Het recht op hoger beroep in strafzaken werd grondig hervormd door de de Potpourri II: wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering). Hierna geven wij de nieuwe actuele en thans vigerende regeling.
Ingevolge de Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake Justitie (BS van 19 februari 2016) werd artikel 204 van het Wetboek van strafvordering als volgt gewijzigd:
"Art. 204. Op straffe van verval van het hoger beroep bepaalt het verzoekschrift nauwkeurig de grieven die tegen het vonnis worden ingebracht, met inbegrip van de procedurele grieven, en wordt het verzoekschrift binnen dezelfde termijn en op dezelfde griffie ingediend als de in artikel 203 bedoelde verklaring. Het verzoekschrift wordt ondertekend door de eiser in beroep of zijn advocaat, of door een ander bijzonder gevolmachtigde. In dit laatste geval wordt de volmacht bij het verzoekschrift gevoegd.
Dit verzoekschrift kan ook rechtstreeks worden ingediend op de griffie van de rechtbank of het hof waarvoor het hoger beroep gebracht wordt gebracht.
Daartoe kan een formulier, waarvan het model wordt bepaald door de Koning, worden gebruikt.
Deze bepaling geldt ook voor het Openbaar Ministerie".
De bepalingen inzake het grievenstelsel traden in werking op 1 maart 2016.
Hoger beroepen die worden aangetekend vanaf 1 maart 2016 zijn dus onderworpen aan de nieuwe bepalingen inzake het grievenstelsel
Een regelmatige en tijdige verklaring van hoger beroep die niet gevolgd wordt door een regelmatig en tijdig verzoekschrift, kan geen ontvankelijk rechtsmiddel tot stand brengen.
Wanneer er tijdig een verklaring van hoger beroep wordt afgelegd, maar geen regelmatig verzoekschrift met grieven wordt ingediend ter griffie (of een dergelijk verzoekschrift laattijdig wordt ingediend), zal het hoger beroep zonder meer "vervallen" - onontvankelijk - worden verklaard.
De akte van hoger beroep blijft de ultieme bovengrens bij de vaststelling van de devolutieve werking van het hoger beroep, in die zin dat een verzoekschrift met grieven op zichzelf nooit een uitbreiding kan inhouden van de devolutieve werking van het hoger beroep zoals die voortvloeit uit de akte van beroep. Ingevolge het grievenstelsel, zoals dit blijkt uit art. 204 en 210 Sv., zal de devolutieve werking van het hoger beroep, zoals dit in beginsel voortvloeit uit de akte van hoger beroep, en de rechtsmacht van de appelrechters verder worden beperkt, want uit die bepalingen vloeit voort dat de rechter in hoger beroep slechts van welbepaalde grieven kennis kan nemen, namelijk de grieven die opgeworpen worden in het in art. 204 Sv. bedoelde verzoekschrift, en voor het overige slechts een strikt omschreven categorie van grieven die van openbare orde zijn.
Andere grieven zijn voor de appelrechter niet langer meer aan de orde.