Een huurhernieuwing is geen loutere verlenging van de lopende huurovereenkomst, maar een geheel nieuwe overeenkomst, die in voorkomend geval maar niet noodzakelijk verschilt van de vorige. Dit heeft tot gevolg dat als een van de partijen na een huurhernieuwing om een herziening van de huurprijs vraagt, de normale huurwaarde op het ogenblik dat de herziening van de huurprijs kan ingaan, vergeleken moet worden met de normale huurwaarde bij het ingaan van de huurhernieuwing. De geheel nieuwe handelshuurovereenkomst die aldus ontstaat bij de hernieuwing van de handelshuur geniet niet van de (eventuele) vaste datum van het oorspronkelijk contract.
Het recht op huurhernieuwing van de huurder vervalt indien deze niet conform de wettelijke voorwaarden en binnen de bij wet gestelde termijnen de handelshuurhernieuwing heeft aangevraagd.
Deze voorwaarden worden gesteld in art. 18 van de wet op handelshuur:
"De huurder die het recht op hernieuwing verlangt uit te oefenen, moet zulks of straffe van verval bij (exploot van gerechtsdeurwaarder) of bij aangetekende brief ter kennis van de verhuurder brengen, ten vroegste achttien maanden, ten laatste vijftien maanden vóór het eindigen van de lopende huur. De kennisgeving moet op straffe van nietigheid de voorwaarden opgeven waaronder de huurder zelf bereid is om de nieuwe huur aan te gaan en de vermelding bevatten dat de verhuurder geacht zal worden met de hernieuwing van de huur onder de voorgestelde voorwaarden in te stemmen, indien hij niet op dezelfde wijze binnen drie maanden kennis geeft ofwel van zijn met redenen omklede weigering van hernieuwing, ofwel van andere voorwaarden of van het aanbod van een derde. <W 05-07-1963, art. 48>
(Komen partijen niet tot overeenstemming, dan moet de onderhuurder, die, om zijn rechten ten opzichte van de verhuurder te vrijwaren, zijn aanvraag, zoals bepaald in artikel 11, II, tweede lid, ter kennis van de verhuurder heeft gebracht, de hoofdhuurder en de verhuurder dagvaarden binnen dertig dagen na het afwijzend antwoord van een van beiden, of, indien een van hen niet heeft geantwoord, binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn van drie maanden. De verhuurder die zijn houding ten opzichte van de onderhuurder niet heeft bepaald, kan in de loop der instantie en binnen de termijnen die hem door de rechter worden toegestaan, zijn recht van terugneming inroepen of de hernieuwing afhankelijk stellen van andere voorwaarden.)
Successieve antwoorden van de verhuurder op de aanvraag tot huurhernieuwing van de huurder zijn mogelijk voor zover zij binnen de wettelijke antwoordtermijn worden gegeven, zij niet onverenigbaar zijn en er niet wordt getornd aan de rechten van de huurder.
Indien de van het recht op hernieuwing vervallen huurder, na het eindigen van de huur in het bezit van het verhuurde goed gelaten wordt, komt een nieuwe huur van onbepaalde duur tot stand, die de verhuurder zal kunnen beëindigen mits hij ze ten minste achttien maanden vooraf opzegt, onverminderd het recht van de huurder om hernieuwing te vragen.
Iedere hernieuwing of verlenging van de oorspronkelijke huurovereenkomst, in der minne of gerechtelijk, brengt een nieuwe huurovereenkomst tot stand die onderscheiden is van de aanvankelijke huurovereenkomst (Cass. 7 mei 1981, Arr.Cass. 1980-81, 1028).
Vanaf de aanvang der achttiende maand vóór het eindigen van de lopende huur, moet de huurder, overeenkomstig de gebruiken, de mogelijke gegadigden toelaten tot het bezichtigen van het goed."
De wet op de handelshuur stelt verder met betrekking tot het recht op vernieuwing van de handelshuur: Art. 15. Het recht op hernieuwing is van toepassing op de huur van voor bewoning bestemde lokalen of op de huur van bijlokalen, onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 4.
Art. 16.I. De verhuurder kan de hernieuwing van de huur weigeren om een van de volgende redenen :
1° Zijn wil om persoonlijk en werkelijk het verhuurde goed in gebruik te nemen, of het op die wijze te doen in gebruik nemen door zijn afstammelingen, zijn aangenomen kinderen of zijn bloedverwanten in de opgaande lijn, door zijn echtgenoot, door diens afstammelingen, bloedverwanten in de opgaande lijn of aangenomen kinderen, of het te doen in gebruik nemen door een personenvennootschap waarvan de werkende vennoten of de vennoten die ten minste drie vierden van het kapitaal bezitten, in dezelfde betrekking van bloedverwantschap, aanverwantschap of aanneming staan tot de verhuurder of tot zijn echtgenoot.
2° Zijn wil om het onroerend goed een bestemming te geven die elke handelsonderneming uitsluit.
3° Zijn wil om het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed waarin de afgaande huurder zijn bedrijf uitoefent, weder op te bouwen. Als wederopbouw wordt beschouwd elke verbouwing door een afbraak voorafgegaan, beide de ruwbouw van de lokalen rakende en waarvan de kosten drie jaar huur te boven gaan.
4° Alle grove tekortkomingen van de huurder aan de verplichtingen die voor hem uit de lopende huur voortvloeien, met inbegrip van de waardevermindering van het onroerend goed veroorzaakt door de huurder, de zijnen of zijn rechtverkrijgenden, en van belangrijke veranderingen in de aard of de wijze van exploitatie van de handel aangebracht zonder instemming van de verhuurder, alsook elke ongeoorloofde handeling van de huurder die, objectief beschouwd, de voortzetting van de contractuele betrekkingen tussen de verhuurder en de huurder onmogelijk maakt.
Wanneer de verhuurder eigenaar is van de handelszaak die in het verhuurde goed geëxploiteerd wordt en de huur zowel het verhuurde goed als de handelszaak betreft, dienen bij de beoordeling van de grove tekortkomingen van de huurder aan de verplichtingen die voor hem uit de lopende huur voortvloeien, in aanmerking te worden genomen niet alleen de verplichtingen die het genot van het onroerend goed, maar ook die welke de exploitatie van de handel betreffen, onder meer de verplichting om de instandhouding van de handelszaak te verzekeren.
Indien de huurder betwist dat de verhuurder gerechtigd is de in de voorafgaande leden opgegeven redenen in te roepen, wendt hij zich tot de rechter binnen dertig dagen na het antwoord van de verhuurder, op straffe van verval.
5° Het aanbod van een hogere huurprijs door een derde, indien de huurder geen gelijk aanbod doet, overeenkomstig de artikelen 21, 22 en 23.
6° De afwezigheid van een wettig belang bij de huurder, die in de onmiddellijke buurt van het verhuurde goed een soortgelijke handel is begonnen vóór het verstrijken van de termijn bepaald bij artikel 14 voor de kennisgeving door de verhuurder in antwoord op de aanvraag tot hernieuwing van de huurder, of die op dat tijdstip in de onmiddellijke buurt van het verhuurde goed beschikt over een onroerend goed of een gedeelte van een onroerend goed waarin hij zijn handelsbedrijf kan voortzetten.
II. De huurder heeft geen recht op hernieuwing van de huur, wat het deel van het onroerend goed betreft dat hij in onderhuur gegeven heeft voor een ander gebruik dan handel.
III. De minderjarige, de [
1 beschermde persoon die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werd verklaard om een huurovereenkomst af te sluiten]
1, de blote eigenaar, (...) (de vermoedelijk afwezige) of hun erfgenamen kunnen zich verzetten tegen de hernieuwing van de huur die zonder hun tussenkomst is toegestaan, indien zij het vrije beheer over hun goederen herkregen hebben. <W 2003-02-13/36, art. 21, 002;
Inwerkingtreding : 01-06-2003> <L
2007-05-09/44, art. 36, 13°, 003;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
IV. Buiten de hierboven bedoelde gevallen kan de verhuurder de hernieuwing weigeren mits hij aan de huurder een vergoeding wegens uitzetting uitkeert, gelijk aan drie jaar huur, eventueel verhoogd met een bedrag, toereikend om de veroorzaakte schade geheel te vergoeden.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 147, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Commentaar bij artikel 16Deze opsomming is limitatief.
Wanneer een huurder op de hoogte wordt gebracht van een weigering op grond van een in artikel 16, I handelshuurwet bepaalde reden en de uitvoerbaarheid ervan in vraag stelt kan de huurder speculeren op de compensatieregeling van artikel 25, 3°handelshuurwet die automatisch in werking treedt indien de verhuurder de ingeroepen reden niet realiseert. De huurder kan de weigering ook onmiddellijk in rechte betwisten, waarna de rechter gaat nagaat of de door de verhuurder geuite wil niet a priori onoprecht, bedrieglijk, onuitvoerbaar of onrealistisch is (vb. verhuurder op leeftijd waarbij het niet geloofwaardig is dat hij zelf handel gaat drijven of een verhuurder die afbraak/verbouwingen aankondigt zonder eigenaar te zijn of over andere voldoende zakelijke rechten te beschikken.
De verhuurder die de hernieuwing weigert dient bij betwisting van het motief door de huurder loyaal mee te werken en de nodige informatie bezorgen om de geloofwaardigheid van zijn intentie te onderbouwen.
De rechter die de weigering van de verhuurder ongegrond verklaart, spreek de hernieuwing van de handelshuur uit. Tot een maand na de betekening van het eindvonnis, kan de verhuurder op grond van artikel 24 handelshuurwet andere voorwaarden bedingen of zich beroepen op het aanbod van een derde.
Zolang de rechte zich niet definitief heeft uitgesproken over de weigering tot huurhernieuwing, kan de verhuurder niet verplicht worden enige aanspraak te maken op andere dan de bestaande voorwaarden of op het aanbod van een derde. Uit het feit dat hij eerder in de procedure geen betwisting heeft gevoerd over de door de huurder in het kader van de huurhernieuwing gevorderde voorwaarden en zijn verweer beperkte tot de weigering ervan, kan niet worden afgeleid dat de verhuurder afstand heeft gedaan van het recht om zich op artikel 24 handelshuurwet te beroepen (zie A. Coppens Taak van de rechter bij betwisting van weigering van handelshuurhernieuwing, RABG 2022, 890, noot onder Cass. 6 mei 2022, RABG 2022, 886).
Art. 17. Is de verhuurder een kapitaalvennootschap, dan is de in artikel 16, 1°, bedoelde weigering van hernieuwing slechts geoorloofd ten einde de hoofdzetel van het bedrijf van de verhuurder naar het gehuurde goed over te brengen of ten einde die hoofdzetel van het bedrijf uit te breiden, indien hij in een naburig goed is gevestigd.
Commentaar bij artikel 17Een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid wordt voor de toepassing van die bepaling, in de regel, niet als een kapitaalvennootschap beschouwd: zie Cass. 6 september 2018, RABG 2022/13, 885.
Art. 18. Indien uit het in artikel 14 bedoelde antwoord blijkt, dat de verhuurder de hernieuwing afhankelijk stelt van voorwaarden betreffende de huurprijs, de bijdrage in de lasten, de wijze van genot of andere modaliteiten van de huur, en indien omtrent die voorwaarden onenigheid blijft bestaan, wendt de huurder zich tot de rechter binnen dertig dagen na het antwoord van de verhuurder, op straffe van verval.
De rechter doet uitspraak naar billijkheid.
Commentaar bij artikel 18
Bij het uitspraak doen naar billijkheid (art. 18, tweede lid Handelshuurwet) heeft de rechter een rechtscheppende functie en treedt hij in de plaats van de partijen. Daarbij bestaat zijn rol erin een redelijke balans te vinden tussen de belangen van de verhuurder en die van de huurder.
Art. 19. Indien de onenigheid de door de verhuurder gevraagde huurprijs betreft, houdt de rechter onder meer rekening met de prijs die in de wijk, de agglomeratie of de streek gewoonlijk wordt gevraagd voor vergelijkbare onroerende goederen, gedeelten van onroerende goederen of lokalen, en eveneens, in voorkomend geval, met de bijzondere aard van de gedreven handel, en het voordeel door de huurder getrokken uit de gehele of gedeeltelijke onderverhuring van de lokalen.
Hij let niet op het gunstig of ongunstig rendement van de onderneming, dat uitsluitend aan de huurder is toe te schrijven.
Art. 20. De huur wordt hernieuwd tegen de prijs en de voorwaarden door de rechter vastgesteld. Indien geen beroep is ingesteld tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis of indien de huurder, binnen vijftien dagen na de betekening van het in hoger beroep gewezen vonnis, van zijn vraag tot hernieuwing geen afstand heeft gedaan.
Art. 21. Wanneer de verhuurder zich beroept op het aanbod van een derde, wordt dit slechts in aanmerking genomen, indien het de verbintenis van de derde insluit om aan de huurder, die eventueel uit het goed zal worden gezet, de vergoeding wegens uitzetting te betalen en indien de derde door zijn aanbod voor een duur van ten minste drie maanden blijkt te zijn verbonden.
De huurder beschikt over een termijn van dertig dagen, te rekenen van de kennisgeving van dat aanbod bij aangetekende brief of bij (gerechtsdeurwaardersexploot), om op dezelfde wijze een gelijk aanbod te doen.
In de kennisgeving van het aanbod van de derde moet de verhuurder de termijn opgeven waarbinnen de huurder de in het aanbod voorgestelde huurprijs moet aanvaarden, en vermelden dat niet-inachtneming van die termijn verval ten gevolge heeft.
Indien de huurder een gelijke huurprijs onder gelijke voorwaarden aanbiedt, wordt hem zonder enig ander opbod de voorkeur gegeven boven alle anderen.
Indien het geschil loopt over de andere voorwaarden van de huur, roept de rechter de huurder, de verhuurder en de derde die het aanbod heeft gedaan, op en beslist aan wie de voorkeur moet worden gegeven.
Art. 22. Indien de huurder de geldigheid of de oprechtheid van het aanbod van de derde betwist en de rechter dit aanbod ongeldig verklaart, wordt de huur hernieuwd tegen de prijs en onder de voorwaarden, vastgesteld hetzij in onderlinge overeenstemming, hetzij door de rechter volgens de bepalingen van de artikelen 18 en 19. Indien evenwel het eerste aanbod ongeldig verklaard is op andere gronden dan onoprechtheid, kan de verhuurder zich, binnen een maand na de betekening van het vonnis, op een ander aanbod beroepen.
Art. 23. Indien de huurder weigert een aanbod te doen gelijk aan dat van de derde of verzuimt dat aanbod te doen binnen de termijn van dertig dagen en in de vorm bij het tweede lid van artikel 21 voorgeschreven, heeft de derde de voorkeur, behoudens het eventuele recht van de huurder op een vergoeding wegens uitzetting als bepaald in artikel 25.
Art. 24. Indien de rechter de weigering van de verhuurder om toe te stemmen in de hernieuwing van de huur ongegrond verklaart na het verstrijken van de bij artikel 14 bepaalde termijn van drie maanden, wordt de huur ten behoeve van de huurder hernieuwd, behoudens het recht van de verhuurder om aanspraak te maken op andere voorwaarden of zich te beroepen op het aanbod van een derde, overeenkomstig de artikelen 14 en 21 van deze wet. De termijn waarover de verhuurder beschikt om de voorwaarden waarvan de hernieuwing afhankelijk is of het aanbod van een derde te doen kennen aan de huurder, is evenwel beperkt tot een maand te rekenen van de betekening van het vonnis.