VONNIS
Op de buitengewone openbare terechtzitting van dinsdag, negentien februari tweeduizend en acht in de gerechtszaal van het Vredegerecht van het kanton DEINZE, werd door Marie-Dominik DESIMPELAERE, Vrederechter bijgestaan door Kurt DE BUCK, griffier, het volgende vonnis uitgesproken :
INZAKE :
V.A. N, gezinshulp, wonende te...., verschijnt in persoon ;
eiseres;
TEGEN ;
M Y., wonende te..., verschijnt in persoon ;
verweerden.
Gezien het tussenvonnis dd. 28.11.2007 waarbij een persoonlijke verschijning van partijen werd bevolen.
Gezien het proces-verbaal van persoonlijke verschijning dd. 22.01.2008.
De partijen werden gehoord in buitengewone openbare terechtzitting dd. 22.01.2008.
De rechtbank heeft de stukken ingezien.
De bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken werden terzake toegepast.
I. PROCEDURALE RETRO-AKTEN.
1.
In het tussenvonnis dd 28.11.2007 heeft de rechtbank:
- de feitelijke retroakten en het voorwerp van het geding uiteengezet;
- partijen uitgenodigd om de in het tussenvonnis opgesomde stukken
neer te leggen;
de persoonlijke verschijning van partijen bevolen.
2.
Partijen zijn persoonlijk verschenen in raadkamer op 22.01.2008.
De door de rechtbank gevraagde stukken werden neergelegd door partijen
II. BEOORDELING.
1.
De regelingsakte echtscheiding door onderlinge toestemming (afgekort E.O.T.) dd 17.10.2003 voorziet volgende bepalingen m.b.t. de onderhoudsbijdrage van verweerder voor de kinderen:
"De moeder neemt de kosten op zich van levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding van de kinderen, met uitzondering van degene die woerden veroorzaakt tijdens het verblijf van de kinderen bij of met de vader, die voor elk van deze periodes zelf voor deze uitgaven instaat.
De vader verbindt zich ertoe aan de moeder per maand een bedrag te betalen van zevenendertig euro vijftig cent (37,50 Euro) per kind, gekoppeld aan de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer zoals hierna vermeld.
Deze bijdrage is verschuldigd voor elk kind tot haar opleiding voltooid is, tenzij het eerder reeds over een eigen inkomen beschikt.
Indien de kinderen echter meer tijd zouden doorbrengen bij de vader dan voorzien (in afwijking van hetgeen hiervoor vermeld wordt) komen partijen overeen dat de bijdrage van de vader in die zin zal aangepast worden. Als de kinderen dus de helft van de tijd bij de vader doorbrengen is er geen bijdrage verschuldigd.
De Heer M zal daarenboven aan Mevrouw VA terugbetalen, de helft van de buitengewone uitgaven voor de kinderen, zoals schoolkosten, schoolreizen, sport- en speelkampen, studieverblijven en dergelijke meer, en dit voor zover deze uitgaven geschieden na overleg met haar en op vertoon van de nodige bewijsstukken van betaling.
De geneeskundige kosten worden gedragen door de moeder die er zich toe verbindt voor de kinderen een hospitalisatieverzekering te nemen. Eventuele kosten welke niet door deze verzekering worden gedekt zullen eveneens door de vader en moeder gedragen worden voor de helft.
Deze regeling geldt onverminderd de toepassing van de artikelen 203 en 203 bis van het Burgerlijk Wetboek- - die aan de partijen werden voorgelezen en uitgelegd - dat de ouders verplicht om in te staan voor een passende opleiding en om in de kosten van levensonderhoud en opvoeding bij te dragen naar evenredigheid van hun middelen en dat elk van de ouders het recht geeft om, onverminderd de rechten van het kind, van de andere ouder diens bijdrage te vorderen in de kosten die voortvloeien uit artikel 203, par. 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bijgevolg kunnen de beschikkingen betreffende deze bijdrage na de echtscheiding door de bevoegde rechter herzien worden wanneer nieuwe onvoorzienbare omstandigheden de toestand van de kinderen ingrijpend wijzigen."
Artikel 203, par. 1 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de ouders, naar evenredigheid van hun middelen, dienen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt deze verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
Artikel 203 bis Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, onverminderd de rechten van het kind, elk van de ouders van de andere ouder diens bijdrage kan vorderen in de kosten die voortvloeien uit artikel 203, par. 1 Burgerlijk Wetboek.
Gelet op de uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 203 Burgerlijk Wetboek en naar de mogelijkheid dat de rechter de onderhoudsbijdrage voor de kinderen kan herzien wanneer nieuwe onvoorzienbare omstandigheden de toestand van de kinderen ingrijpend wijzigen, staat vast dat in de regelingsakte E.O.T. dd. 17.10.2003 de mogelijkheid werd voorzien om de onderhoudsbijdragen voor de kinderen te wijzigen.
Daarenboven bepaalt artikel 1-288, laatste lid Gerechtelijk Wetboek dat de overeenkomsten omtrent de kinderen, o.a. m.b.t. de onderhoudsbijdrage, na echtscheiding kunnen herzien worden door de bevoegde rechter in geval van nieuwe omstandigheden, buiten de wil van partijen, voor zover deze de toestand van partijen of van hun kinderen ingrijpend wijzigen.
2.
Eiseres beroept zich op de hierna volgende nieuwe omstandigheden (ten opzichte van het tijdstip van de akte EOT 17.10.2003), die een verhoging van de onderhoudsbijdrage voor de kinderen zouden rechtvaardigen.
2.1.
Eiseres stelt dat haar inkomen sinds 01.01.2006 met 300,00 á 400,00 Euro per maand is gedaald, doordat haar aanvullende werkloosheidsuitkering is weggevallen omdat ze samenwoont met een nieuwe partner.
Blijkens de aanslagbiljetten van de personenbelasting:
aanslagjaar 2004- inkomsten 2003 (jaar van de akte E.O.T.), ontving eiseres in 2003, voor belastingen:
o een jaarlijks inkomen uit arbeid van 8.095,36 Euro;
o een aanvullende werkloosheidsuitkering van 1.296,12 Euro; blijkens het aanslagbiljet van het aanslagjaar 2005 - inkomsten 2004, bedroeg deze aanvullende werkloosheidsuitkering in 2004 voor een volledig jaar 3.960,50 Euro;
o een ziekte- of invaliditeitsuitkering van 279,94 Euro;
o een aanvullende ziekteuitkering van 465,01 Euro.
aanslagjaar 2007 - inkomsten 2006, ontving eiseres in 2006, voor belastingen:
o een jaarlijks inkomen uit arbeid van 8.972,62 Euro;
o een ziekte- of invaliditeitsuitkering van 1.057,92 Euro;
o een aanvullende ziekteuitkering van 279,04 Euro.
Tijdens de persoonlijke verschijning verklaarde eiseres verder dat:
- zij ten tijde van de akte E.O.T. een huurwoning betrok, waarvoor ze een maandelijkse huurprijs van 385,00 Euro betaalde;
zij en haar nieuwe partner op heden maandelijks een woonkrediet afbetalen van 393,00 Euro;
haar partner een maandelijks netto-inkomen van ongeveer 2.400,00 Euro verdient; hij heeft wel één kind ten laste.
Alwaar de partner van eiseres geen onderhoudsverplichtingen t.o.v. de kinderen van partijen heeft, heeft de samenwoning wel een verbetering van de materiële situatie van eiseres tot gevolg, aangezien zij al haar kosten en lasten (bijv. woonkrediet) kan delen, waardoor haar financiële draagkracht vergroot.
Uit de voorgelegde aanslagbiljetten van de personenbelasting blijkt dat de eigen inkomsten van eiseres iets verminderd zijn ten opzichte van het tijdstip van de akte E.O.T., doordat haar aanvullende werkloosheidsvergoeding is weggevallen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt deze vermindering van inkomsten echter ruimschoots gecompenseerd door het feit dat eiseres thans kostendelend samenwoont met een partner, die een zeer behoorlijk inkomen verdient.
De rechtbank acht het dan ook niet bewezen dat de globale inkomsten- situatie van eiseres ingrijpend zou verslechterd zijn ten opzichte van 17.10.2003.
2.2
Eiseres stelt voorts dat de inkomstensituatie van verweerder verbeterd is, aangezien zijn inkomsten gestegen zijn en hij kostendelend samenleeft met zijn nieuwe echtgenote.
Blijkens de aanslagbiljetten van de personenbelasting:
- aanslagjaar 2004 - inkomsten 2003 (jaar van de akte E.O.T.), ontving verweerder in 2003, voor belastingen:
o een jaarlijks inkomen uit arbeid van 31.536,36 Euro;
o een vervroegd vakantiegeld van 3.766,86 Euro;
o een opzeggingsvergoeding van 11.914,24 Euro.
- aanslagjaar 2006 - inkomsten 2005, ontving verweerder in 2005, voor belastingen:
o een jaarlijks inkomen uit arbeid van 32.747,34 Euro;.
o een vervroegd vakantiegeld van 5.454,76 Euro;
o een opzeggingsvergoeding van 12.631,52 Euro.
Blijkens de voorliggende loonbrieven verdiende verweerder in 2007 maandelijks een netto-loon van 1.881,44 Euro; daarnaast ontvangt hij een eindejaarspremie en vakantiegeld.
Tijdens de persoonlijke verschijning verklaarde verweerder verder dat: hij nog steeds, zoals op het ogenblik van de akte E.O.T., maandelijks twee woonkredieten afbetaalt, enerzijds van 297,17 Euro en anderzijds van 251,43 Euro; zijn echtgenote niet werkt en geen vervanginginkomen geniet; blijkens de voorgelegde stukken volgt zijn echtgenote een cursus bij de VDAB, waarvoor ze behoudens haar verplaatsingskosten een maandelijkse premie van ongeveer 30,00 Euro ontvangt. Uit de voorgelegde aanslagbiljetten van de personenbelasting blijkt dat de inkomsten van verweerder iets gestegen zijn ten opzichte van het tijdstip van de akte E.O.T.; deze stijging wordt echter gecompenseerd door het feit dat verweerder opnieuw gehuwd is en een partner ten laste heeft. De rechtbank acht het dan ook niet bewezen dat de inkomstensituatie van verweerder ingrijpend zou verbeterd zijn ten opzichte van 17.10.2003. 2.3 Tenslotte stelt eiseres dat de kinderen ouder zijn geworden. Ten tijde van de akte E.O.T. dd 17.10.2003 waren de kinderen 8 en 6 jaar oud en zaten in de lagere school. Binnenkort worden de kinderen 13 en 11 jaar oud. De oudste dochter L. volgt sinds 1 september 2007 het eerste jaar middelbaar onderwijs te Deinze, terwijl C. het vijfde leerjaar volgt te Z.. Met betrekking tot het ouder worden van de kinderen is de rechtbank van oordeel dat de partijen bij het opmaken van de overeenkomst voorafgaand aan de echtscheiding door onderlinge toestemming de mogelijkheid hadden om met het evident ouder worden van de beide kinderen rekening te houden. Door in de overeenkomst geen wijzigingsclausule te voorzien bij het ouder worden van de kinderen, moet ervan uitgegaan worden dat bij het opmaken van het globaal akkoord de partijen het niet wenselijk achtten een verhoging van de verschuldigde onderhoudsbijdrage te koppelen enkel aan het ouder worden van de kinderen. Het loutere feit dat de kinderen inmiddels bijna 13 en 11 jaar oud zijn en dat L. inmiddels naar het middelbaar onderwijs gaat, verantwoordt op zich niet een herziening van de door verweerder verschuldigde onderhoudsbijdrage. Bij de beoordeling van een verzoek tot herziening van een onderhoudsbijdrage moet echter steeds één essentieel criterium worden gehanteerd, nl. het belang van het kind (BUYSSENS F., "Wijziging na echtscheiding door onderlinge toestemming van de onderhoudsbijdrage voor de kinderen'', R.W., 1997-98, nr. 8, p. 1069). In de regelingsakte werd voorzien in een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen van 37,50 Euro per kind, gekoppeld aan de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer. Daarnaast zou verweerder tussenkomen in de helft van een aantal buitengewone uitgaven voor de kinderen, zoals hoger geciteerd. Partijen hebben in onderlinge overeenkomst het bedrag van de onderhoudsbijdrage verhoogd tot 62,50 Euro per kind, met ingang van01.01.2006 en dit omdat de kinderen niet langer elk weekend bij verweerder op bezoek gingen, doch nog slechts om de 14 dagen (en de helft van alle schoolvakanties). Deze geïndexeerde onderhoudsbijdrage bedraagtthans 63,67 Euro per kind. Daarnaast betaalt verweerder de helft van de buitengewone kosten doch ook van een aantal gewone kosten (waaronder kledij, schoenen, enz.), na voorlegging van de nodige stavingsstukken. Naar het oordeel van de rechtbank is de maandelijkse onderhoudsbijdrage van 63,67 Euro per kind, vermeerderd met de tussenkomst van verweerder in de helft van de voormelde kosten, in combinatie met de bijdrage van eiseres, niet toereikend om te voorzien in het onderhoud van de kinderen. Een verhoging van de door verweerder verschuldigde onderhoudsbijdrage is derhalve gerechtvaardigd, gelet op de bijdrageplicht, voorzien in artikel 203 Burgerlijk Wetboek. Tevens kan worden tegemoetgekomen aan de verzuchting van eiseres, om te zeggen voor recht dat er een vaste alimentatiebijdrage voor de kinderen zou betaald worden door verweerder én dat verweerder daarnaast enkel nog zou tussenkomen in de helft van de buitengewone kosten van de kinderen. De werkwijze die partijen thans hanteren (tussenkomst in de helft van de buitengewone kosten en een aantal gewone kosten) is immers omslachtig en een bron van discussie. Het is aangewezen om een vaste onderhoudsbijdrage vast te leggen, waarin de gewone kosten (zoals kledij, schoenen e.d.) van de kinderen zijn begrepen. In tegenstelling tot wat verweerder voorhoudt, is hij deze onderhoudsbijdrage ook tijdens de vakantieperiodes aan eiseres verschuldigd, zelfs als de kinderen bij hem verblijven. Gelet op de financiële situatie van partijen, de fiscale aftrekbaarheid van de betaalde bijdragen in hoofde van verweerder, het gegeven dat eiseres de kinderbijslag ontvangt en de noden van de kinderen, bepaalt de rechtbank de maandelijkse onderhoudsbijdrage van verweerder: - op 175,00 Euro voor L.; - op 125,00 Euro voor C. vanaf 01.09.2009 (ogenblik waarop C. naar het middelbaar onderwijs overstapt) wordt deze bijdrage verhoogd tot 175,00 Euro. Daarnaast dient verweerder, na het voorleggen van de nodige stavingstukken, bij te dragen in de helft van de buitengewone school- en medische kosten van de kinderen. Onder deze kosten dient te worden verstaan: - de buitengewone schoolkosten: in het lager en middelbaar onderwijs: de kosten van studieboeken en studiemateriaal, abonnement openbaar vervoer, de kosten van meerdaagse studie- en schoolreizen; in het hoger onderwijs: de inschrijvingsgelden, de kosten van studieboeken en studiemateriaal, abonnement openbaar vervoer, de kosten van meerdaagse studie- en schoolreizen en de gebeurlijke huur van een studentenkamer. - de buitengewone medische kosten naar aanleiding van hospitalisatie, thuisverpleging, kosten van gespecialiseerde medische of tandheelkundige onderzoeken en behandelingen (vb. radiologie, scanner, echografie, orthodontie, psychiatrie, psycholoog enz.), opleg van minstens 10 beurten kinesitherapie, logopedie, bril of lenzen, steunzolen, steeds op doktersvoorschrift en na verrekening van de tussenkomst van de mutualiteit of de hospitalisatieverzekeraar. Het is eveneens in het belang van de kinderen om de onderhoudsbijdragen aan te passen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, OM DEZE REDENEN, DE VREDERECHTER rechtdoende op tegenspraak Verklaart de vordering van eiseres ontvankelijk en in de navolgende mate gegrond : Zegt voor recht dat de regelingsakte wederzijdse rechten en overeenkomsten, verleden voor notaris Michel OLEMANS te Brakel op 17.10.2003 én de onderlinge wijzigende overeenkomst tussen partijen (die is ingegaan op 01.01.2006) m.b.t. de onderhoudsbijdrage van verweerder voor L. en C. M in de navolgende zin worden gewijzigd: Veroordeelt verweerder om een maandelijkse onderhoudsbijdrage van 75,00 Euro voor L. M te betalen aan eiseres, vooruit te betalen en met ingang van 1 oktober 2007. Bepaalt dat dit bedrag jaarlijks' en voor het eerst vanaf 01.10.2008, aan te passen is aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de formule: index van de maand september van het jaar van aanpassing /(aanvangsindex (september 2007) Veroordeelt verweerder om een maandelijkse onderhoudsbijdrage van 125,00 Euro voor C.M te betalen aan eiseres, vooruit te betalen en met ingang van 1 oktober 2007. Bepaalt dat dit bedrag jaarlijks, en voor het eerst vanaf 01.10.2008, aan te passen is aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen Zegt voor recht dat deze maandelijkse onderhoudsbijdrage voor C. M zal worden verhoogd tot 175,00 Euro vanaf 1 september 2009 (ogenblik waarop C. naar het middelbaar onderwijs overstapt). Bepaalt dat dit bedrag jaarlijks, en voor het eerst vanaf 01.09.2010, aan te passen is aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Zegt voor recht dat deze onderhoudsbijdragen ook tijdens de vakantieperiodes, waarin de kinderen bij verweerder verblijven, door verweerder aan eiseres moeten betaald worden. 2) Zegt voor recht dat verweerder aan eiseres zal betalen de helft van de uitzonderlijke school- en medische kosten met betrekking tot L. en C.M, zoals hierboven omschreven, met ingang van 1 oktober 2007, mits het voorleggen van de nodige stavingstukken. Compenseert de gedingkosten op die wijze dat elke partij haar eigen kosten zal dragen, behalve wat de kosten van gebeurlijke gedwongen tenuitvoerlegging van dit vonnis betreft die ten laste zullen zijn van die partij die ze noodzakelijk zal maken. Aldus gewezen en uitgesproken ter buitengewone openbare terechtzitting, plaats en datum als ten hoofde dezer vermeld.
|