Wettelijke compensatie vindt van rechtswege plaats, uit kracht van de wet, zelfs buiten weten van de schuldenaars en kan om die reden door de beslagrechter in een executiegeschil worden vastgesteld. De twee schulden vernietigen elkaar op het ogenblik dat zij tegelijk bestaan, ten belope van hun wederkerig bedrag (art. 1290 BW). Wettelijke schuldvergelijking heeft krachtens art. 1291 oud BW enkel plaats tussen twee schulden die beide tot voorwerp hebben een geldsom of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken van dezelfde soort en die beide vaststaande en opeisbaar zijn. Wordt die verrekening door de schuldeiser ten onrechte betwist, dan kan de beslagrechter de wettelijke compensatie vaststellen naar aanleiding van het executiegeschil.
Beweert de schuldenaar daarentegen over een vordering te beschikken, maar zijn de voorwaarden voor de wettelijke compensatie nog niet vervuld, omdat de tegenvordering van de schuldenaar zelf nog niet vaststaand of opeisbaar is, dan behoeft de schuldeiser, die beschikt over een uitvoerbare titel, een gerechtelijke compensatie die moet voortvloeien uit een nog te vellen vonnis niet te laten tegenwerpen. De beslagrechter is niet bevoegd om naar aanleiding van een gedwongen uitvoering van een uitvoerbare titel, meer bepaald een vonnis, de schuldvordering die voortvloeit uit dit vonnis te compenseren op verzoek van de debiteur, die enkel beweert te beschikken over een zekere, vaststaande en opeisbare schuldvordering, maar hiervoor nog geen uitvoerbare titel heeft verkregen.
Gerechtelijke schuldvordering kan niet als exceptie worden ingeroepen, maar onderstelt het instellen van een rechtsvordering. Uit de regel dat bij gerechtelijke vergelijking de beide schulden pas compensabel worden door de uitspraak van de rechter volgt dat de compensatie geen uitwerking kan krijgen vóór het tijdstip van het vonnis en dat gerechtelijke schuldvergelijking niet mogelijk is wanneer de tegenvordering verjaard is.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.264. Gerechtelijke schuldvergelijking
Zelfs indien de verbintenissen nog niet zeker of effen zijn, kan de schuldvergelijking worden uitgesproken door de rechter.
De gerechtelijke schuldvergelijking heeft uitwerking vanaf de uitspraak.
Gerechtelijke schuldvergelijking is tegenwerpelijk aan derden overeenkomstig artikel 5.261.”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
Art. 5.264 Burgerlijk Wetboek voegt een nieuwe bepaling in betreffende de gerechtelijke schuldvergelijking die niet in het Oude Burgerlijk Wetboek was geregeld.
Het komt vaak voor dat een partij die in rechte wordt aangesproken, een tegenvordering instelt tegen de andere partij. De rechter die dan uitspraak doet over hoofd- en tegenvordering kan beide vorderingen met elkaar compenseren. Omdat de voorwaarden voor wettelijke schuldvergelijking niet voordien vervuld waren (de schuldvorderingen waren bijvoorbeeld betwist of niet effen), is deze schuldvergelijking dus het werk van de rechter.
Zij krijgt dus pas uitwerking vanaf de gerechtelijke uitspraak. Voor de tegenwerpelijkheid aan derden wordt verwezen naar het algemeen regime zoals neergelegd in artikel 5 261 (nieuw) BW.
zie ook: Schuldvergelijking en de bepalingen in het (nieuw) BW