenaar van de burgerlijke stand na of voor elk van de echtgenoten de akte van geboorte beschikbaar is in de DABS. Indien de akte van geboorte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt hij de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS.
Indien de akte van geboorte niet op deze wijze beschikbaar is, leggen de toekomstige echtgenoten, voor elk van hen, zelf een uittreksel van de geboorteakte voor.
De ambtenaar van de burgerlijke stand controleert de identiteit van de echtgenoten aan de hand van het identiteisbewijs zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en gaat na of de echtgenoten ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.
§ 2. De echtgenoten voegen bij de aangifte de volgende documenten :
1° voor zover zij niet beschikken over een identiteitsbewijs bedoeld in paragraaf 1, een ander bewijs van identiteit;
2° in voorkomend geval, een bewijs van de actuele verblijfplaats evenals, in voorkomend geval, een bewijs van de gewone verblijfplaats in België sinds meer dan drie maanden;
3° in voorkomend geval, een gelegaliseerd schriftelijk bewijs van de bij de aangifte van het huwelijk afwezige toekomstige echtgenoot, waaruit diens instemming met de aangifte blijkt;
4° ieder ander authentiek stuk of bewijs waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een huwelijk te mogen aangaan.
§ 3. De echtgenoot die niet is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, voegt bovendien de volgende documenten bij de aangifte :
1° een bewijs van nationaliteit;
2° een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan. Het bewijs van de ontbinding of nietigverklaring van een vorig huwelijk dient niet te worden voorgelegd indien de rechterlijke belissing in België werd ingeschreven. De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat dit na in de DABS.
§ 4. De documenten bedoeld in paragraaf 2, 1° en paragraaf 3, 1°, worden als bijlage in de DABS opgenomen.
§ 5. Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van de paragrafen 1 tot 3 over al deze documenten beschikt voor elk van de echtgenoten, levert hij een ontvangstbewijs af van de aangifte.
§ 6. Indien hij zich onvoldoende ingelicht acht, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand een afschrift van de desbetreffende akten van de burgerlijke stand opvragen, en de belanghebbende verzoeken om ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen.
§ 7. Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken.
§ 8. Bij de aangifte van het huwelijk deelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de toekomstige echtgenoten mee dat ze een beroep kunnen doen op ten hoogste vier getuigen, die ze zelf kiezen en die minimum achttien jaar oud zijn.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 18, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 164/3. [
1 Onverminderd artikel 368-10 kan de echtgenoot, die in de onmogelijkheid verkeert zich een akte van geboorte te verschaffen, de akte van geboorte vervangen door :
1° indien zijn akte van geboorte werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de bedoelde akte van de burgerlijke stand te verkrijgen, werden aanvaard :
a) hetzij een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van zijn land van geboorte;
b) hetzij, ingeval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich voornoemd document te verschaffen, een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van zijn hoofdverblijfplaats;
2° indien zijn akte van geboorte niet werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de akte van de burgerlijke stand in kwestie te verkrijgen, werden aanvaard een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van hun hoofdverblijfplaats.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, een lijst van landen waarvoor de in lid 1, 1°, bedoelde onmogelijkheid of zware moeilijkheden worden aanvaard.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 19, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 164/4. [
1 In de akte van bekendheid verklaren twee getuigen, van minimum achttien jaar oud, de voornamen, de naam, het beroep en de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de toekomstige echtgenoot, en die van zijn ouders, indien deze bekend zijn, de geboorteplaats en, zo mogelijk, de geboortedatum en de redenen die beletten de akte over te leggen. De getuigen tekenen met de vrederechter de akte van bekendheid. Indien een getuige niet kan tekenen wordt dit vermeld.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 20, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 164/5. [
1 De vrederechter bedoeld in artikel 164/3 maakt de akte van bekendheid onmiddellijk over aan de familierechtbank van de plaats waar het huwelijk moet worden voltrokken. De familierechtbank, na de procureur des Konings te horen, weigert te homologeren indien zij oordeelt dat de verklaringen van de getuigen en de redenen die het overleggen van de akte van geboorte beletten onvoldoende zijn.
De gehomologeerde akte van bekendheid wordt als bijlage in de DABS opgenomen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 21, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 164/6. [
1 Indien één van de toekomstige echtgenoten geen akte van bekendheid kan verkrijgen, kan die akte vervangen worden door een beëdigde verklaring van de toekomstige echtgenoot zelf voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, met toelating van de familierechtbank, op verzoekschrift verleend en na het horen van het openbaar ministerie.
De toelating tot afleggen van een beëdigde verklaring wordt als bijlage in de DABS opgenomen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 22, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 164/7. [
1 Een ieder die reeds een akte van bekendheid heeft verkregen of aan wie de rechtbank krachtens de artikelen 164/3 tot 164/6 reeds toelating heeft verleend een beëdigde verklaring af te leggen, en die aantoont dat hij nog steeds in de onmogelijkheid verkeert de akte van geboorte over te leggen, kan deze vervangen door de akte van bekendheid of door de toelating, voor zover de juistheid van de gegevens die zij bevat, niet wordt weerlegd.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 23, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Afdeling 2. [
1 - Voltrekking van het huwelijk]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 24, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 165.<W 1999-05-04/63, art. 13, 006;
Inwerkingtreding : 01-01-2000> § 1. Het huwelijk mag niet worden voltrokken vóór de 14e dag na de datum van [
3 ondertekening van de aangifte zoals bedoeld in artikel 164/1]
3.
§ 2. De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen, kan, om gewichtige redenen vrijstelling verlenen van de aangifte en van elke wachttijd, en een verlenging van de in § 3 bedoelde termijn van zes maanden toestaan.
[
2 ...]
2.
§ 3. Indien het huwelijk niet is voltrokken binnen de zes maanden sinds het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn van 14 dagen, mag het niet meer worden voltrokken dan nadat een [
3 nieuwe aangifte ondertekend werd zoals bedoeld in artikel 164/1]
3.
[
1 Ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken, kan de rechter die zich uitspreekt over het beroep tegen deze weigering om een verlenging van deze termijn van zes maanden worden verzocht.]
1 ----------
(
1)<W
2009-02-19/36, art. 3, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
(
2)<W
2013-12-21/50, art. 7,7°, 060; Inwerkingtreding : 15-06-2014 (KB
2014-04-19/02, art. 1>
(
3)<W
2018-06-18/03, art. 25, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 165/1.[
1 Op de door de partijen gekozen dag, met uitzondering van zon- en feestdagen, na verloop van de termijn bedoeld in artikel 165, licht de ambtenaar van de burgerlijke stand in het gemeentehuis, eventueel in aanwezigheid van de getuigen, aan de partijen de inhoud toe van hoofdstuk VI van deze titel. Om de beurt verklaren de partijen dat zij elkaars echtgenoot willen zijn. Daarna verklaart de ambtenaar in naam van de wet dat zij door het huwelijk verbonden zijn. Hij maakt daarvan zonder vertraging de akte op in de DABS.
In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad op het grondgebied van de gemeente andere openbare plaatsen met een neutraal karakter, waarvan de gemeente het uitsluitend gebruiksrecht heeft, aanwijzen om huwelijken te voltrekken.]
1 [
2 In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad toestaan om huwelijken op zon- en/of feestdagen te voltrekken.]
2 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 26, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
2)<W
2019-03-23/01, art. 2, 087; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 166. <W 1999-05-04/63, art. 14, 006;
Inwerkingtreding : 01-01-2000> De voltrekking van het huwelijk geschiedt in het openbaar voor de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van aangifte heeft opgemaakt.
Art. 167.<W 1999-05-04/63, art. 15, 006;
Inwerkingtreding : 01-01-2000> De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken wanneer blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien hij van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van de openbare orde.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de in het vorige lid gestelde voorwaarden kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum, teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. [
1 De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met een periode van hoogstens drie maanden. In dat geval geeft hij daarvan kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.]
1 Indien hij binnen de in vorig lid gestelde termijn nog geen definitieve beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand [
1 onverwijld]
1 het huwelijk te voltrekken, zelfs in die gevallen waar de in artikel 165, § 3 bedoelde termijn van zes maanden reeds is verstreken.
In geval van een weigering zoals bedoeld in het eerste lid, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen. Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgezonden aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond [
1 en aan de Dienst Vreemdelingenzaken, in geval zijn beslissing gemotiveerd is op basis van artikel 146bis]
1.
Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de weigering hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, wordt de weigeringsbeslissing tevens onmiddellijk ter kennis gebracht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrijving in een van deze registers of van de actuele verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of echtgenoten.
Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om het huwelijk te voltrekken, kan door belanghebbende partijen binnen de maand (na de kennisgeving van zijn beslissing) beroep worden aangetekend bij de [
2 familierechtbank]
2. <W 2000-03-01/48, art. 2, 008;
Inwerkingtreding : 16-04-2000>
----------
(
1)<W
2013-06-02/08, art. 5, 059; Inwerkingtreding : 03-10-2013. Overgangsbepaling : art. 24>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 17, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 168. (Opgeheven) <W 26-12-1891, art. 10>
Art. 169. (Opgeheven) <W 26-12-1891, art. 10>
Art. 170. (Opgeheven) <W 2004-07-16/31, art. 139, 020;
Inwerkingtreding : 01-10-2004>
Art. 170bis.
<Opgeheven bij W
2013-12-21/50, art. 7,8°, 060; Inwerkingtreding : 15-06-2014 (KB
2014-04-19/02, art. 1>
Art. 170ter.(Opgeheven) <W 2004-07-16/31, art. 139, 020;
Inwerkingtreding : 01-10-2004>
Art. 171. (Opgeheven) <W 2004-07-16/31, art. 139, 020;
Inwerkingtreding : 01-10-2004>
HOOFDSTUK III. <Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art.4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 172.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 173.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 174.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 175.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 176.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 177.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 178.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
Art. 179.
<Opgeheven bij W
2009-02-19/36, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 21-03-2009>
HOOFDSTUK IV. - VORDERINGEN TOT NIETIGVERKLARING VAN HET HUWELIJK.
Art. 180. (Eerste lid opgeheven) <W
2007-04-25/76, art. 4, 036;
Inwerkingtreding : 25-06-2007>
Wanneer er dwaling in de persoon heeft plaatsgehad, kan tegen het huwelijk alleen worden opgekomen door degene van de echtgenoten die in dwaling werd gebracht.
Art. 181. In het geval van het vorige artikel is de vordering tot nietigverklaring niet meer ontvankelijk, wanneer de samenwoning is voortgezet gedurende zes maanden (nadat de dwaling door de echtgenoot is ontdekt). <W
2007-04-25/76, art. 5, 036;
Inwerkingtreding : 25-06-2007>
Art. 182. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 21>
Art. 183. (Opgeheven) <W 19-01-1990, art. 22>
Art. 184.<W 31-03-1987, art. 26> Tegen elk huwelijk dat is aangegaan met overtreding van (de bepalingen van de artikelen 144, 146bis, 146ter, 147, 161, 162, 163, 341 of 353-13,) kan worden opgekomen door de echtgenoten zelf, door allen die daarbij belang hebben en door het openbaar ministerie. <W
2007-04-25/76, art. 6, 036;
Inwerkingtreding : 25-06-2007>
[
1 De procureur des Konings vordert de nietigheid van een huwelijk dat is aangegaan met overtreding van de artikelen 146bis of 146ter.]
1 ----------
(
1)<W
2013-06-02/08, art. 6, 059; Inwerkingtreding : 03-10-2013>
Art. 185.<W 19-01-1990, art. 23> Tegen een huwelijk dat is aangegaan door een minderjarige echtgenoot of door minderjarige echtgenoten die van de [
1 familierechtbank]
1 geen toestemming hebben gekregen om een huwelijk aan te gaan, kan evenwel niet meer worden opgekomen wanneer zes maanden verlopen zijn sinds die echtgenoot of de echtgenoten de leeftijd van achttien jaar bereikt hebben.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 18, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 186.[
1 De persoon die krachtens artikel 492/1, § 1, derde lid, 3°, uitdrukkelijk onbekwaam werd verklaard om de nietigverklaring van het huwelijk te vorderen, kan, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter, alsnog worden gemachtigd de vordering tot nietigverklaring van het huwelijk in te stellen.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
[
2 ...]
2]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 5, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 3, 086; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
Art. 187. In alle gevallen waarin, overeenkomstig artikel 184, de vordering tot nietigverklaring kan worden ingesteld door allen die daarbij belang hebben, kan zulks niet geschieden door de bloedverwanten in de zijlijn of door de kinderen, (die niet uit dit huwelijk geboren zijn), zolang beide echtgenoten in leven zijn, doch eerst wanneer zij daarbij een reeds verkregen en dadelijk belang hebben. <W 31-03-1987, art. 27>
Art. 188. De echtgenoot ten nadele van wie een tweede huwelijk is aangegaan, kan de nietigverklaring ervan vorderen zelfs tijdens het leven van de echtgenoot die met hem verbonden was.
Art. 189. Indien de nieuwe echtgenoten de nietigheid van het eerste huwelijk inroepen, moet vooraf worden beslist of dat huwelijk geldig dan wel nietig is.
Art. 190. In alle gevallen waarin artikel 184 toepasselijk is en met inachtneming van de in artikel 185 gestelde beperkingen, kan en moet de procureur des Konings de nietigverklaring van het huwelijk vorderen tijdens het leven van beide echtgenoten en hen doen veroordelen om van elkaar te scheiden.
Art. 191. Tegen elk huwelijk dat niet in het openbaar is aangegaan en dat niet voor de bevoegde openbare ambtenaar is voltrokken (of waarvan geen aangifte is gedaan zoals bepaald in artikel 63), kan worden opgekomen door de echtgenoten zelf, door de ouders, door de grootouders en door allen die daarbij een reeds verkregen en dadelijk belang hebben, alsook door het openbaar ministerie. <W 1999-05-04/63, art. 18, 006;
Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art. 192. <W 2000-03-01/48, art. 4, 008;
Inwerkingtreding : 16-04-2000> Indien het huwelijk niet is voorafgegaan door de vereiste aangifte, of indien door de wet toegelaten vrijstellingen niet zijn verkregen, of indien de voorgeschreven termijnen bij de aangifte en de huwelijksvoltrekking niet in acht zijn genomen, wordt de openbare ambtenaar gestraft met geldboete van zesentwintig frank tot driehonderd frank en worden de gehuwden of degenen onder wier gezag zij gehandeld hebben, gestraft met geldboete van zesentwintig frank tot tweehonderd frank.
Art. 193. De in het vorige artikel bepaalde straffen worden opgelegd aan de daarin genoemde personen, wegens elke overtreding van de in (artikel 166) gestelde regels, ook al mochten die overtredingen niet voldoende geacht worden om de nietigheid van het huwelijk te doen uitspreken. <W 2000-03-01/48, art. 5, 008;
Inwerkingtreding : 16-04-2000>
Art. 193bis.<Ingevoegd bij W 14-11-1947, art. 1> Onverminderd de toepassing van de artikelen 184, 190 en 191 hiervoren en van [
1 artikelen 138bis, § 1, en 139 van het Gerechtelijk Wetboek]
1, kan het openbaar ministerie als tussenkomende partij optreden bij alle rechtsvorderingen tot nietigverklaring van een huwelijk.
----------
(
1)<W
2014-05-05/09, art. 2, 063; Inwerkingtreding : 18-07-2014>
Art. 193ter.[
1 Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een huwelijk nietig verklaart, wordt door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan het openbaar ministerie en de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van de rechtelijke beslissing door naar de DABS, met de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden ervan.
De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de huwelijksakte.
De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis.
Indien het gaat om de nietigverklaring van een huwelijk dat is aangegaan met overtreding van de artikelen 146bis of 146ter notificeert de DABS de rechterlijke beslissing, met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden, onmiddellijk aan de Dienst Vreemdelingenzaken.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 27, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 194. Niemand kan op de hoedanigheid van echtgenoot en op de burgerlijke gevolgen van het huwelijk aanspraak maken, indien hij niet een in het register van de burgerlijke stand ingeschreven akte van huwelijksvoltrekking overlegt; behoudens de gevallen genoemd in artikel 46, in de titel "Akten van de burgerlijke stand."
Art. 195. Het bezit van staat kan degenen die beweren met elkaar gehuwd te zijn en zich tegenover elkaar op dat bezit beroepen, niet ontslaan van de verplichting om de akte van huwelijksvoltrekking, verleden ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand, over te leggen.
Art. 196. Wanneer er bezit van staat aanwezig is en de akte van huwelijksvoltrekking, verleden ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand, wordt overgelegd, zijn de echtgenoten niet ontvankelijk om tegen elkaar de nietigverklaring van die akte te vorderen.
Art. 197. Zijn er echter, in de gevallen van de artikelen 194 en 195, kinderen, geboren uit twee personen die openlijk als man en vrouw geleefd hebben en die beiden overleden zijn, dan kan de (afstamming) van de kinderen niet betwist worden alleen onder voorwendsel dat de akte van huwelijksvoltrekking niet overgelegd wordt, wanneer die wettigheid blijkt uit een bezit van staat dat door de akte van geboorte niet wordt tegengesproken. <W 31-03-1987, art. 28>
Art. 198.[
1 Wanneer het bewijs van de wettelijke voltrekking van een huwelijk is verkregen als gevolg van een strafrechtelijke procedure, verzekert de opmaak van de akte van huwelijk ten gevolge van de rechterlijke beslissing, vanaf de dag van de voltrekking, alle burgerlijke gevolgen aan het huwelijk zowel ten aanzien van de echtgenoten als de uit het huwelijk geboren kinderen.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 28, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 199. Zijn de echtgenoten of is een van hen overleden zonder het bedrog te hebben ontdekt, dan kan de strafvordering worden ingesteld door allen die er belang bij hebben het huwelijk geldig te doen verklaren, alsook door de procureur des Konings.
Art. 200. Is de openbare ambtenaar reeds overleden wanneer het bedrog ontdekt wordt, dan wordt de rechtsvordering voor de burgerlijke rechtbank ingesteld tegen zijn erfgenamen door de procureur des Konings, in tegenwoordigheid van de belanghebbende partijen en op hun aangifte.
Art. 201. <W 31-03-1987, art. 29> Het huwelijk dat nietig verklaard is, heeft niettemin gevolgen ten aanzien van de echtgenoten, wanneer het te goeder trouw is aangegaan.
Is de goede trouw slechts bij een van beide echtgenoten aanwezig, dan heeft het huwelijk alleen gevolgen ten voordele van die echtgenoot.
Art. 202. <W 31-03-1987, art. 30> Het heeft eveneens gevolgen ten voordele van de kinderen, ook al is geen van beide echtgenoten te goeder trouw geweest.
HOOFDSTUK V. - VERPLICHTINGEN DIE UIT HET HUWELIJK (OF DE AFSTAMMING) ONTSTAAN. <W 31-03-1987, art. 31>
Art. 203.[
1 § 1. De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
§ 2. Met middelen wordt onder andere bedoeld alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen.
§ 3. De langstlevende echtgenoot is gehouden tot de verplichting gesteld in paragraaf 1 ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden echtgenoot van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij huwelijkscontract, door schenking of bij testament.]
1 [
2 Deze verplichting vervalt ten aanzien van het kind dat onwaardig is om van de vooroverleden echtgenoot te erven. De rechter schort zijn uitspraak op tot de beslissing die tot onwaardigheid leidt in kracht van gewijsde is getreden. ]
2 ----------
(
1)<W
2010-03-19/05, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(
2)<W
2012-12-10/14, art. 2, 057; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 203bis.[
1 § 1. Elke ouder draagt bij in de kosten die voortvloeien uit de bij artikel 203, § 1, bepaalde verplichting, in verhouding tot zijn respectieve aandeel in de samengevoegde middelen.
§ 2. Onverminderd de rechten van het kind, kan elk van de ouders van de andere ouder diens bijdrage vorderen in de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1.
§ 3. De kosten omvatten de gewone kosten en de buitengewone kosten.
De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind.
Onder buitengewone kosten wordt verstaan de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden.
[
4 In de gevallen waarin buitengewone kosten het voorwerp moeten zijn van een voorafgaand overleg en een uitdrukkelijk voorafgaand akkoord, behalve in geval van hoogdringendheid en overmacht, is aan de vereiste van een uitdrukkelijk voorafgaand akkoord voldaan wanneer de ouder aan wie het verzoek tot akkoord wordt gericht bij aangetekende zending, elektronische aangetekende zending of faxbericht, nalaat hierop op dezelfde wijze te reageren binnen eenentwintig dagen, te rekenen van de dag na de verzending. Als het verzoek tijdens de schoolvakanties van minstens één week of meer geformuleerd is, wordt deze termijn tot dertig dagen verlengd.
Wanneer een uitgave wordt geweigerd, zal de betwisting door de meest gerede partij worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
De Koning stelt de buitengewone kosten vast, alsook de wijze van afrekening van deze kosten en bepaalt welke buitengewone kosten het voorwerp moeten zijn van een voorafgaand overleg en een uitdrukkelijk akkoord, behalve in geval van hoogdringendheid en overmacht. Bij gerechtelijke beslissing of overeenkomst kan worden afgeweken van de door de Koning vastgestelde buitengewone kosten en wijze van afrekening.]
4 § 4. Op vraag van één van de ouders kan de [
3 familierechtbank]
3 de partijen verplichten een rekening te openen bij een door de [
2 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]
2 op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling, die bestemd wordt tot de betaling van de bijdragen vastgesteld op grond van artikel 203, § 1.
In dat geval bepaalt de [
3 rechtbank]
3 minstens :
1° de bijdrage van elk der ouders in de kosten bedoeld in artikel 203, § 1, alsook de sociale voordelen die aan het kind toekomen die op deze rekening gestort dienen te worden;
2° het maandelijks tijdstip waarop deze bijdragen en sociale voordelen gestort dienen te worden;
3° de wijze waarop over de op deze rekening gestorte sommen kan worden beschikt;
4° de kosten die betaald worden met deze gelden;
5° de organisatie van het toezicht op de uitgaven;
6° de manier waarop tekorten aangevuld zullen worden;
7° de bestemming van de overschotten die op deze rekening gestort worden.
Stortingen van bijdragen gedaan ter uitvoering van dit artikel, worden beschouwd als betalingen van onderhoudsbijdragen in het kader van de in artikel 203, § 1, gedefinieerde onderhoudsverplichting.]
1 ----------
(
1)<W
2010-03-19/05, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(
2)<W
2011-03-03/01, art. 331; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 19, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2018-12-21/09, art. 125, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 203ter.[
1 Indien de schuldenaar een van de verplichtingen opgelegd bij de artikelen 203, 203bis, 205, 207, 336 of 353-14, van dit Wetboek of de krachtens artikel 1288, eerste lid, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek of de krachtens een notariële of gehomologeerde overeenkomst tussen partijen aangegane verbintenis niet nakomt, kan de schuldeiser, onverminderd het recht van derden, zich voor de vaststelling van het bedrag van de uitkering en voor de tenuitvoerlegging van het vonnis doen machtigen om, met uitsluiting van voornoemde schuldenaar, onder de voorwaarden en binnen de grenzen door het vonnis gesteld, de inkomsten van deze laatste of iedere andere hem door een derde verschuldigde geldsom te ontvangen.
In alle geval staat de [
2 familierechtbank]
2 de machtiging toe indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee, al dan niet opeenvolgende, termijnen in de loop van twaalf maanden die aan het indienen van het verzoekschrift voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan zijn verplichting tot betaling van levensonderhoud uitgezonderd ingeval de [
2 familierechtbank]
2 anders oordeelt, wegens uitzonderlijke omstandigheden eigen aan de zaak.
De rechtspleging en de bevoegdheden van de rechter worden geregeld volgens de artikelen 1253ter tot 1253quinquies van het Gerechtelijk Wetboek.
Het vonnis kan worden tegengeworpen aan alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars, na kennisgeving door de griffier bij gerechtsbrief op verzoek van de eiser.
Wanneer het vonnis ophoudt gevolg te hebben, geeft de griffier daarvan bericht aan de derden-schuldenaars bij gerechtsbrief.
De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de derdeschuldenaar moet betalen of ophouden te betalen.]
1 ----------
(
1)<W
2010-03-19/05, art. 4, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 20, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 203quater.[
1 § 1. De krachtens artikel 203, § 1, bepaalde onderhoudsbijdrage, vastgesteld hetzij bij vonnis overeenkomstig artikel 1321 van het Gerechtelijk Wetboek, hetzij bij overeenkomst, wordt van rechtswege aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Deze basisbijdrage is gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand waarin het vonnis dat de bijdrage van elk van de ouders bepaalt, wordt uitgesproken, tenzij de [
2 rechtbank]
2 er anders over beslist. Om de twaalf maanden wordt het bedrag van de bijdrage van rechtswege aangepast in verhouding tot de verhoging of de verlaging van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de overeenstemmende maand.
Deze aanpassing wordt op de bijdrage toegepast vanaf de vervaldag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer.
De [
2 rechtbank]
2 kan nochtans een andere formule toepassen voor de aanpassing van de onderhoudsbijdrage. De partijen kunnen eveneens bij overeenkomst afwijken van deze aanpassingsformule.
§ 2. In het belang van het kind, kan de [
2 rechtbank]
2 op vraag van één van de partijen beslissen dat de onderhoudsbijdrage van rechtswege verhoogd wordt in de door hem bepaalde omstandigheden.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2010-03-19/05, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 21, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 204. Het kind heeft tegen zijn ouders geen vordering tot het bekomen van een stand, hetzij als huwelijksuitzet, hetzij op een andere wijze.
Art. 205. <W 14-05-1981, art. 3> De kinderen zijn levensonderhoud verschuldigd aan hun ouders en hun andere bloedverwanten in de opgaande lijn die behoeftig zijn.
Art. 205bis.<Ingevoegd bij W 14-05-1981, art. 4> § 1. De nalatenschap van de eerststervende echtgenoot, al was hij gescheiden van tafel en bed, is levensonderhoud verschuldigd aan de langstlevende, indien deze ten tijde van het overlijden behoeftig is.
§ 2. [
2 De nalatenschap van degene die overleden is zonder nakomelingen achter te laten is levensonderhoud verschuldigd aan de bloedverwanten in opgaande lijn van de erflater die ten tijde van het overlijden of door het overlijden behoeftig zijn. Dit levensonderhoud wordt toegekend ofwel in de vorm van een maandelijkse lijfrente vastgesteld zoals de rente, in voorkomend geval, verschuldigd tijdens het leven van de erflater in toepassing van artikel 205 zou zijn vastgesteld, ofwel in de vorm van een kapitaal dat overeenstemt met de gekapitaliseerde waarde van deze lijfrente.
Het bedrag van het levensonderhoud toegekend in de vorm van een kapitaal of de gekapitaliseerde waarde van de lijfrende kan nooit één vierde van de massa bedoeld in artikel 922 overschrijden per opgaande lijn van bloedverwanten.
Het bedrag van het kapitaal of de gekapitaliseerde waarde van de lijfrente wordt bepaald rekening houdende met de levensverwachting van de schuldeiser die volgt uit de Belgische prospectieve sterftetafels die jaarlijks worden gepubliceerd door het Federaal Planbureau en met de gemiddelde rentevoeten over het laatste jaar van de lineaire obligaties waarvan de maturiteit kleiner is dan de levensverwachting van de schuldeiser. De in aanmerking te nemen rentevoeten worden toegepast na aftrek van de roerende voorheffing en mogen niet lager zijn dan 0 % per jaar.
[
3 De minister van Justitie bepaalt jaarlijks, op voorstel van het Federaal Planbureau, twee tabellen, een voor mannen en een voor vrouwen, die toelaten om het bedrag van het kapitaal of de gekapitaliseerde waarde van de lijfrente te berekenen op de wijze zoals voorgeschreven in het derde lid. Met uitzondering van de eerste tabellen, worden deze tabellen, ieder jaar, op 1 juli bepaald. Ze worden elk jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.]
3]
2 § 3. De uitkering tot onderhoud is een last van de nalatenschap. Zij wordt opgebracht door alle erfgenamen en, zo nodig, door de bijzondere legatarissen, naar evenredigheid van hetgeen zij genieten.
Indien echter de overledene verklaard heeft dat bepaalde legaten bij voorkeur boven de andere moeten worden voldaan, dragen die legaten in de uitkering tot onderhoud slechts bij voor zover de inkomsten van de andere daartoe niet voldoende zijn.
§ 4. Indien het levensonderhoud niet als kapitaal uit de nalatenschap wordt genomen, wordt aan de rechthebbende voldoende zekerheid verschaft om de uitkering van het onderhoud te waarborgen.
§ 5. De termijn waarbinnen de uitkering tot onderhoud gevorderd moet worden, is een jaar, te rekenen van het overlijden.
[
1 § 6. De nalatenschap is van de in §§ 1 en 2 bedoelde verplichting vrijgesteld indien de eiser onwaardig is om tot deze nalatenschap te komen, ongeacht of hij daadwerkelijk tot de nalatenschap geroepen is of niet. ]
1 ----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 3, 057; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
(
2)<W
2017-07-31/25, art. 2, 083; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
3)<W
2018-07-22/01, art. 58, 084; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 206. Schoonzonen en schoondochters zijn eveneens en in dezelfde omstandigheden levensonderhoud verschuldigd aan hun schoonouders, doch deze verplichting houdt op :
1° wanneer (de schoonvader of de schoonmoeder) een tweede huwelijk aangaat; <W 2003-02-13/36, art. 9, 015;
Inwerkingtreding : 01-06-2003>
2° wanneer degene van de echtgenoten die de aanverwantschap heeft doen ontstaan en de kinderen uit zijn huwelijk met de andere echtgenoot geboren, overleden zijn.
Art. 207. De verplichtingen die uit deze bepalingen voortvloeien, zijn wederkerig.
Art. 208. Levensonderhoud wordt slechts toegestaan naar verhouding van de behoeften van hem die het vordert en van het vermogen van hem die het verschuldigd is.
Art. 209. Wanneer hij die het levensonderhoud verstrekt of hij die het geniet, tot zodanige staat komt dat de ene het niet meer kan verschaffen of de andere het niet meer nodig heeft, hetzij voor het geheel, hetzij voor een gedeelte, kan ontheffing of vermindering ervan gevorderd worden.
Art. 210.Wanneer de persoon die het levensonderhoud moet verstrekken, bewijst dat hij de uitkering tot onderhoud niet kan betalen, kan de [
1 familierechtbank]
1, met inachtneming van de omstandigheden der zaak, bevelen dat hij degene aan wie hij levensonderhoud verschuldigd is, bij zich zal in huis nemen en hem aldaar kost en onderhoud zal verschaffen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 22, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 211. De rechtbank beslist eveneens of de vader of de moeder die aanbiedt het kind waaraan levensonderhoud verschuldigd is, bij zich in huis te nemen en het aldaar kost en onderhoud te verschaffen, alsdan zal vrijgesteld zijn van de verplichting om de uitkering tot onderhoud te betalen.
HOOFDSTUK VI. - WEDERZIJDSE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN ECHTGENOTEN.
Art. 212. <W 14-07-1976, art. 1> De rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de echtgenoten worden geregeld door de bepalingen van dit hoofdstuk, die van toepassing zijn door het enkele feit van het huwelijk.
Zij worden bovendien geregeld door de bepalingen betreffende het wettelijk stelsel of door die van hun huwelijkscontract, welke niet mogen afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk.
Het huwelijk wijzigt de handelingsbekwaamheid van de echtgenoten niet, behoudens bij toepassing van artikel 476.
Art. 213. <W 14-07-1976, art. 1> Echtgenoten zijn jegens elkaar tot samenwoning verplicht; zij zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd.
Art. 214.<W 14-07-1976, art. 1> De echtelijke verblijfplaats wordt door de echtgenoten in onderlinge overeenstemming vastgesteld. Bij gebreke van overeenstemming tussen de echtgenoten doet de [
2 familierechtbank]
2 uitspraak in het belang van het gezin.
[
1 Ingeval een der echtgenoten vermoedelijk afwezig is, of ingeval de vrederechter oordeelt dat een der echtgenoten in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven of wilsonbekwaam is, dan wordt de echtelijke verblijfplaats vastgesteld door de andere echtgenoot.]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 6, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 23, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 215.<W 14-07-1976, art. 1> § 1. De ene echtgenoot kan zonder de instemming van de andere niet onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over de rechten die hij bezit op het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat goed met hypotheek bezwaren.
Hij kan zonder die instemming evenmin onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over het huisraad dat aanwezig is in het goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat huisraad in pand geven.
Indien de echtgenoot wiens instemming vereist is, deze zonder gewichtige redenen weigert, kan de andere echtgenoot zich door de [
1 familierechtbank]
1, laten machtigen om de handelingen alleen te verrichten.
§ 2. Het recht op de huur van het onroerend goed dat een der echtgenoten gehuurd heeft, zelfs voor het huwelijk, en dat het gezin geheel of gedeeltelijk tot voornaamste woning dient, behoort aan beide echtgenoten gezamenlijk, niettegenstaande enige hiermede strijdige overeenkomst.
De opzeggingen, kennisgevingen en exploten betreffende die huur moeten gezonden of betekend worden aan elk der echtgenoten afzonderlijk of uitgaan van beide echtgenoten gezamenlijk. (Elk van de echtgenoten kan evenwel de nietigheid van deze documenten, die aan de andere echtgenoot worden toegezonden of van deze laatste uitgaan, slechts inroepen indien de verhuurder kennis heeft van hun huwelijk.) <W 20-02-1991, art. 3>
Elk geschil tussen de echtgenoten omtrent de uitoefening van dat recht wordt beslist door de [
1 familierechtbank]
1.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op handelshuurovereenkomsten, noch op pachtcontracten.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 24, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 216.<W 14-07-1976, art. 1> § 1. Iedere echtgenoot heeft het recht een beroep uit te oefenen zonder de instemming van de andere echtgenoot.
Indien deze evenwel oordeelt dat hieraan een ernstig nadeel verbonden is voor zijn zedelijke of stoffelijke belangen of voor die van de minderjarige kinderen, heeft hij het recht zich tot de [
1 familierechtbank]
1 te wenden.
De rechtbank kan de uitoefening van het beroep afhankelijk stellen van een voorafgaande wijziging van het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten.
Het bepaalde in de twee vorenstaande leden is niet van toepassing op de uitoefening van openbare mandaten.
§ 2. De ene echtgenoot mag in zijn beroepsbetrekkingen de naam van de andere alleen met diens instemming gebruiken.
De instemming kan alleen om gewichtige redenen worden ingetrokken. Tegen intrekking kan de echtgenoot opkomen bij de [
1 familierechtbank]
1.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 25, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 217. <W 14-07-1976, art. 1> Iedere echtgenoot ontvangt zijn inkomsten alleen en besteedt ze bij voorrang aan zijn bijdrage in de lasten van het huwelijk.
Hij kan het overschot besteden voor de aanschaf van goederen in zoverre dit verantwoord is voor de uitoefening van zijn beroep; die goederen staan uitsluitend onder zijn bestuur.
Wat er daarna nog overblijft is onderworpen aan de regels van het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten.
Art. 218. <W 14-07-1976, art. 1> Iedere echtgenoot kan, zonder de instemming van de andere, op zijn naam een depositorekening voor geld of effecten doen openen en een brandkast huren.
Ten opzichte van de bewaarnemer of de verhuurder wordt alleen hij geacht het bestuur of de toegang te hebben.
De bewaarnemer en de verhuurder moeten de andere echtgenoot in kennis stellen van de opening van de rekening of de huur van de brandkast.
Art. 219. <W 14-07-1976, art. 1> Iedere echtgenoot kan tijdens het huwelijk aan de andere algemene of bijzondere last geven om hem te vertegenwoordigen in de uitoefening van de bevoegdheden die zijn huwelijksvermogensstelsel hem laat of toekent.
Die lastgeving kan te allen tijde worden herroepen.
Art. 220.<W 14-07-1976, art. 1> § 1. [
1 Ingeval een der echtgenoten vermoedelijk afwezig is, of ingeval de rechtbank oordeelt, op grond van feiten vastgesteld in een met redenen omkleed proces-verbaal, dat een der echtgenoten in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven of wilsonbekwaam is, dan kan de andere echtgenoot zich door de [
2 familierechtbank]
2 laten machtigen om de in artikel 215, § 1, bedoelde handelingen alleen te verrichten.]
1 § 2. Indien de echtgenoot die in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven [
1 of wilsonbekwaam is]
1, geen lasthebber heeft aangesteld of geen wettelijke vertegenwoordiger heeft, kan de andere echtgenoot aan de [
2 familierechtbank]
2 vragen om in zijn plaats te worden gesteld voor de uitoefening van al zijn bevoegdheden of een gedeelte ervan.
§ 3. In de gevallen bepaald in § 1, kan de andere echtgenoot zich door de [
3 familierechtbank]
3 laten machtigen om de door derden verschuldigde geldsommen geheel of ten dele te ontvangen ten behoeve van de huishouding.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 7, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2014-05-12/02, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 26, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014, zie W
2014-05-08/02, art. 40, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 221.<W 14-07-1976, art. 1> Iedere echtgenoot draagt in de lasten van het huwelijk bij naar zijn vermogen.
Wanneer een der echtgenoten deze verplichting niet nakomt, kan de andere, [
1 zonder dat een fout moet worden bewezen en]
1 onverminderd de rechten van derden, zich door de [
1 familierechtbank]
1 laten machtigen om, met uitsluiting van zijn echtgenoot, diens inkomsten of de inkomsten uit de goederen die hij krachtens hun huwelijksvermogensstelsel beheert, alsook alle andere hem door derden verschuldigde geldsommen te ontvangen onder de voorwaarden en binnen de perken die het vonnis bepaalt.
[
1 In geen geval wordt de overdracht van geldsommen toegestaan aan de echtgenoot die schuldig is bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder, of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon.]
1 Het vonnis kan worden tegengeworpen aan alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars, na kennisgeving door de griffier op verzoek van de eiser.
Wanneer het vonnis ophoudt gevolg te hebben, geeft de griffier daarvan bericht aan de derden-schuldenaars.
[
1 ...]
1.
Wanneer naderhand een verzoekschrift tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt ingediend, blijft de machtiging niettemin uitvoerbaar tot aan de beslissing van de rechtbank of van de voorzitter van de rechtbank in kort geding.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 27, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 222. <W 14-07-1976, art. 1> Iedere schuld die door een der echtgenoten wordt aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, verbindt de andere echtgenoot hoofdelijk.
Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn.
Art. 223.[
1 Indien een der echtgenoten grovelijk zijn plicht verzuimt, beveelt de familierechtbank, op verzoek van de andere echtgenoot, dringende maatregelen, volgens het bepaalde in de artikelen [
2 1253ter/4 tot 1253ter/6]
2 van het Gerechtelijk Wetboek.
Hetzelfde geschiedt op verzoek van een der echtgenoten, indien de verstandhouding tussen hen ernstig verstoord is.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 28, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 41, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014
Art. 224. <W 14-07-1976, art. 1> § 1. Op verzoek van de andere echtgenoot en onverminderd de toekenning van schadevergoeding, kunnen worden nietigverklaard :
1. de handelingen door een der echtgenoten verricht met overtreding van de bepalingen van artikel 215;
2. de handelingen door een der echtgenoten met overtreding van een krachtens artikel 223 gevraagd of verkregen verbod tot vervreemding of hypothekering verricht na de overschrijving van het desbetreffende verzoekschrift of vonnis;
3. de schenkingen door een der echtgenoten, die de belangen van het gezin in gevaar brengen;
4. de persoonlijke zekerheden door een der echtgenoten gesteld, die de belangen van het gezin in gevaar brengen.
§ 2. De vordering tot nietigverklaring of schadevergoeding moet op straffe van verval worden ingesteld binnen een jaar na de dag waarop de handeling ter kennis is gekomen van de echtgenoot-eiser.
Indien de echtgenoot overlijdt voordat verval is ingetreden, beschikken zijn erfgenamen vanaf het overlijden over een nieuwe termijn van een jaar.
Art. 225. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
Art. 226. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
Art. 226bis. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
Art. 226ter. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
Art. 226quater. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
Art. 226quinquies. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
Art. 226sexies. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
Art. 226septies. (Opgeheven) <W 14-07-1976, art. 1>
HOOFDSTUK VII. - ONTBINDING VAN HET HUWELIJK.
Art. 227. Het huwelijk wordt ontbonden :
1° door de dood van een van de echtgenoten;
2° door echtscheiding (...) <W 15-12-1949, art. 28, 2°>
HOOFDSTUK VIII. - TWEEDE HUWELIJK.
Art. 228. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 35>