De regeling sinds 1 mei 2018 in boek XX WER
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming
Titel IV. [1 - Ondernemingsbemiddelaar en minnelijk akkoord]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.36. [1 § 1. Op verzoek van de schuldenaar kan de voorzitter van de rechtbank een ondernemingsbemiddelaar aanstellen, om de reorganisatie van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten te vergemakkelijken.
De schuldenaar kan de naam van een ondernemingsbemiddelaar voorstellen.
§ 2. Wanneer de schuldenaar het voorwerp uitmaakt van een onderzoek en overeenkomstig artikel XX.25 door de rechter werd opgeroepen, wordt het verzoek gericht aan de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden.
§ 3. Het verzoek tot aanwijzing van een bemiddelaar is aan geen vormvoorschriften onderworpen en kan mondeling worden gedaan.
Wanneer de voorzitter van de rechtbank of de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden het verzoek inwilligt, bepaalt hij bij beschikking gewezen in raadkamer de inhoud en de duur van de opdracht van de ondernemingsbemiddelaar binnen de grenzen van het verzoek van de schuldenaar.
§ 4. De opdracht van de ondernemingsbemiddelaar strekt, zowel buiten als in voorkomend geval binnen het kader van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, tot de voorbereiding en de bevordering van hetzij het afsluiten van een minnelijk akkoord, overeenkomstig de artikelen XX.37 of XX.65, hetzij het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen XX.67 tot XX.75, hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de activa of van activiteiten, overeenkomstig de artikelen XX.84 en XX.85.
§ 5. De opdracht van de ondernemingsbemiddelaar eindigt wanneer de schuldenaar of de ondernemingsbemiddelaar dit beslissen en de voorzitter van de rechtbank ervan op de hoogte brengen.
§ 6. Wanneer de voorzitter van de rechtbank het einde van de opdracht van de ondernemingsbemiddelaar vaststelt en ingeval geen akkoord werd bereikt over de definitieve staat van kosten en ereloon, stelt hij deze staat vast.
§ 7. Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de vordering van de ondernemingsbemiddelaar in verband met zijn bemiddeling van het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851 of wordt deze vordering behandeld als een buitengewone schuldvordering in het kader van een reorganisatieplan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.37. [1 § 1. De schuldenaar kan aan al zijn schuldeisers of aan twee of meer onder hen een minnelijk akkoord voorstellen met het oog op de reorganisatie van het geheel of een gedeelte van zijn activa of van zijn activiteiten. Hij kan hiertoe de aanwijzing van een ondernemingsbemiddelaar voorstellen.
De partijen bepalen vrij de inhoud van dit akkoord, dat de derden niet bindt.
§ 2. De artikelen 1328 van het Burgerlijk Wetboek, XX.111, 2° en 3°, en XX.112 zijn niet toepasselijk op een minnelijk akkoord noch op de handelingen verricht ter uitvoering ervan, indien dat akkoord wordt vastgesteld door een geschrift waarin het nut ervan met het oog op de reorganisatie van de onderneming wordt vermeld en gemotiveerd.
Het minnelijk akkoord bevat een uitdrukkelijke vertrouwelijkheidsclausule en een uitdrukkelijke onsplitsbaarheidsclausule.
Dit geschrift wordt door de meest gerede partij neergelegd in het register en wordt er bewaard.
Derden kunnen slechts kennis nemen van het minnelijk akkoord en kennis krijgen van de neerlegging en van de bewaring ervan in het register met uitdrukkelijke toestemming van de schuldenaar.
§ 3. Deze bepaling geldt onverminderd de verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers te raadplegen en in te lichten op grond van de bestaande wettelijke of conventionele bepalingen.
§ 4. Wanneer voornoemde voorwaarden vervuld zijn, kunnen de schuldeisers die deelnemen aan een minnelijk akkoord niet aansprakelijk worden gesteld door de schuldenaar, een andere schuldeiser of derden enkel en alleen omdat het minnelijk akkoord niet daadwerkelijk de mogelijkheid heeft geboden de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten te behouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.38. [1 Wanneer de partijen het vragen bij gezamenlijke vordering, kan de voorzitter van de rechtbank het minnelijk akkoord homologeren, en in voorkomend geval, een uitvoerend karakter aan alle of een deel van de erin vermelde schuldvorderingen verlenen. De rechter onderzoekt bij de toekenning van de homologatie of het akkoord voldoet aan de formele vereisten in artikel XX.37 bepaald.
Deze beslissing is onderworpen noch aan bekendmaking, noch mededeling. Zij is niet vatbaar voor beroep.
De voorzitter van de rechtbank kan in voorkomend geval de opdracht van de ondernemingsbemiddelaar verlengen teneinde de uitvoering van het minnelijk akkoord te vergemakkelijken.
Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de kostprijs van de wettelijke formaliteiten die nodig zijn voor de tegenwerpbaarheid aan derden van de door een minnelijk akkoord verleende rechten het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851 of wordt hij behandeld als een buitengewone schuldvordering in de opschorting in het kader van een reorganisatieplan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>