Wettelijk samenwonenden erven van mekaar, zonder dat er in een testament dient voorzien te worden. (dit erfrecht geldt niet voor feitelijke samenwonenden)
De langstlevende wettelijk samenwonende partner is aldus een volwaardige, gewone versterferfgenaam.
De langstlevende wettelijk samenwonende partner erft het vruchtgebruik van de gemeenschappelijke verblijfplaats en de daarin aanwezige inboedel (artikel 745octies, § 1, eerste lid BW).
Dit vruchtgebruik kan net zoals bij echtgenoten enkel worden omgezet (in volle eigendom, kapitaal of in een rente) met de goedkeuring van de langstlevende wettelijk samenwonende partner.
De langstlevende wettelijk samenwonende partner heeft evenwel geen reservatair recht op de gezinswoning, waardoor de wettelijk samenwonende partner middels testament kan onterfd worden.
De langstlevende wettelijk samenwonende partner heeft krachtens artikel 724 BW de saisine.
De langstlevende wettelijk samenwonende partner is geen reservataire erfgenaam
De langstlevende wettelijk samenwonende partner heeft het recht inbreng te vorderen van de giften (als voorschot op erfdeel) gedaan aan andere erfgenamen. Deze langstlevende partner kan ook zelf tot inbreng worden verplicht door de andere erfgenamen.
Indien de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats in onverdeeldheid toebehoorde aan beide partners, dan behoudt de langstlevende samenwonende de helft in volle eigendom maar verwijst hij daarnaast een recht van vruchtgebruik op de helft van de eerststervende partner. Wanneer het onroerend goed het voorwerp uitmaakte van een tontine om een beding van aanwas zal deze tontine of het beding van aanwas volledige uitwerking krijgen ten voordele van de langstlevende waardoor deze ingevolge de tontine om het beding van aanwas de volle eigendom zal verwerven. (zie tontine en beding van aanwas)
Indien de gemeenschappelijke verblijfplaats volledig behoorde tot het vermogen van de eerststervende dan zal de langstlevende samenwonende het vruchtgebruik van het volledige onroerend goed verwerven.
Indien de eerste stervende geen volle eigendom had maar slechts vruchtgebruik over de woning, dan geldt er geen erfrecht voor de werkelijk langstlevende samenwonende.
Gezien de erfopvolging van de langstlevende samenwonende een anomale erfopvolging betreft en de anomale erfopvolger ook dient in te stellen voor de schulden, zal de langstlevende samenwonende die de nalatenschap aanvaardt mee gehouden zijn tot de schulden, ten aanzien van derden ten belope van zijn volledig vermogen en ten aanzien van de andere erfgenamen ten belope van de interesten van de schulden omdat hij ook slechts gerechtigd is tot de vruchten van de goederen waarop het vruchtgebruik slaat. De langstlevende samenwonende dan de nalatenschap aanvaarden, verwerpen of aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving.
De wettelijk samenwonende treedt van rechtswege in het bezit van de goederen en heeft aldus de saisine van de laatste gezinswoning en de inboedel.
Het erfrecht van de langstlevende samenwonende heeft geen invloed op de wijze van berekening van de te verdelen massa, het beschikbare deel en de reserve, met dien verstande dat de reservatair erfgenamen zullen moeten aanvaarden dat zij hun reserve kunnen beperkt zien tot de blote eigendom ingevolge het vruchtgebruik van de langstlevende samenwonende.
De overige erfgenamen die geconfronteerd worden met een erfrecht van de langstlevende samenwonende (in vruchtgebruik) kunnen eisen dat er een boedelbeschrijving wordt opgemaakt van de inboedel en een staat van de gemeenschappelijke verblijfplaats.
Dit vruchtgebruik kan worden omgezet naar volle eigendom mits een regeling met de naakte eigenaars en slechts voor zover de langstlevende partner hiermee instemt (het betreft immers preferentiële goederen).
Het erfrecht van de langstlevende samenwonende is er geen reservatair erfrecht zodat dit recht kan ontnomen worden bij testament aan de langstlevende samenwonende.
De langstlevende wettelijk samenwonende heeft een erfrecht maar geen reserve.
De duurtijd van de wettelijke samenwoning is irrelevant voor de toepassing van het bedoelde sui generis erfrecht ab intestato. De parlementaire voorbereiding van deze wettekst leert dat het erfrecht middels voormelde bepaling qua voorwerp enigszins wordt afgestemd op de in artikel 915bis, § 2, eerste lid BW bedoelde concrete reserve van de langstlevende echtgenoot, hoewel terminologische bedenkingen kunnen worden gemaakt.
Opdat artikel 745octies, § 1, eerste lid BW toepassing kan vinden, is van belang
(1) dat er ten tijde van het overlijden een wettelijke samenwoning in voege is en
(2) dat de gemeenschappelijke verblijfplaats (de hoofdwoning) zich geheel of gedeeltelijk in eigendom in de nalatenschap van de eerststervende wettelijk samenwonende partner bevindt.
In deze hypothese geldt, dat de langstlevende wettelijk samenwonende partner een recht van vruchtgebruik verkrijgt op de hoofdwoning met inboedel. Dat een en ander gedurende de laatste levensfase van een terminaal zieke levenspartner relatief snelle opvolging vindt, is eigen aan successieplanning vlak vóór het overlijden.
Noch de verklaring van wettelijke samenwoning op een huuradres noch de aankoop van een woning noch de domiciliewijziging naar die woning, zeer kort voor het overlijden, heeft daarom een ongezond/ongeldig karakter.
Integrale versie van de wettelijke bepalingen inzake erfrecht in het BW (erfwet) zoals in werking sinds 01/09/2018
Link naar bijdrage nieuwe erfrechtwet 31-07-2017
wet van 28 MAART 2007 B.S. 08/05/2007
Wet tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. Artikel 353-16, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt :
« Onder voorbehoud van de rechten van de overlevende echtgenoot op de gehele nalatenschap van een geadopteerde die zonder nakomelingen is overleden en de rechten die de langstlevende wettelijk samenwonende geniet, wordt de nalatenschap als volgt geregeld : ».
Art. 3. In artikel 731 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 mei 1981, worden de woorden "en aan zijn bloedverwanten in de zijlijn" vervangen door de woorden "aan zijn bloedverwanten in de zijlijn en aan zijn wettelijk samenwonende binnen de grenzen van de rechten die hem zijn toegekend".
Art. 4. Artikel 732 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de woorden ", behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen".
Art. 5. Artikel 745bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 mei 1981 en gewijzigd bij de wet van 31 maart 1987, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
« § 3. De langstlevende echtgenoot verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de overledene tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende. ».
Art. 6. In artikel 745quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 mei 1981, worden de woorden "uit een vorig huwelijk" telkens vervangen door de woorden "uit een vorige relatie".
Art. 7. In Boek III, Titel I, Hoofdstuk II I, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling IVbis ingevoegd, luidende :
« Afdeling IVbis. - Erfopvolging van de langstlevende wettelijk samenwonende
Artikel 745octies. § 1. De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt, met welke erfgenamen hij ook tot de nalatenschap komt, het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad.
De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de vooroverleden wettelijk samenwonende het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en verkrijgt het vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad.
De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de langstlevende wettelijk samenwonende een afstammeling is van de vooroverleden wettelijk samenwonende.
§ 2. Niettegenstaande enig andersluidend beding kan ieder die de blote eigendom verkrijgt, eisen dat een boedelbeschrijving van het huisraad en een staat van de gemeenschappelijke verblijfplaats wordt opgemaakt.
§ 3. De regels inzake het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot die zijn opgenomen in de artikelen 745quater tot 745septies zijn van overeenkomstige toepassing op het vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende. ».
Art. 8. In artikel 915, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 mei 1981, worden de woorden "en aan de langstlevende wettelijk samenwonende", ingevoegd tussen de woorden "langstlevende echtgenoot" en de woorden "mogen evenwel".
Art. 9. In artikel 1477 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende :
« § 5. De langstlevende wettelijk samenwonende is gehouden tot de verplichting gesteld in artikel 203, § 1, ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden wettelijk samenwonende van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij krachtens artikel 745octies, § 1, heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij schenking, testament of in de in artikel 1478 bedoelde overeenkomst. »;
2° het artikel wordt aangevuld met een § 6, luidende :
« § 6. Wanneer een wettelijk samenwonende vooroverleden is zonder nakomelingen achter te laten, is zijn nalatenschap aan zijn bloedverwanten in de opgaande lijn die ten tijde van het overlijden behoeftig zijn, levensonderhoud verschuldigd, ten belope van de erfrechten die zij verliezen ten gevolge van giften aan de langstlevende wettelijk samenwonende. ».
Art. 10. In artikel 1, eerste lid, van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, worden de woorden "en van de langstlevende wettelijk samenwonende" ingevoegd tussen de woorden "de rechten van de langstlevende echtgenoot" en het woord "vastleggen".